3.19Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering moet alsnog voor een groter deel worden toegewezen. Bij deze uitkomst geldt Shirpa als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Bovendien heeft DBCA moeten procederen om haar vordering gedeeltelijk toegewezen te krijgen en hoger beroep moeten instellen om alsnog een groter deel van haar vordering toegewezen te krijgen. Shirpa zal daarom worden veroordeeld in de kosten van beide instanties, in beide gevallen berekend volgens het tarief van het in hoger beroep toegewezen bedrag. Het incidenteel appel faalt. Ook in de kosten daarvan zal Shirpa worden veroordeeld.
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Shirpa tot betaling van:
a. USD 1.050,-, te vermeerderen met de boete van 1,5% per maand vanaf 180 dagen na 1 januari 2015 tot aan de dag van de voldoening;
b. USD 1.050,-, te vermeerderen met de boete van 1,5% per maand vanaf 180 dagen na 1 januari 2016 tot aan de dag van de voldoening;
c. USD 1.050,-, te vermeerderen met de boete van 1,5% per maand vanaf 180 dagen na 1 januari 2017 tot aan de dag van de voldoening;
d. USD 2.050,-, te vermeerderen met de boete van 1,5% per maand vanaf 180 dagen na 1 januari 2018 tot aan de dag van de voldoening;
e. USD 2.050,-, te vermeerderen met de boete van 1,5% per maand vanaf 180 dagen na 1 januari 2019 tot aan de dag van de voldoening;
f. USD 2.050,-, te vermeerderen met de boete van 18% vanaf 1 april 2020 tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt Shirpa tot betaling van NAf 2.250,- ter vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
bepaalt dat de betaling van USD 1.638,- op 16 juli 2020 in mindering strekt op het nog te betalen bedrag;
veroordeelt Shirpa in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van DBCA gevallen en tot op heden begroot op NAf 750,- aan vastrecht, NAf 3.000,- aan salaris voor de gemachtigde, NAf 250,- aan nakosten en NAf 2.707.65 aan beslagkosten, al deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2021 tot aan de dag van de voldoening, en in geval van betekening van het vonnis van het Gerecht nog te vermeerderen met NAf 150,- aan verdere nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betekening tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt Shirpa in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, aan de zijde van DBCA gevallen en tot op heden begroot op NAf 1.990,- aan verschotten en NAf 7.500,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 6 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.