ECLI:NL:OGHACMB:2023:64

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
CUR2022H00048
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. drs. P.J.J. Vonk
  • mr. J. Snitker
  • mr. drs. M.G.J.M. van Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor inkomsten uit het buitenland

In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor de inkomsten die hij heeft ontvangen van [X] Inc., een bedrijf gevestigd in de Verenigde Staten. De belanghebbende, die woont in Curaçao, heeft in 2017 een bedrag van NAf 53.400 ontvangen voor zijn werkzaamheden als directeur van [X]. Daarnaast ontving hij rente-inkomsten van NAf 24.539 uit de VS. De Inspecteur der Belastingen in Curaçao heeft een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van NAf 77.439, maar heeft geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.

De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur heeft geen uitspraak gedaan. Na een beroep bij het Gerecht in eerste aanleg, dat het beroep gegrond verklaarde, heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat partijen het eens zijn over de ontvangen vergoedingen voor de werkzaamheden van de belanghebbende. Het Hof concludeert dat de inkomsten van de belanghebbende vallen onder de vrijstelling van inkomstenbelasting voor buitenlands inkomen, zoals vastgelegd in het Landsbesluit voorkoming van dubbele belasting.

Het Hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Gerecht, en vermindert de aanslag tot het belastbaar inkomen van NAf 77.439, met inachtneming van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De Inspecteur wordt opgedragen het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak

CUR2022H00048
Datum uitspraak: 4 april 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Belanghebbende],
wonende te Curaçao,
appellant in hoger beroep (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht) van 28 december 2021 in de zaak BBZ nr. CUR202004487, in het geding tussen:
belanghebbende
en
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,zetelend in Curaçao,
verweerder in hoger beroep (hierna: de Inspecteur).

1.Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is op 1 februari 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 77.439.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen op 20 februari 2019 een bezwaarschrift ingediend. De Inspecteur heeft geen uitspraak op bezwaar gedaan.
1.3.
Belanghebbende heeft op 3 november 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op het bezwaar en heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4.
Het Gerecht heeft het beroep inzake het niet tijdig beslissen op het bezwaar gegrond verklaard, het bezwaar tegen de aanslag ongegrond verklaard, en de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
1.5.1.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 24 februari 2022 pro forma hoger beroep ingesteld en dit nader gemotiveerd bij schrijven van 22 april 2022.
1.5.2.
Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 200.
1.5.3.
De Inspecteur heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
1.6.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van het Gerecht ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft. Voorts heeft belanghebbende op 26 oktober 2022 een drietal nadere stukken ingediend.
1.7.
De zaak is ter zitting te Willemstad behandeld op 31 oktober 2022, waar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [A], alsmede namens de Inspecteur [B].
1.8.
Aan het eind van de zitting is het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2. In deze zaak wordt uitgegaan van de navolgende feiten.
2.1
Belanghebbende is ingezetene van Curaçao. Belanghebbende verricht werkzaamheden in de Verenigde Staten (hierna: VS). In het onderhavige jaar heeft belanghebbende een bedrag van NAf 53.400 van het in de VS gevestigde bedrijf [X] Inc. genoten. Daarnaast heeft belanghebbende een bedrag van NAf 24.539 aan rente inkomsten uit de VS genoten.
2.2.
Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 77.439. Hij heeft in zijn aangifte verzocht om toepassing van het penshonado-tarief van 10 percent. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het gehele inkomen.
2.3
De Inspecteur heeft, conform de aangifte, de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 77.439 en een belastingtarief van 10 percent. Het bedrag aan verschuldigde belasting is berekend op NAf 7.743. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is niet verleend.
2.4.
De heer [K], als Tax Partner verbonden aan [Q] in Miami, VS, heeft bij bericht van 25 oktober 2022 het volgende medegedeeld:
“attached is the 2017 form.
on the books of [X], the expense is in account 999997 - Directors Fees.
that is what we have in our records from importing their trial balance into our software.
[X] has very little activity.
it owned Deel Sales (dealerships) and had a few expenses, this being one of them.
On the tax return, they are classified as Directors Fees.
I don't see that another category would have been appropriate. Independent personal services would encompass Directors Fees.
none of the other categories of compensation would apply to these fees.”
2.5.
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft de heer [L], manager van [X] LLC verklaard:
2017 thru 2020 lncome – [Belanghebbende]
To whom it may concern:
[Belanghebbende] received fees as a Director of [X] LLC for the periods 2017 through 2020 in the total amount of $ 30,000 as reported to the lnternal Revenue Service on Form 1042-S.”
2.6.
Voorts is een afschrift in het geding gebracht van het door [X] bij de Amerikaanse belastingdienst ingediende formulier “Form 1042-S Foreign Person's U.S. Source lncome Subject to Withholding 2017”, waaruit blijkt dat op het door [X] aan belanghebbende betaalde bedrag Amerikaanse belasting is ingehouden.

3.Landsbesluit voorkoming van dubbele belasting

3.1.
Op 17 oktober 2022 is de Landsbesluit voorkoming van dubbele belasting (het Besluit) bekend gemaakt. Op grond van artikel 14 van het Besluit treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking en geldt het, voor zover hier van belang, voor de inkomstenbelasting voor alle jaren waarvoor de aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. Het Besluit is derhalve van toepassing op de onderhavige zaak.
3.2.
Artikel 6 van het Besluit bepaalt, voor zover van belang:
“1. Een binnenlands belastingplichtige is vrijgesteld van de inkomstenbelasting die betrekking heeft op buitenlands inkomen.
2. Voor de toepassing van dit landsbesluit bestaat het buitenlands inkomen uit het gezamenlijke bedrag van hetgeen de belastingplichtige als inkomensbestanddeel uit een andere mogendheid geniet als:
a. (…);
b. zuivere opbrengsten (…):
1°. (…);
2°. (…);
3° uit het uitoefenen of hebben uitgeoefend van een functie als bestuurder of commissaris van een lichaam dat inwoner is van een andere mogendheid;
(…)
voor zover die zuivere opbrengsten zijn onderworpen aan een belasting naar de winst of het inkomen die vanwege een andere mogendheid wordt geheven.
(…)”

4.Geschil in hoger beroep

4.1.
In geschil is of belanghebbende ter zake van de ontvangen inkomsten van [X] recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
4.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij aanspraak heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
4.3.
De Inspecteur stelt dat belanghebbende geen aanspraak heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
4.4.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op wat zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.5.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht voor zover dat ziet op de aanslag en vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.

5.Oordeel van het Gerecht

Het Gerecht heeft geoordeeld dat op basis van de door belanghebbende verstrekte informatie blijkt dat hij geen heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

6.Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
Ter zitting zijn de hiervoor in overweging 2.4 tot en met 2.6 vermelde stukken met partijen besproken. Partijen zijn tot het eensluidende oordeel gekomen dat op basis van de daarin verstrekte informatie belanghebbende van [X] een vergoeding heeft genoten voor de door hem verrichte werkzaamheden als directeur. Het Hof sluit zich bij dit eenstemmige oordeel van partijen aan; het geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
6.2.
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de inkomsten van belanghebbende, die zijn genoten uit hoofde van het door hem uitoefenen van een functie als bestuurder van [X], dat een lichaam is dat inwoner is van een andere mogendheid, vallen onder artikel 6, lid 2, onderdeel b, ten derde van het Besluit. Belanghebbende is derhalve vrijgesteld van de inkomstenbelasting die betrekking heeft op buitenlands inkomen van [X].
Slotsom
6.3.
Gelet op al het voorgaande is het hoger beroep gegrond.

7.Griffierecht en proceskosten

7.1.
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten in hoger beroep.
7.2.
De Inspecteur dient op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 200 aan belanghebbende te vergoeden.
7.3.
Beslist dient te worden als volgt.

8.Beslissing

Het Hof
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van het Gerecht, behoudens de beslissingen met betrekking tot het niet-tijdig beslissen op bezwaar en het vergoeden van immateriële schade, de proceskosten en het griffierecht;
- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van NAf 77.439 met een belastingtarief van 10 percent, en rekening houdend met aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van het door belanghebbende van Invercosa Investment ontvangen inkomen;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van NAf 200 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. P.J.J. Vonk, voorzitter, mr. J. Snitker en mr. drs. M.G.J.M. van Kempen, leden, in tegenwoordigheid van M.M.M. Faro MSc, als griffier. Wegens ontstentenis van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. J. Snitker.
De beslissing is op 4 april 2023 in het openbaar uitgesproken.
Afschriften zijn per post/per e-mail op (
datum-stempel) aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.