ECLI:NL:OGHACMB:2023:84
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.M. van der Bunt
- G.C.C. Lewin
- C.G. ter Veer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over geschillen na huur van ruimte voor universiteitscampus en vordering tot nakoming van vaststellingsovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap World Trade Center Curaçao N.V. (hierna: WTC) tegen de besloten vennootschap Caribbean Medical University (CMU) B.V. (hierna: CMU). WTC had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen CMU, die voortvloeide uit geschillen over de huur van ruimtes voor een universiteitscampus. De vorderingen van WTC betroffen onder andere de nakoming van een vaststellingsovereenkomst en vergoeding van herstelkosten. Het Hof heeft vastgesteld dat WTC in hoger beroep vier grieven heeft aangevoerd tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 11 oktober 2021 was uitgesproken. WTC vorderde onder andere dat het Hof het eerdere vonnis zou vernietigen en haar gewijzigde vordering zou toewijzen, met veroordeling van CMU in de proceskosten.
Het Hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de huurrelatie tussen WTC en CMU, de specificaties van bedragen die CMU aan WTC verschuldigd zou zijn, en de vaststellingsovereenkomst die partijen in 2015 hebben ondertekend. Het Hof oordeelde dat de vorderingen van WTC niet konden worden toegewezen, omdat CMU een beroep deed op de klachtplicht en het Hof oordeelde dat WTC niet tijdig had gereageerd op de tekortkomingen in de prestatie van CMU. Het Hof bevestigde dat de afwijzing van de vorderingen door het Gerecht terecht was, en dat WTC als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep moest worden veroordeeld.
De uitspraak van het Hof werd gedaan op 6 juni 2023, waarbij het Hof het bestreden vonnis bevestigde en het meer of anders gevorderde afwees. WTC werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die tot op dat moment waren begroot op NAf 351,91 aan verschotten en NAf 27.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.