ECLI:NL:OGHACMB:2023:344

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
H-93-/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor doodslag en vuurwapenbezit met vrijspraak voor moord

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor doodslag en vuurwapenbezit. De verdachte was eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 29 juni 2022 vrijgesproken van moord, maar veroordeeld tot 11 jaar gevangenisstraf voor doodslag en vuurwapenbezit. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. De procureur-generaal heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van 18 jaar geëist, maar het Hof heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Het Hof heeft de vrijspraak voor moord gehandhaafd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. De verdachte heeft op 8 mei 2021 in Sint Maarten meerdere keren met een vuurwapen op het slachtoffer geschoten, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. Het Hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding volledig toegewezen, ter hoogte van USD 7.560,00, en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof.

Uitspraak

Zaaknummer: H -93/22
Parketnummer: 100.00215/21
Uitspraak: 18 december 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 29 juni 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in Sint Maarten.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (moord) vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair (doodslag) en het onder 2 ten laste gelegde (vuurwapen- en munitiebezit) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Deze benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2023.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.J. Boswijk, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.D.M. Roseburg, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 impliciet primair (moord) en het onder 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeeld partij 2] en de oplegging van de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces dan wel (putatief) noodweer(exces).
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het Hof.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot (deels) andere beslissingen komt dan het Gerecht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
Feit 1
hij op of omstreeks 8 mei 2021 te Sint Maarten,
opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en -al dan niet- na kalm en rustig overleg,
- een of meerdere malen, met een vuurwapen een of meer kogel(s) afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of op en/of in de richting van het voertuig waarin die [slachtoffer] zich bevond,
waarbij die [slachtoffer] door voornoemde kogel(s) in de buik, althans in het lichaam is geraakt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Feit 2
hij op of omstreeks 8 mei 2021 te Sint Maarten,
een vuurwapen en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het Hof acht – op grond van de bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging– wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en het onder 2 ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op
of omstreeks8 mei 2021 te Sint Maarten, opzettelijk
en - al dan niet - met voorbedachten rade[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet
en -al dan niet- na kalm en rustig overleg,- een ofmeerdere malen
,met een vuurwapen
een of meerkogel
(s
)afgevuurd op
en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of op en/of in de richting vanhet voertuig waarin die [slachtoffer] zich bevond, waarbij die
[slachtoffer]door
een vanvoornoemde kogel
(s
)in de buik
, althans in het lichaamis geraakt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Feit 2
hij op
of omstreeks8 mei 2021 te Sint Maarten, een vuurwapen en
/ofmunitie in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
Op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat het Hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
De verdachte rijdt op 8 mei 2021 in de avonduren in zijn witte pick-up in Dawn Beach. In de pick-up van de verdachte ligt een vuurwapen. Op enig moment komt de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) tegen in zijn grijze pick-up op de Trumpet Shell Road. Er vindt een confrontatie plaats tussen de verdachte en [slachtoffer], waarbij [slachtoffer]-volgens de verklaring van de verdachte- stenen op de pick-up van de verdachte gooit. De verdachte schiet hierop vanuit zijn pick-up op de pick-up van [slachtoffer], waar [slachtoffer] voorstond [1] . Na deze confrontatie rijden de verdachte en [slachtoffer] in de tegenovergestelde richting van elkaar weg. Ter hoogte van de Green Star Shell Road keert de verdachte om en rijdt hij weer terug de Trumpet Shell Road in [2] . [slachtoffer] en de verdachte komen elkaar weer tegemoet en er vindt een aanrijding plaats. De verdachte schiet dan weer op de pick-up van [slachtoffer], waarin [slachtoffer] zich bevindt. Vervolgens rijdt [slachtoffer] achteruit, weg van de verdachte. De verdachte achtervolgt [slachtoffer] op zeer korte afstand. De verdachte en [slachtoffer] komen aan in het donkere gedeelte van de Trumpet Shell Road en de verdachte schiet wederom op de pick-up van [slachtoffer], waarin [slachtoffer] zich bevindt. [Slachtoffer] ziet de gelegenheid de pick-up van de verdachte te passeren en rijdt vooruit weg van de verdachte in de richting van de Green Star Shell Road. De verdachte keert zijn pick-up om en gaat achter [slachtoffer] aan. Op de beelden is een kermend geluid te horen. Het Hof gaat ervan uit dat [slachtoffer] op dat moment door een kogel is geraakt. Onderweg naar de Green Star Shell Road stopt [slachtoffer] zijn pick-up even. De verdachte stopt ook en stapt uit zijn pick-up. De verdachte schiet dan op de pick-up van [slachtoffer], waarin [slachtoffer] zich bevindt. [Slachtoffer] rijdt door naar de Green Shell Road en stopt zijn pick-up ter hoogte van de slagboom op de Trumpet Shell Road bij de ingang van Dawn Beach. [slachtoffer] blijft in zijn pick-up zitten. De verdachte stopt zijn pick-up nabij die van [slachtoffer]. De verdachte stapt uit, loopt naar de pick-up van [slachtoffer], opent de bestuurdersportier, slaat volgens de verklaring van bewaker [bewaker] [slachtoffer] met zijn vuist, scheldt hem uit terwijl [slachtoffer] roerloos in zijn pick-up ligt en gooit daarna stenen tegen de voorruit van [slachtoffer]. Hierna loopt de verdachte terug naar zijn pick-up, stapt in en rijdt weg.
[Slachtoffer] wordt in zijn pick-up aangetroffen met een hevig bloedend schotwond aan de linkerkant van zijn buik. Hij wordt door het ambulancepersoneel gereanimeerd en naar het Sint Maarten Medical Center overgebracht. Later overlijdt [slachtoffer].
Uit het sectierapport blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van een inwendige bloeding veroorzaakt door een schotverwonding aan zijn buik is overleden.
Opzet
Op grond van de bewijsmiddelen in samenhang beschouwd, stelt het Hof vast dat de verdachte meermalen gericht in de richting van de pick-up van [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl [slachtoffer] in de pick-up zat. [slachtoffer] werd door één van de kogels geraakt. Door met een vuurwapen meermalen gericht op een auto te schieten, waarin zich op dat moment een persoon bevindt, is (op z’n minst genomen voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer] gegeven.
Het Hof ziet zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd: als moord of als doodslag.
Vrijspraak voorbedachte rade (moord)
Voor een bewezenverklaring van moord is onder meer vereist dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvan is sprake indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de beoordeling van dit criterium moet een weging en waardering worden gemaakt van de omstandigheden van het concrete geval, met dien verstande dat het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van de voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd en gelegenheid had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Het Hof acht, anders dan de procureur-generaal, zwaarwegende contra-indicaties aanwezig voor de vaststelling dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. Het Hof heeft hierbij in beschouwing genomen dat het hele schietincident zich in een kort tijdsbestek van een aantal minuten heeft afgespeeld en op dat moment bij de verdachte emoties als angst, drift en boosheid de boventoon voerden.
Op grond van het bovenstaande kan het Hof niet vaststellen dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit en de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, en zich daarvan rekenschap te geven. Dit betekent dat voorbedachte rade niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Doodslag
Het Hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer], zoals impliciet subsidiair is ten laste gelegd.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. [slachtoffer] blokkeerde zijn pick-up, stapte vervolgens uit en bekogelde zijn voorruit met stenen. Hierna maakte [slachtoffer] aanstalten om iets glimmends, lijkend op een vuurwapen te pakken. Doordat [slachtoffer] hem eerder met de dood had bedreigd, was de verdachte ervan overtuigd dat [slachtoffer] hem zou neerschieten. Slechts om dit te voorkomen en om zichzelf te verdedigen heeft de verdachte gehandeld zoals hij heeft gedaan.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces. De verdachte heeft weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden, maar deze overschrijding is het onmiddellijk gevolg geweest van de door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer] veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw een beroep op putatief noodweer(exces) gedaan. De verdachte meende dat hij zich in een situatie bevond waartegen hij zich kon en moest verdedigen. De verdachte – die naar eigen zeggen meerdere keren door [slachtoffer] met de dood werd bedreigd – heeft [slachtoffer] gezien en vreesde het ergste.
Het Hof acht, anders dan door de verdachte en diens raadsvrouw betoogd, op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden aannemelijk geworden dat verdachtes intentie was gericht op het aangaan van een confrontatie met [slachtoffer]. De gedragingen van de verdachte kunnen immers naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend. Dit betekent dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard. In zo een geval kan ook een beroep op noodweerexces of op putatief noodweer niet slagen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Doodslag.

Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde
wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer]. Hij heeft meerdere malen met een vuurwapen op de pick-up van [slachtoffer] geschoten, terwijl [slachtoffer] zich in die pick-up bevond. Een van die schoten heeft [slachtoffer] in zijn buik geraakt, met als gevolg dat hij later is komen te overlijden. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een van de ernstigste feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. De verdachte heeft het slachtoffer het meest fundamentele recht, te weten het recht op leven, ontnomen en aan zijn nabestaanden een onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Zij zullen moeten leven met het onomkeerbare verlies van een dierbare.
Een schietpartij met dodelijke afloop veroorzaakt ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, hetgeen ook in het onderhavige geval aannemelijk is geworden. De schietpartij heeft plaatsgevonden op straat midden in een woonwijk, waarbij meerdere personen getuige zijn geweest van de schietpartij. De rechtsorde is door dit feit ernstig geschokt.
Verder heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. De vreselijke afloop van deze schietpartij illustreert op trieste wijze tot welke gevolgen het dragen van een vuurwapen kan leiden.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf zoekt het Hof aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijk rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 tot 12 jaren gegeven. Voor vuurwapenbezit in de auto wordt als indicatie een gevangenisstraf van 12 maanden gegeven.
Verder vindt het Hof ook strafverzwarend dat de verdachte op geen enkel moment volledig openheid van zaken heeft gegeven. Evenals in eerste aanleg heeft de verdachte ook in hoger beroep geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn handelen. Hij heeft er geen blijk van gegeven dat hij de ernst van zijn handelen inziet. Ook ter terechtzitting in hoger beroep wijst de verdachte naar het slachtoffer als zijnde degene die verantwoordelijk is voor de schietpartij.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het Hof acht geslagen op de door en namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, zoals ook blijkt uit de over hem uitgebrachte rapportages. Uit de rapporten blijkt dat de verdachte een agressieprobleem heeft en volledig toerekeningsvatbaar is. Het Hof verenigt zich met deze conclusie en zal de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwen.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, met eenparigheid van stemmen tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt USD 7.560,00 aan materiële schade, te weten de begrafeniskosten van [slachtoffer].
De vordering van de benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
De procureur-generaal heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met haar standpunt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het Hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof – evenals het Gerecht – genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Het Hof ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Hof beslist over de proceskosten als hierna te melden
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht Sint Maarten, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair (doodslag) en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]
geleden schade toe tot een bedrag van
USD 7.560,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderdzestig Amerikaanse dollar),en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
USD 7.560,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderdzestig Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig)dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, M.C.B. Hubben en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. T.M.A.D. de Lanoy, (zittings)griffier, en op
18 december 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
Mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2023, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
2.Een bestand met een compilatie van de camerabeelden in het Onderzoek ‘Sparrow’ - schietincident Dawn Beach Estate 08-05-2021.