Uitspraak
bevestigtde aangevallen uitspraak;
wijsthet verzoek om schadevergoeding
af.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door de minister van Justitie en Sociale Zaken van Aruba. De appellante, die in Aruba woont, heeft in 2019 een bijstandsuitkering ontvangen die later door de minister is teruggevorderd. De minister heeft in maart 2022 het bezwaar van de appellante tegen deze terugvordering ongegrond verklaard. De appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg, dat op 26 oktober 2022 de beschikking van de minister heeft vernietigd en de terugvordering heeft herroepen. De minister heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waardoor deze definitief is. De appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht, waarbij zij ook een verzoek om immateriële schadevergoeding heeft ingediend. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat de appellante inmiddels weer een bijstandsuitkering ontvangt, maar dat er nog geen terugbetaling heeft plaatsgevonden van het eerder teruggevorderde bedrag. Het Hof heeft geoordeeld dat de minister de terugvordering niet had mogen doen, aangezien de bijstandsuitkering niet onverschuldigd was betaald. Het Hof heeft de minister opgedragen om het teruggevorderde bedrag en griffierechten zo spoedig mogelijk aan de appellante terug te betalen. Het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat de gevoelens van de appellante niet voldoende zijn voor toewijzing van een schadevergoeding. De uitspraak van het Gerecht is bevestigd en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.