Uitspraak
Zaaknummer: H-170/21
Vonnis
[verdachte],
19 maart 2021. Op 16 november 2021 heeft de griffiemedewerker een tweede appelakte opgemaakt, waarin is neergelegd dat de officier van justitie op 16 november 2021 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht van
1 november 2021. Op deze aldus ingevulde akte (hierna: de tweede akte) is (het hof begrijpt: door de griffier) geschreven dat “appel is ingediend op de 15de november 2021, welke de foutieve datum van het vonnis vandaag werd gewijzigd van 19 maart 2021 voor 1 november 2021”. Aldus heeft de griffier een kennelijke verschrijving in de eerste akte door het opmaken van de tweede akte willen herstellen. Nu bovendien in de beide aktes het parketnummer van de onderhavige zaak is vermeld met daarbij de volledige naam van de verdachte, lijdt het in het licht van het vorenstaande voor het Hof geen twijfel dat de officier van justitie op 15 november 2021 – en aldus tijdig – hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof verwerpt het gevoerde verweer en stelt vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep.
:
Feit 3
subsidiair: eenvoudige bankbreuk
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,niet in ongeschonden toestand tevoorschijn heeft gebracht: de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarmee hij
en/of zijn mededader(s)ingevolge artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een administratie heeft
/hebbengevoerd,
en (ook niet) de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die hij en/of zijn mededader(s) ingevolge dat artikel heeft/hebben bewaard,
/hebbenhij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)de administratie ingevolge voornoemd artikel niet
(geheel) bewaard en/ofgetoond en/of uitgeleverd aan de curator in het faillissement van de rechtspersoon [rechtspersoon].