ECLI:NL:OGHACMB:2023:41

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
BON2021H00049
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontslag en betaling van loon in kort geding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer die in kort geding een vordering heeft ingesteld tegen haar werkgever, Hopi Bon Properties Beheer B.V., na haar ontslag. De werknemer, die sinds 22 juli 2019 in dienst was, werd op 23 maart 2020 ziek en is arbeidsongeschikt verklaard. De werkgever vroeg op 25 maart 2021 toestemming aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, welke toestemming op 7 mei 2021 werd verleend. De werknemer ontving op 10 juni 2021 een e-mail van de werkgever waarin het einde van haar dienstverband werd bevestigd, maar zij betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en vorderde doorbetaling van loon en verstrekking van loonspecificaties.

Het Gerecht in eerste aanleg heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een voorschot van USD 900,-, maar de werknemer ging in hoger beroep tegen de afwijzing van haar overige vorderingen. Het Hof oordeelt dat de arbeidsovereenkomst voldoende duidelijk is opgezegd, maar dat de wettelijke opzegtermijn niet in acht is genomen. De werknemer heeft recht op een voorschot van USD 2.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente, en de werkgever moet loonspecificaties verstrekken. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 21 maart 2023.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: BON202100449 – BON2021H00049
Uitspraak: 21 maart 2023

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:

[DE WERKNEMER],

wonende op Bonaire,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
de besloten vennootschap
“HOPI BON” PROPERTIES BEHEER B.V.,
handelende onder de naam Bonaire Comfort Rentals,
gevestigd op Bonaire,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: P. Groenewoud, statutair bestuurder.
Partijen worden hierna [de werknemer] en Hopi Bon genoemd.
1.
Het verloop van de procedure
1.1
Bij op 17 november 2021 ingekomen akte van appel is [de werknemer] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 27 oktober 2021 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 3 december 2021 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [de werknemer] zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Hopi Bon in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Een memorie van antwoord is niet ingekomen.
1.4
Op 13 januari 2023 heeft de gemachtigde van Hopi Bon een pleitnota ingediend, met producties. Op 17 januari 2023 heeft de gemachtigde van [de werknemer] een pleitnota ingediend.
1.5
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.
2.
De beoordeling
Kosteloos procederen
2.1
Gelet op het overgelegde besluit van de Raad voor Rechtsbijstand zal het Hof [de werknemer] toelating verlenen om in hoger beroep kosteloos te procederen.
Feiten
2.2
Het Hof gaat uit van het volgende.
2.2.1
Met ingang van 22 juli 2019 is [de werknemer] bij Hopi Bon in dienst getreden als
rental agent short and mid term. Bij overeenkomst van 22 september 2019 zijn zij nader overeengekomen:

Artikel 2

Duur van de overeenkomst
Deze arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd met een wederzijdse opzegtermijn van 2 maanden.
Laatstelijk bedroeg het maandsalaris van [de werknemer] USD 2.150,- bruto.
2.2.2
Op 23 maart 2020 heeft [de werknemer] zich ziek gemeld. Met ingang van die dag is zij arbeidsongeschikt verklaard. De (gehele of gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid heeft in elk geval voortgeduurd tot 13 oktober 2021.
2.2.3
Bij verzoekschrift van 25 maart 2021 heeft Hopi Bon de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) verzocht haar toestemming te verlenen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [de werknemer]. Bij beschikking van 7 mei 2021 heeft SZW de verzochte toestemming verleend.
2.2.4
Bij e-mail van 10 mei 2021, met als onderwerp “ontslag bevestiging”, heeft Hopi Bon aan [de werknemer] bericht:
Gerelateerd aan mijn verzoekschrift om per 25/03/2021 onze arbeidsovereenkomst te mogen beëindigen, wil ik je laten weten dat deze toestemming onder beschikking nr. [001] is gehonoreerd.
2.2.5
Hopi Bon heeft bij de Rijksdienst Caribisch Nederland, Unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid per e-mail verzocht om nadere uitleg over de opzegtermijn. In reactie daarop heeft een juridisch medewerker van die unit
bij e-mail van 11 mei 2021 aan Hopi Bon bericht:
Als u vandaag opzegt, moet u [de werknemer] tot uiterlijk 11 juni door betalen.
2.2.6
Bij e-mail van 11 juni 2021 heeft Hopi Bon aan [de werknemer] bericht:
Hierbij de bevestiging van definitief einde dienstverband met 10/06/2021, conform beschikking nr. [001].
2.2.7
Op 1 juli 2021 heeft Hopi Bon een bedrag van USD 930,14 aan [de werknemer] betaald, onder vermelding van:
Eindafrekening t/m 10/6.
2.2.8
Bij e-mail van 22 september 2021 aan Hopi Bon heeft [de werknemer] aanspraak gemaakt op loon over de periode 10 juli 2021 tot en met september 2021. Hierop heeft Hopi Bon gereageerd met:
Per 10/6/21 ben je niet meer in dienst met toestemming van SZW, zie mijn eerdere berichtgeving daaromtrent.
Vordering en beslissing van het Gerecht
2.3
In dit kort geding heeft [de werknemer] gevorderd, verkort weergegeven,
a. doorbetaling van loon, althans ziekengeld;
b. verstrekking van een loonspecificatie, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
c. betaling van de wettelijke verhoging;
met wettelijke rente, proceskosten en nakosten.
2.4
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht Hopi Bon veroordeeld tot betaling van een voorschot van USD 900,-, met wettelijke rente. Hiertoe heeft het Gerecht, verkort weergegeven, als volgt overwogen. Hopi Bon moet ziekengeld doorbetalen tot 29 juli 2021 (4.4) In de omstandigheid dat het een geldvordering in kort geding betreft, ziet het Gerecht aanleiding de toewijzing te beperken tot een voorschot, rekening houdend met de stelling van [de werknemer] dat zij tot 10 juli 2021 salaris of ziekengeld heeft ontvangen (4.5). Nu het een voorschot betreft, ziet het Gerecht geen aanleiding om de vorderingen ter zake van de loonspecificatie en de wettelijke verhoging toe te wijzen (4.6).
Hetgeen [de werknemer] meer of anders gevorderd heeft, heeft het Gerecht afgewezen. Het hoger beroep van [de werknemer] is gericht tegen die afwijzingen. Het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd. Ook daartegen is het hoger beroep gericht.
De arbeidsovereenkomst is voldoende duidelijk opgezegd
2.5
De volgens vaste rechtspraak geldende strenge maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer zijn dienstbetrekking vrijwillig heeft willen beëindigen, geldt niet voor opzeggingen door de werkgever. Er is geen reden een verklaring van de werkgever, strekkende tot opzegging van de arbeidsovereenkomst, anders te beoordelen dan aan de hand van de maatstaf van art. 3:33 en 3:35 BW. Een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werkgever is niet vereist (vergelijk: HR 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8387). Waar het in dit geval dus om gaat, is of [de werknemer] onder de omstandigheden van het geval aan de e-mail van 10 mei 2021 redelijkerwijze een andere zin mocht toekennen dan die van een opzegging.
2.6 [
[de werknemer] wist dat Hopi Bon de ontslagprocedure in gang had gezet. De e-mail noemt een verzoekschrift om de arbeidsovereenkomst te mogen beëindigen en een verkregen toestemming. Verder heeft de e-mail als onderwerp “ontslag bevestiging”. De arbeidsovereenkomst is daarmee voldoende duidelijk opgezegd, ook al bevat de e-mail niet het woord “opzegging” en noemt die geen opzegtermijn. [de werknemer] kon redelijkerwijs niet betwijfelen dat de e-mail bedoeld was als een opzegging. Een andere goede reden om haar op de hoogte te stellen van de verkregen ontslagvergunning heeft [de werknemer] niet genoemd. Hopi Bon mocht redelijkerwijs ervan uitgaan dat [de werknemer] de bedoeling begreep. Mocht [de werknemer] toch twijfel over de bedoeling gehad hebben, dan lag het op haar weg om daar opheldering over te vragen.
De wettelijke opzegtermijn is niet in acht genomen
2.7
Art. 7a:1615i BW BES luidt als volgt:
1. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een dienstbetrekking die op de dag van opzegging:
a. korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden;
2. De door de arbeider in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand.
3. Indien de toestemming als bedoeld in artikel 4 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES, respectievelijk de beoordeling als bedoeld in artikel 5 van evengenoemde wet, is gegeven, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de in artikel 4 respectievelijk 5 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES genoemde termijn, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de resterende termijn van opzegging als bedoeld in de eerste volzin, korter dan één maand bedraagt.
4. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst worden verkort. De termijn kan bij schriftelijke overeenkomst worden verlengd.
5. Van de termijn, bedoeld in het tweede lid, kan bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken. De termijn van opzegging door de arbeider mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die van de arbeider. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de termijn van opzegging voor de werkgever als bedoeld in de tweede volzin, wordt verkort, mits die termijn niet korter is dan die voor de arbeider.
6. Voor de toepassing van het eerste lid worden dienstbetrekkingen geacht een zelfde niet onderbroken dienstbetrekking te vormen in geval van herstel van de dienstbetrekking ingevolge artikel 1615t.
2.8
Art. 4 lid 3 Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES luidt als volgt:
Onze Minister besluit binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie, bedoeld in artikel 3, doch in ieder geval binnen acht weken na ontvangst van het verzoek tot toestemming tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De termijn van acht weken kan worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.
2.9
De arbeidsovereenkomst heeft korter dan vijf jaar geduurd. De wettelijke opzegtermijn van art. 7a:1615i lid 1, aanhef en sub a BW BES bedraagt dus één maand. Partijen zijn in art. 2 van de overeenkomst van 22 september 2019 een wederzijdse opzegtermijn van twee maanden overeengekomen. Blijkens de tweede volzin van art. 7a:1615i lid 5 BW BES mag de overeengekomen opzegtermijn voor de werkgever niet korter zijn dan het dubbele van die van de werknemer. In dit geval mocht de opzegtermijn voor Hopi Bon dus niet korter zijn dan vier maanden. Art. 7a:1615i lid 3 BW BES moet zo worden gelezen (concordant met art. 7:672 lid 6 BW van Europees Nederland) dat de termijn van vier maanden ingaat op de dag waarop SZW het verzoek heeft ontvangen (dus de duur van de procedure bij SZW mag worden afgetrokken). In dit geval gaat de termijn van vier maanden dus in op 25 maart 2021 en eindigt die op 25 juli 2021. Daarbij is voldaan aan het vereiste (genoemd in art. 7a:1615i lid 3 BW BES) dat de resterende termijn (in dit geval de termijn van 10 mei 2021 tot 25 juli 2021) niet korter is dan één maand.
Er is te weinig betaald
2.1
Hopi Bon heeft de uitkering gelijk aan het ziekengeld (als bedoeld in art. 5 lid 6 Wet ziekteverzekering BES) doorbetaald tot en met 10 juni 2021. [de werknemer] heeft dus ongeveer anderhalve maand te weinig uitkering uitbetaald gekregen. Op de overgelegde loonspecificaties van maart en april 2021 staat een bruto maandsalaris van USD 2.150,- en een uit te betalen bedrag van USD 1.524,20 vermeld. Het te weinig ontvangen bedrag kan geschat worden op anderhalf keer USD 1.524,20, dat komt uit op USD 2.286,30.
Het toe te wijzen voorschot bedraagt USD 2.000,- in totaal
2.11
Het betreft een geldvordering in kort geding. De berekening is niet exact. Er moet rekening worden gehouden met het restitutierisico. Daarom zal het Hof het toe te wijzen voorschot bepalen op USD 2.000,-. De wettelijke rente zal worden toegewezen.
Geen wettelijke verhoging
2.12
Gelet op de omstandigheid dat Hopi Bon bij het doorbetalen van de uitkering tot 10 juni 2021 is afgegaan op een door haar verzochte toelichting van SZW, ziet het Hof geen aanleiding om een voorschot op een wettelijke verhoging toe te kennen.
Salarisspecificaties
2.13
Hopi Bon is ingevolge art. 7A:1614pa lid 1 BW BES gehouden salarisspecificaties te verstrekken tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Het Hof zal de vordering ter zake daarvan toewijzen. Het Hof ziet geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. Mogelijk kan de specificatie ertoe leiden dat Hopi Bon te weten komt dat zij een hoger bedrag aan [de werknemer] verschuldigd is dan het voorschot waartoe zij thans veroordeeld wordt. In dat geval is Hopi Bon gehouden ook dat meerdere te betalen.
Slotsom
2.14
Het hoger beroep slaagt gedeeltelijk. Nu partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten in beide instanties gecompenseerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Hopi Bon tot betaling van een voorschot van USD 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis van het Gerecht waarvan beroep tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 21 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.