ECLI:NL:OGHACMB:2023:71

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
AUA2022H00257
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand en verzoek om immateriële schadevergoeding

In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door de minister van Justitie en Sociale Zaken van Aruba. De appellante, die in Aruba woont, heeft in 2019 een bijstandsuitkering ontvangen die later door de minister is teruggevorderd. De minister heeft in maart 2022 het bezwaar van de appellante tegen deze terugvordering ongegrond verklaard. De appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg, dat op 26 oktober 2022 de beschikking van de minister heeft vernietigd en de terugvordering heeft herroepen. De minister heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waardoor deze definitief is. De appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht, waarbij zij ook een verzoek om immateriële schadevergoeding heeft ingediend. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat de appellante inmiddels weer een bijstandsuitkering ontvangt, maar dat er nog geen terugbetaling heeft plaatsgevonden van het eerder teruggevorderde bedrag. Het Hof heeft geoordeeld dat de minister de terugvordering niet had mogen doen, aangezien de bijstandsuitkering niet onverschuldigd was betaald. Het Hof heeft de minister opgedragen om het teruggevorderde bedrag en griffierechten zo spoedig mogelijk aan de appellante terug te betalen. Het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat de gevoelens van de appellante niet voldoende zijn voor toewijzing van een schadevergoeding. De uitspraak van het Gerecht is bevestigd en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

AUA2022H00257
Datum uitspraak: 24 mei 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 26 oktober 2022 in zaak nr. AUA202201108, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie en Sociale Zaken (hierna: de minister)
Procesverloop
Bij beschikking van 5 juni 2019 heeft de minister aan [appellante] uitbetaalde bijstand van Afl. 3.785,- teruggevorderd.
Bij beschikking van 9 maart 2022 heeft de minister opnieuw op het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar beschikt en het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de uitspraak van 26 oktober 2022 (ECLI:NL:OGEAA:2022:402) heeft het Gerecht het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de beschikking van 9 maart 2022 vernietigd en de beschikking van 5 juni 2019 herroepen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2023. [appellante], bijgestaan door [naam gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia en mr. Y.F.M. Kaarsbaan, beiden werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische Zaken, zijn verschenen.
Overwegingen
[appellante] ontvangt een bijstandsuitkering. De minister heeft deze uitkering per 1 mei 2019 stopgezet omdat [appellante] werkzaamheden verrichte en daaruit inkomsten had en over de perioden van 1 tot en met 22 december 2017 en 1 februari tot en met 30 april 2019 een bedrag van Afl. 3.785,- teruggevorderd.
Het Gerecht heeft overwogen dat de minister de bijstand niet had mogen terugvorderen. Volgens vaste rechtspraak is terugvordering van bijstand slechts mogelijk indien deze onverschuldigd is betaald. De bijstandsuitkering is per 1 mei 2019 stopgezet en niet is gebleken dat deze eerder is stopgezet. De tot 1 mei 2019 verleende bijstand is dus niet onverschuldigd betaald en kan daarom niet van [appellante] worden teruggevorderd.
[appellante] voert in hoger beroep aan dat het bedrag van Afl. 3.785,- nog steeds niet aan haar is terugbetaald. Ook is het griffierecht van Afl. 25,- nog niet terugbetaald. Omdat zij nu al bijna vier jaar wacht op terugbetaling van de onterecht teruggevorderde bijstand verzoekt zij de minister te veroordelen tot een immateriële schadevergoeding van Afl. 10.000,-.
3.1. Het Hof stelt voorop dat [appellante] in beroep gelijk heeft gekregen van het Gerecht. De minister heeft tegen de uitspraak van het Gerecht geen hoger beroep ingesteld en moet dus uitvoering geven aan de uitspraak van het Gerecht. Het door [appellante] ingestelde hoger beroep verandert daar niets aan. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat [appellante] inmiddels wel weer een bijstandsuitkering ontvangt, maar dat er nog niets aan [appellante] is terugbetaald. Het Hof benadrukt dat de minister het bedrag van Afl. 3.785,- en het bedrag van Afl. 25,- aan griffierecht in beroep zo spoedig mogelijk aan [appellante] moet terugbetalen.
3.2. Het Hof stelt vervolgens vast dat wat [appellante] in hoger beroep naar voren heeft gebracht, niet is gericht tegen de uitspraak van het Gerecht. Die uitspraak moet daarom worden bevestigd. Het Hof geeft de minister in overweging ook het bedrag van Afl. 75,- aan griffierecht in hoger beroep aan [appellante] terug te betalen.
3.3. Het Hof zal het verzoek van [appellante] om vergoeding van immateriële schade afwijzen, reeds omdat het feit dat [appellante] zich – hoe begrijpelijk ook – gekwetst voelt door het handelen van de minister niet voldoende is voor het toewijzen van een vergoeding van immateriële schade.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
bevestigtde aangevallen uitspraak;
II.
wijsthet verzoek om schadevergoeding
af.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.