ECLI:NL:OGHACMB:2023:340

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-89/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vuurwapen op meerdere slachtoffers, verweren omtrent getuigenverklaringen en bewijsvoering

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor vier pogingen tot doodslag. De zaak betreft een schietincident op 4 december 2021, waarbij de verdachte met een vuurwapen op meerdere personen heeft geschoten, waaronder [slachtoffer 1], die daarbij gewond raakte. De procureur-generaal vorderde bevestiging van de bewezenverklaring, maar met een aanpassing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, [benadeelde 1]. De verdediging voerde aan dat bepaalde getuigenverklaringen niet voor bewijs gebruikt mochten worden, maar het Hof verwierp deze verweren. Het Hof oordeelde dat de verklaringen van getuigen, waaronder die van [slachtoffer 1] en [opa v/d verdachte], voldoende steun boden voor de bewezenverklaring. Het vonnis van het Gerecht werd vernietigd, en de verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Tevens werd een schadevergoeding van NAf 5.800,- toegewezen aan [benadeelde 1].

Uitspraak

Zaaknummer: H-89/22

Parketnummer: 555.00228/21
Uitspraak: 14 december 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 29 juni 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven ten aanzien van de inbeslaggenomen munitie en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1].
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op
23 november 2023.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. A. Tiggelaar, en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. B. Lie Atjam, advocaat te Curaçao, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten en kwalificaties, onder aanvulling van de bewijsgronden, en dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, in die zin dat zij de toewijzing vordert van de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van ANG 8.962,00 en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel. De procureur-generaal vordert verder onttrekking aan het verkeer van de onder de verdachte in beslag genomen munitie en de bivakmuts en verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen [automerk/model 1] met kenteken [kentekenplaatnummer 1].
De raadsman heeft – kort gezegd – bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 (primair, subsidiair en meer subsidiair) en 2 tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geldt dat de processen-verbaal van verhoor van [opa v/d verdachte] en [belanghebbende 1] door de eerste rechter niet voor het bewijs zijn gebruikt en deze om die reden in hoger beroep ook niet meer voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daar komt bij dat hetgeen als verklaring van [opa v/d verdachte] en [belanghebbende 1] is gerelateerd, nimmer door hen is gezegd. Ook is [belanghebbende 1] niet op haar verschoningsrecht gewezen. Het proces-verbaal van aanhouding, in het bijzonder waar het de in de auto van de verdachte aangetroffen patronen betreft, kan evenmin voor het bewijs worden gebezigd omdat de verdachte nimmer toestemming heeft verleend voor het doorzoeken van zijn personenauto. De verklaringen van [slachtoffer 1] bevatten tegenstrijdigheden en voor diens verklaring inhoudende dat de verdachte de schutter was, geldt dat deze verklaring op zichzelf staat en geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat de (ingescande) processen-verbaal integraal als bewijsmiddelen zijn gebezigd terwijl een beperking tot de redengevende onderdelen daarvan door het Gerecht daarin niet is aangebracht. Daarom zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd:
Feit 1, primair
dat hij op of omstreeks 4 december 2021, althans in de maand december 2021 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet één of meer schoten met een vuurwapen heeft afgelost op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1], althans anderen, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
dat hij op of omstreeks 4 december 2021, althans in de maand december 2021 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meerdere schoten met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1], althans anderen heeft afgelost, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
dat hij op of omstreeks 4 december 2021, althans in de maand december 2021 te Curaçao, opzettelijk mishandelend met gebruikmaking van een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een vuurwapen, opzettelijk één of meerdere schoten met een vuurwapen op [slachtoffer 1] heeft afgelost, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond aan zijn linkerbeen, in elk geval letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en
dat hij op of omstreeks 4 december 2021, althans in de maand december 2021 te Curaçao, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar met een geladen vuurwapen de woning, waar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1] zich bevonden, benaderd en/of (vervolgens) met dit vuurwapen meerdere malen op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1], althans op de woning waarin zij zich bevonden, geschoten;
Feit 2
dat hij op of omstreeks 4 december 2021, althans in maand december 2021 te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig en/of muren en/of verf en/of hekwerk en/of meubels, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Gerecht deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Overwegingen van het Hof
Ten aanzien van de gevoerde verweren
De stelling van de raadsman dat nu de verklaringen van [opa v/d verdachte] en [belanghebbende 1] door de eerste rechter niet voor het bewijs zijn gebezigd, deze in hoger beroep ook niet meer voor het bewijs kunnen worden gebruikt, vindt geen steun in het recht. Het verweer wordt daarom verworpen.
Voorts overweegt het Hof dat [slachtoffer 1], anders dan de raadsman stelt, eenduidig heeft verklaard dat het de verdachte was die op hem heeft geschoten. Naar uit de bewijsmiddelen blijkt wordt [slachtoffer 1]’s verklaring ondersteund door de overige bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van [opa v/d verdachte].
Uit het proces-verbaal van telefonisch verhoor van 15 december 2021 van de getuige [opa v/d verdachte] (1e aanvullend proces-verbaal, bijlage V) leidt het Hof dat de verdachte hem op 4 december 2021 heeft verteld dat hij op jongemannen heeft geschoten en dat hij een van die jongemannen heeft geraakt. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 24 mei 2022 heeft [opa v/d verdachte] voornoemde verklaring herzien. Hij heeft zich toen op het standpunt gesteld dat het telefonische verhoor nimmer heeft plaatsgevonden en dat niet de verdachte maar een hem onbekende jongen tegen hem heeft gezegd dat de verdachte iemand heeft neergeschoten.
Het Hof schuift de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [opa v/d verdachte] als volstrekt ongeloofwaardig terzijde. Het Hof overweegt daartoe dat de gedetailleerde politieverklaring van [opa v/d verdachte] niet alleen steun vindt in de verklaring van [slachtoffer 1], inhoudende dat de verdachte op zijn vrienden en hem heeft geschoten, waarbij [slachtoffer 1] is geraakt. Deze verklaring vindt ook steun in het proces-verbaal van bevinding van 8 december 2023 van de verbalisant (bijlage VII) en in de verklaring van [belanghebbende 1] van 10 december 2021 (1e aanvullend proces-verbaal, bijlage II), inhoudende dat de verbalisant, respectievelijk [belanghebbende 1], van [opa v/d verdachte] heeft gehoord dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij iemand heeft geschoten. Het Hof acht de politieverklaring van [opa v/d verdachte] daarom bruikbaar voor het bewijs.
De raadsman heeft er op gewezen dat de getuige [belanghebbende 1] voorafgaand aan het afleggen van haar verklaring niet op haar verschoningsrecht is gewezen. Die constatering is op zichzelf juist. Echter, uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2005:AT7091) volgt dat de wet opsporingsambtenaren daartoe niet verplicht. Er bestaat dan ook geen enkel beletsel om acht te slaan op de verklaring van [belanghebbende 1] of deze voor het bewijs te bezigen.
Met betrekking tot het verweer dat de resultaten van de doorzoeking in de auto van de verdachte, te weten een bivakmuts en drie scherpe patronen, niet voor het bewijs mogen worden gebezigd, omdat de verdachte – anders dan in het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant] en [opsporingsambtenaar 2] is gerelateerd – geen toestemming voor die doorzoeking heeft gegeven, overweegt het Hof als volgt.
Nog daargelaten dat het Hof geen enkele reden heeft te twijfelen aan de juistheid van hetgeen voornoemde verbalisanten in hun proces-verbaal hebben gerelateerd, de enkele betwisting van de toestemming door de verdachte is daarvoor onvoldoende, bezigt het Hof dit proces-verbaal niet voor het bewijs, zodat het door de raadsman gevoerde verweer verder onbesproken kan blijven.
Ten aanzien van het bewijs
Vaststaat dat er in de nachtelijke uren van 4 december 2021 vanuit uit een grijze Kia is geschoten in de richting van de zich bij de woning aan de Wageningsestraat 89 bevindende personen. Dat blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [benadeelde 1], uit de schotwond die [slachtoffer 1] heeft opgelopen, uit de in de buurt van de betreffende woning aangetroffen hulzen en uit de kogelinslagen in de woning en in de op het erf geparkeerde auto. Dat de verdachte de schutter was, leidt het Hof af uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij heeft gezien dat de verdachte gericht op hem heeft geschoten, en uit de verklaring [opa v/d verdachte], dat de verdachte tegen hem heeft verteld dat hij op iemand heeft geschoten.
[slachtoffer 1] is daarbij in zijn been geraakt. Uit hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard, leidt het Hof af dat de verdachte doelbewust op (het lichaam van) [slachtoffer 1] heeft geschoten en dat hij zo handelend ‘onvoorwaardelijk opzet’ op het toebrengen van fataal letsel aan [slachtoffer 1] en mitsdien op zijn dood heeft gehad. [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [benadeelde 1] bevonden zich in de nabijheid van [slachtoffer 1] en/of in de woning, waarin, tijdens hun gezamenlijke vlucht de woning in, enkele kogels terecht zijn gekomen. Het Hof leidt hieruit af dat bij de verdachte ook sprake was van (voorwaardelijk) opzet op hun dood. Vaststaat immers dat de verdachte met een wapen, meermalen van dichtbij op hen heeft geschoten. Naar het oordeel van het Hof heeft de verdachte zodoende willens en wetens de aanmerkelijke kans op een mogelijk fatale afloop op de koop toegenomen.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 4 december 2021 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] en [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet schoten met een vuurwapen heeft afgelost op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [benadeelde 1], terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
dat hij op 4 december 2021 te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk
  • een voertuig toebehorende aan [slachtoffer 1] en
  • muren toebehorende aan [benadeelde 1],
heeft beschadigd.
Het Hof acht niet bewezen wat de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
1. Een proces-verbaal van aangifte van 6 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bijlage 2). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 december 2021 om 19.00 uur tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 1]:
Op 4 december 2021 omstreeks 24:00 uur (het Hof begrijpt uit het tijdstip waarop de aangifte is gedaan: 00.00 uur) ging ik langs de ‘Truck di Pan’ om eten te halen. Ik was samen met [slachtoffer 3] (het Hof begrijpt: [slachtoffer 3]). Ik reed naar de woning van mijn vriend [slachtoffer 2] (het Hof begrijpt: [slachtoffer 2]), gelegen aan de [adres 1] te Curaçao. Wij zaten met z’n drieën op de porch toen wij plotseling enkele schoten hoorden. Ongeveer 15 seconden later kwam de moeder van mijn vriend, de eigenares van de woning, naar buiten. Wij liepen naar buiten om te zien wat er gaande was. Toen wij bij het hek stonden, zagen wij plotseling een auto vanaf [wijk] met volle vaart en met groot licht de [straatnaam]op rijden. Wij begonnen allemaal naar binnen te rennen. De auto kwam tot stilstand voor de woning. De bestuurder bleef in de auto zitten en opende het vuur op ons. Terwijl ik naar binnen rende, werd ik door een van de kogels in mijn linkerbeen geraakt. Ik viel op de grond. Op het moment dat ik op de grond viel, keek ik om en zag ik de dat de mij bekende [verdachte] nog steeds op mij aan het schieten was. [verdachte] reed in een grijze [automerk/model 1]. Ik ken hem en weet dat dit zijn auto is.
2. Een geschrift, te weten een doktersverklaring van 5 december 2021. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (bijlage II):
Patiënt: [slachtoffer 1]
Patiënt is opgenomen van 4 tot en met 5 december 2021 op de afdeling chirurgie in verband met de observatie schotwond linkerbeen.
Aanhoudend bloedverlies ondanks drukverband. Hiervoor hechting op 4 december 2021.
3. Een proces-verbaal van verhoor van 6 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (bijlage III-A). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 december 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 2]:
Ik zat op de porch met mijn vrienden bijgenaamd "[bijnaam slachtoffer 3]" en "[bijnaam slachtoffer 1]". Het was ongeveer 01:00 uur. Op een gegeven moment kwam er een grijze auto aanrijden. De auto stopte precies voor mijn woning. Meteen hierna hoorde ik schoten. De schoten kwamen vanuit de auto. Mijn vrienden en ik renden naar binnen voor dekking. Door de schoten is mijn moeder naar buiten gekomen. Ik hoorde dat de auto wegreed. Op dat moment gingen mijn moeder, [bijnaam slachtoffer 3] en [bijnaam slachtoffer 1] buiten het erf naar de auto kijken. Ik was naar binnen gegaan om mijn mobiel te pakken. Toen ze de auto weer aan zagen komen, begonnen ze naar de woning te rennen. Er werd weer geschoten. Toen wij allemaal binnen waren zei [bijnaam slachtoffer 1] dat hij gewond was.
[bijnaam slachtoffer 1] heet [slachtoffer 1] en [bijnaam slachtoffer 3] heet [slachtoffer 3].
De afstand tussen de plek waar ik stond en de auto waarin de schutter zat, was ongeveer zes a zeven meter.
4. Een proces-verbaal van verhoor van 7 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (bijlage III-B). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 december 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer 3]:
Ik werd ontboden om een verklaring af te leggen over een schietgeval op 4 december 2021. Op 3 december 2021 in de late avonduren was ik samen met mijn vrienden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op het balkon (het Hof begrijpt hier en hierna telkens: de porch) van het huis van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] woont op het adres [adres 1] te Curaçao. Hij woont daar met zijn moeder. Ik hoorde enkele schoten van heel dichtbij. [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], de moeder van [slachtoffer 2] en ik liepen naar buiten en zagen dat de auto van [slachtoffer 1] door enkele kogels was geraakt. Ik zag twee kogelgaten in het portier aan de bestuurderszijde. Terwijl wij buiten naar de auto van [slachtoffer 1] stonden te kijken, kwam een grijze [automerk/model 1] met hoge snelheid in onze richting rijden. Wij renden naar binnen. Terwijl wij aan het rennen waren, hoorde ik weer schoten. Het waren schoten met tussenpauzes. Ik zag dat [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en zijn moeder zich ook verscholen. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat hij door kogel was geraakt. Ik word "[bijnaam slachtoffer 3]" genoemd.
5. Een proces-verbaal van verhoor van 6 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (bijlage IV). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 december 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde 1]:
Ik woon samen met mijn zoon [slachtoffer 2] op de [adres 1] in Curaçao. In de nacht van 3 op 4 december kwamen enkele vrienden mijn zoon bezoeken. Ik lag in bed. Ik werd wakker van enkele harde knallen. Ik hoorde dat de knallen tussenpauzes hadden. Ik stapte uit mijn bed en liep naar buiten. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat er op zijn voertuig is geschoten. Ik zag twee gaten in zijn voertuig zitten. Daarna hoorde ik het geluid van een gierende autoband. Ik keek in de richting vanwaar ik het geluid hoorde. Ik zag een grijze auto met het groot licht aan op volle toeren in de richting van mijn woning komen rijden. Wij renden allemaal richting de woonkamer. Ik hoorde mijn zoon tegen mij zeggen dat ik hard moest rennen. Ik rende mijn woning in en rende naar mijn keuken en ging achter het keukeneiland zitten. Ik hoorde het geluid van veel kogels. Ditmaal zonder tussenpauze. Ik hoorde [slachtoffer 1] roepen "mi a hanja bala. Nan a tira mi". Ik kwam achter het keukeneiland vandaan en zag dat [slachtoffer 1] in een plas bloed lag. Ik zag dat [slachtoffer 1] in zijn linkerbeen was geraakt. [slachtoffer 3] had pijn aan zijn arm. Zijn arm raakte uit de kom. Ik was heel emotioneel, mijn woning zat onder het bloed. Wij zagen dat mijn woning twee kogel inschoten had. Een van de kogels kwam in mijn woning en de andere in mijn balkon.
6. Een proces-verbaal van verhoor van 15 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (1e aanvulling, bijlage V). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 december 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[opa v/d verdachte]:
Ik ben de opa van [verdachte]. Ik weet niet waar [verdachte] op 4 december 2021 in de nachtelijke uren was. Ik was samen met mijn vrouw thuis. [verdachte] was niet thuis. Op 4 december 2021 in de ochtenduren werd ik door [verdachte] wakker gemaakt. Ik zag dat [verdachte] heel verdrietig en bezorgd was. [verdachte] gaf mij een stevige omhelzing en vertelde mij dat hij een probleem had. Hij vertelde mij dat hij zojuist op een woning had geschoten en dat hij een persoon heeft neergeschoten. Toen [verdachte] dit aan mij vertelde, werd hij heel emotioneel en begon hij te huilen. Hij vertelde dat hij de jongemannen bij een woning zag, dat hij vervolgens op hen heeft geschoten waarbij hij een van de jongemannen heeft neergeschoten. Ik heb [verdachte] geadviseerd om zich bij de politie te melden. Hij antwoordde dat de politie hem moest komen ophalen.
7. Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van forensisch onderzoek van 8 december 2021 door [opsporingsambtenaar 3] (1e aanvulling, bijlage VII). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik zag op de weg ter hoogte van de [adres 1] twee hulzen van het kaliber 9 mm. Op de asfaltweg ter hoogte van de [adres 1] zag ik twee platte kogels. Aan zuidelijke zijde van de kleine poort van de afrastering van de [adres 1] zag ik een kogelinslag in de muur.
Op het looppad van de [adres 1] zag ik bloeddruppels.
Op de vloer van de porch zag ik bloedsporen voor de schuifdeur. Ook zag ik een koperen kogelmantel op de vloer midden op de porch. Aan de noordelijke zijde van de schuifdeur in de muur zag ik een kogelinslag. Achter de houtenstoel aan de noordelijke zijde van de schuifdeur zag ik een gedeformeerde koperen kogel op de voer.
Ik zag in de woonkamer een bloedspoorbeeld bestaande uit bloedsmeer, bloeddruppels en een bebloede voet.
In de woonkamer op de ringbalk zag ik een kogelinslag. Op de vloer van de woonkamer zag ik een gedeformeerde koperen kogel.
In een lamel in de keuken zag ik een kogelperforatie. Deze kogelperforatie ging door de lamel naar de muur.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezen wordt als volgt gekwalificeerd:
Ten aanzien van feit 1 primair

poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

Ten aanzien van feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dat is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten door de rechter worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een ‘poging tot doodslag’ door met een vuurwapen te schieten in de richting van een persoon (waarbij er sprake is geweest van geen of licht letsel), als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf à zes jaren genoemd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op maar liefst vier personen, door met een vuurwapen in hun richting te schieten. Drie personen hebben zich ongedeerd in veiligheid kunnen brengen. Een vierde persoon is in zijn bovenbeen geraakt. Dat zijn letsel relatief beperkt is gebleven, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan het handelen van de verdachte te danken is. Het behoeft geen betoog dat verdachtes handelen fatale gevolgen had kunnen hebben. De verdachte heeft getoond geen respect te hebben voor het leven van anderen. Ook heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het Hof rekent de verdachte dit zwaar aan.
Feiten zoals deze, waarbij een vuurwapen wordt gebruikt, schokken de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten nog voor lange tijd en soms levenslang grote indruk maken op de betrokkenen en psychische problemen kunnen veroorzaken.
De verdachte heeft het Hof geen enkel inzicht gegeven in de achtergronden en het motief voor zijn handelen, zodat het Hof daarmee geen rekening kan houden bij het bepalen van de op te leggen straf. In de persoonlijke omstandigheden, zoals deze uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, ziet het Hof verder geen bijzonderheden die in strafmatigende of strafverhogende zin zouden moeten worden meegewogen.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Hof acht, alles afwegende de door de procureur-generaal gevorderde en door het Gerecht opgelegde, onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
Het Hof verenigt zich met de beslissingen van de eerste rechter om de onder de verdachte inbeslaggenomen genomen munitie te onttrekken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit hiervan is in strijd met de wet en het algemeen belang. In combinatie met de munitie geldt naar het oordeel van het Hof datzelfde voor de inbeslaggenomen bivakmuts. Het Hof zal ook deze onttrekken aan het verkeer.
Het Hof is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen [automerk/model 1] met kenteken [kentekenplaatnummer 1]. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 42.567,92, opgebouwd uit een materieel deel van NAf 7.567,92 en een immaterieel deel van NAf 35.000.
Zoals reeds eerder is vermeld vordert de procureur-generaal, in afwijking van het bedrag van NAf 7.522,03 dat door de eerste rechter is toegewezen, toewijzing van in totaal NAf 8.962,00 en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering betwist, in die zin dat vrijspraak is bepleit. Subsidiair is verweer gevoerd tegen de gestelde hoogte van de schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, de inhoud van het strafdossier en de ter terechtzitting gegeven toelichting is het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade wordt bij wijze van schatting vastgesteld op een bedrag van in totaal NAf 5.800,-, bestaande uit NAf 300,- aan schoonmaakkosten, NAf 500,- aan kosten voor verf, cement en arbeidsloon en een bedrag van NAf 5.000,- aan smartengeld. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Hof ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Hof zal de benadeelde partij ook veroordelen in de proceskosten van de verdachte voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. Door of namens de verdachte is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten dienen te worden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:76, 1:78, 1:119, 1:136, 2:259 en 2:334 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht van 29 juni 2022 en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven munitie en bivakmuts;
gelast de teruggave aan de verdachte van de [automerk/model 1] met kenteken [kentekenplaatnummer 1].
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 1] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 5.800,- (zegge: vijfduizend achthonderd gulden), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 5.800,-(zegge: vijfduizend achthonderd gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 64 (vierenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, voorzitter, en mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op 14 december 2023 op de openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
Mr. De Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.