Uitspraak
De zaak in het kort
2.Het verdere verloop van de procedure
3.De verdere beoordeling
personnel expenses,
projected wind down expensesover 2017-2019 in het geding gebracht, waar voor elk van die drie jaren na aftrek van de inkomsten uit
monthly feeseen
revenue gapvan ruim USD 4 miljoen is geprojecteerd (productie 20). Ook de
wind down expensesover 2014-2016 (productie 22) laten een
revenue gapzien. Hieruit wordt duidelijk dat de kostenvergoeding van 15% van de banktegoeden slechts een deel van de daadwerkelijk door FCIB gemaakte kosten dekt. De kosten die uit de kostenvergoeding van 15% gedekt worden, worden gedragen door de rekeninghouders die volgens FCIB per 1 maart 2014 niet voldoende hadden meegewerkt aan de uitkeringsprocedure (hierna: non-compliant rekeninghouders). De kosten die niet uit de kostenvergoeding van 15% gedekt worden, worden uiteindelijk gedragen door alle rekeninghouders gezamenlijk (of bij nog grotere tekorten wellicht deels door de overheid). Tegen deze achtergrond is het redelijk om een deel van de kosten die FCIB c.s. maken, toe te rekenen aan non-compliant rekeninghouders, omdat zij die kosten hebben veroorzaakt. Daarom acht het Hof het redelijk dat FCIB c.s. bij het doorbelasten van kosten aan non-compliant rekeninghouders zijn uitgegaan van het eerder genoemde bedrag van USD 29.310.766,80. De gekozen datum 1 maart 2014 is ook redelijk. Ook het percentage waarop de kostenvergoeding uitkomt (15%), acht het Hof redelijk.