ECLI:NL:OGHACMB:2023:38

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
CUR2021H00009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in kort geding met aanhouding van beslissing in afwachting van bodemzaak

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] tegen [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4]. De appellanten, [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2], hebben op 8 januari 2021 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 18 december 2020 was uitgesproken. In hun memorie van grieven hebben zij zeven grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis en afwijzing van de vorderingen van de geïntimeerden, [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4]. Deze laatste partijen hebben in hun memorie van antwoord incidenteel hoger beroep ingesteld en een grief tegen het vonnis aangevoerd.

De zaak is op 14 februari 2022 mondeling bepleit, waarbij de gemachtigden van beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Hof heeft op 21 maart 2023 uitspraak gedaan, waarbij het heeft besloten om iedere beslissing in het kort geding aan te houden in afwachting van het verdere verloop van de bodemzaak. Het Hof heeft geen spoedeisend belang vastgesteld dat zich tegen deze aanhouding verzet. De zaak is op de rol doorgehaald, maar kan opnieuw worden opgeroepen indien een van de partijen voldoende belang heeft bij voortzetting van het kort geding.

De uitspraak is gedaan door de rechters G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en J. de Boer, en is ter openbare terechtzitting in Curaçao uitgesproken. De beslissing houdt in dat het Hof de zaak doorhaalt, maar dat partijen de mogelijkheid hebben om het kort geding opnieuw op de rol te plaatsen indien nodig.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: CUR202004717 – CUR2021H00009
Uitspraak: 21 maart 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:

1.[erfgenaam 1],

2.
[erfgenaam 2],
beiden wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagden,
thans appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen

1.[erfgenaam 3],

wonende te Amersfoort, Nederland,
2.
[erfgenaam 4],
wonende te Arnhem, Nederland,
in eerste aanleg eiseressen,
thans geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. E. Bokkes.
Partijen worden hierna [erfgenaam 1], [erfgenaam 2], [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4] genoemd.
1.
Het verloop van de procedure
1.1
Bij op 8 januari 2021 ingekomen akte van appel zijn [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 18 december 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 28 januari 2021 ingekomen memorie van grieven hebben [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4] – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties, en met bepaling dat het vonnis van 4 november 2019 kan worden uitgevoerd.
1.3
Bij op 13 maart 2021 ingekomen memorie, met producties, hebben [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4] de grieven van [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] bestreden, incidenteel hoger beroep ingesteld en één grief tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, behoudens voor zover daarbij de dwangsommen zijn gematigd en gemaximeerd, en alsnog de dwangsommen zal bepalen overeenkomstig de vordering [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4], met veroordeling van [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op 28 mei 2021 is een memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep ingekomen.
1.5
De gemachtigden van partijen hebben de zaak op 14 februari 2022 mondeling bepleit. Het pleidooi vond gelijktijdig plaats met het pleidooi in de bodemzaak met de zaaknummers CUR201500988 - CUR2019H00414 (hierna: de bodemzaak). Mr. Bokkes heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Mrs. Bokkes heeft producties in het geding gebracht.
1.6
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.
2.
De beoordeling
Het Hof houdt iedere beslissing in dit kort geding aan in afwachting van het verdere verloop van de bodemzaak. Er is geen (spoedeisend) belang gesteld of gebleken dat zich daartegen verzet. Om administratieve redenen zal het Hof dit kort geding op de rol doorhalen. Indien het verdere verloop van de bodemzaak daartoe aanleiding geeft, kan elke partij die daarbij voldoende belang heeft, het Hof verzoeken dit kort geding weer op de rol te plaatsen, onder opgave van het belang dat de partij daarbij meent te hebben.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
haalt de zaak door op de rol van heden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 21 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.