ECLI:NL:OGHACMB:2023:57

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
AUA2022H00233
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten op publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid van Serlimar

In deze zaak gaat het om de vraag of de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten (LBA) van toepassing is op Serlimar, een publiekrechtelijke rechtspersoon. De werknemer, die in 2009 in dienst trad bij Serlimar, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn verzoeken om het ontslag nietig te verklaren, zijn afgewezen. Serlimar had het dienstverband van de werknemer beëindigd zonder de vereiste ontslagvergunning aan te vragen. De werknemer stelt dat het ontslag nietig is omdat de ontslagvergunning ontbreekt, terwijl Serlimar aanvoert dat de LBA niet van toepassing is op haar als publiekrechtelijk lichaam. Het Hof heeft vastgesteld dat Serlimar rechtspersoonlijkheid bezit en dat zij onder de definitie van de overheid valt, waardoor de LBA niet van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de werknemer. De wijziging van de LBA per 1 september 2021 heeft hier geen invloed op, aangezien Serlimar al voor die datum als overheid werd beschouwd. Het Hof bevestigt de beschikking van het Gerecht en wijst het hoger beroep van de werknemer af, waarbij hij in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: AUA202201003 – AUA2022H00233
Uitspraak: 25 april 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[DE WERKNEMER],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. E.E. Rosenstand,
tegen
de rechtspersoon
SERVICIO DI LIMPIESA DI ARUBA,
zetelend in Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.G. Kock.
Partijen worden hierna [de werknemer] en Serlimar genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 24 oktober 2022 ingekomen beroepschrift is [de werknemer] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 13 september 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft [de werknemer] het hoger beroep toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zijn verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Serlimar in de proceskosten in beide instanties.
1.2
Serlimar heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend.
1.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 27 maart 2023. [de werknemer] is verschenen met zijn gemachtigde. Namens Serlimar is de gemachtigde verschenen. Allen hebben het woord gevoerd en vragen beantwoord. Beide gemachtigden hebben een productie overgelegd. In beide gevallen heeft de gemachtigde van de wederpartij te kennen gegeven daartegen geen bezwaar te hebben.
1.4
Beschikking is aangezegd en bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten. [de werknemer] is in 2009 in dienst getreden van Serlimar. Bij brief van 7 januari 2022 heeft Serlimar het dienstverband met [de werknemer] beëindigd. Serlimar had daarvoor geen toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid (hierna: ontslagvergunning) verzocht of verkregen als bedoeld in art. 4 van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten (hierna: LBA).
2.2
In deze rechtszaak heeft [de werknemer] verzoeken gedaan op grond van zijn standpunt dat het gegeven ontslag nietig is, omdat een ontslagvergunning ontbreekt. Serlimar heeft het verweer gevoerd dat de LBA niet van toepassing is en dat zij daarom geen ontslagvergunning nodig had voor het gegeven ontslag. Het Gerecht heeft dit verweer gehonoreerd en de verzoeken afgewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht.
2.3
Tot 1 september 2021 luidde art. 2, aanhef en sub a, LBA dat de LBA niet van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van werknemers bij “een publiekrechtelijk lichaam”. Art. 2, aanhef en sub a, LBA (oud) is in zoverre gelijkluidend aan art. 2 lid 1 aanhef en sub a BBA 1945 (oud). Over laatstbedoelde bepaling heeft de Hoge Raad overwogen dat die geen aanknopingspunt biedt voor een onderscheid tussen publiekrechtelijke lichamen die wel, en publiekrechtelijke lichamen die niet tot de overheid behoren (HR 11 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2806, NJ 1999/494 (Nederlandse Orde van Advocaten)). Alle publiekrechtelijke lichamen in de zin van art. 2 lid 1 aanhef en sub a BBA 1945 (oud) worden dus geacht tot de overheid te behoren. Ditzelfde moet ingevolge het concordantiebeginsel worden aangenomen voor publiekrechtelijke lichamen in de zin van art. 2, aanhef en sub a, LBA (oud).
2.4
Blijkens art. 2 lid 3 van de Landsverordening Serlimar (AB 2005 no. 5) bezit Serlimar rechtspersoonlijkheid. Blijkens de intitulé van deze landsverordening is dat een publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid. Serlimar is daarmee een publiekrechtelijk lichaam in de zin van art. 2, aanhef en sub a, LBA (oud). Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen, moet Serlimar ook geacht worden reeds onder het LBA zoals dat tot 1 september 2021 luidde, te hebben behoord tot “de overheid”. Zoals partijen ook onderkennen, was de LBA niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst van werknemers bij Serlimar. Serlimar had voor het ontslag van haar personeel dan ook geen ontslagvergunning nodig.
2.5
Bij art. XIX sub B Aanpassingsverordening aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba (AB 2021 no. 43, inw.tr. AB 2021 no. 90) zijn in art. 2, aanhef en sub a, LBA de woorden “een publiekrechtelijk lichaam” vervangen door “de overheid”. Nu Serlimar reeds onder het LBA zoals dat tot 1 september 2021 luidde, tot de overheid behoorde, moet zij ook voor de toepassing van het LBA zoals dat thans luidt, geacht worden tot de overheid te behoren. Ook thans is de LBA dus niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst van werknemers bij Serlimar en heeft Serlimar voor het ontslag van haar personeel geen ontslagvergunning nodig.
2.6
Serlimar heeft bij de mondelinge behandeling in hoger beroep een beroep gedaan op de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de LBA per 1 september 2021. Daarin staat onder meer:
Artikelen XVII tot en met XXVI (arbeids- en sociale zekerheidswetgeving)
In deze artikelen vinden technische en terminologische aanpassingen plaats in verband met de invoering van titel 7.10 BWA inzake de arbeidsovereenkomst alsmede in verband met wijzigingen die in 2013 in de arbeidswetgeving hebben plaatsgevonden. Wat betreft artikel XIX, inzake de wijziging van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten, wordt opgemerkt dat het huidige artikel 7 spreekt van nietigheid, terwijl bedoeld is dat de opzegging vernietigbaar is. (…)
2.7
De Memorie van Toelichting verwijst dus naar de invoering van titel 7.10 BW. Daarbij is art. 7A:1613y lid 2 BW vervangen door art. 7:615 lid 2 BW. In beide artikelen komt ongewijzigd de term “personen in dienst van de overheid” voor. Het Hof vat voornoemde passage uit de Memorie van Toelichting zo op dat met de wijziging van art. 2, aanhef en sub a, LBA beoogd is de in die bepaling bedoelde kring van personen gelijk te trekken met de kring van personen die bedoeld is in art. 7:615 lid 2 BW. Voor het antwoord op de vraag of de LBA van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van werknemers bij Serlimar, is dat verder niet van belang.
2.8 [
[de werknemer] heeft bij de mondelinge behandeling in hoger beroep een publicatie van de Directie Arbeid en Onderzoek van 27 augustus 2021 in het geding gebracht. Hierin staat dat de arbeidsovereenkomst van werknemers bij Serlimar door de wetswijziging van 1 september 2021 onder de werking van de LBA zal vallen. Blijkens voorgaande overwegingen gaat die publicatie uit van een onjuiste rechtsopvatting. [de werknemer] kan er geen rechten aan ontlenen, nu de Directie Arbeid en Onderzoek niet bevoegd is om een bindende uitleg aan de wet te geven.
2.9
Het hoger beroep mist doel. De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. [de werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [de werknemer] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Serlimar gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, E.A. Saleh en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 25 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.