ECLI:NL:OGHACMB:2023:320

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-77/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake feitelijke beschikkingsmacht over wapen en munitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij de verdachte op 30 mei 2022 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het ten laste gelegde. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, met de toevoeging dat het inbeslaggenomen wapen en de munitie aan het verkeer moeten worden onttrokken. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak, dan wel een strafmaatverweer gevoerd.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het Hof heeft de bewijsoverwegingen van de verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen als overtuigend beoordeeld. De verdachte had feitelijke macht over het wapen en de munitie, wat noodzakelijk is voor de veroordeling. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De verdachte is medepleger van overtredingen van de Wapenverordening en de Vuurwapenverordening. Het Hof heeft besloten de in beslag genomen voorwerpen, te weten een wapen en munitie, aan het verkeer te onttrekken, en heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften aangehaald.

De beslissing van het Hof is op 26 april 2023 uitgesproken in een openbare terechtzitting in Curaçao. Het vonnis is ondertekend door de voorzitter en de leden van het Hof, met vermelding dat twee leden buiten staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Zaaknummer: H-77/22

Parketnummer: 500.00135/20
Uitspraak: 26 april 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 30 mei 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] op het adres [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. U.F. Dickens, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met dien verstande dat het inbeslaggenomen wapen en de inbeslaggenomen munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde, en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het Hof:
- de bewijsoverweging van het Gerecht zal vervangen;
- het woord ‘geheim vuurwapen’ in de strafmaatoverweging telkens zal vervangen door ‘geheim wapen’;
- de toepasselijke artikelen zal aanvullen;
- een overweging en een beslissing omtrent de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, een wapen en munitie, zal toevoegen.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de inhoud van het op 14 juni 2020 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal niet onomstotelijk blijkt dat de verdachte het wapen bewust aanwezig heeft gehad en dat hij daarover kon beschikken.
Het Hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Anders dan de raadsman acht het Hof het door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2020 bruikbaar bij de beoordeling van het ten laste gelegde en overtuigend. De daarin gerelateerde bevindingen zijn concreet en specifiek. De auto negeerde blijkens de inhoud van het proces-verbaal een stopteken en reed weg. Verbalisant [verbalisant 1] heeft een beweging van de bijrijder waargenomen, erop duidend dat hij iets kreeg of overnam van de bestuurder, waarna de bijrijder een snelle beweging in de richting van zijn voeten maakte. Deze waarneming vindt steun in de verklaring van de bijrijder. Die heeft in zijn verhoor bij de politie immers bevestigd een neerwaartse beweging te hebben gemaakt. Tijdens de direct daaropvolgende controle in het voertuig is op die plek (in de buurt van de voeten van de bijrijder) het wapen met de munitie aangetroffen.
Het Hof heeft geen reden om eraan te twijfelen dat de verbalisant heeft kunnen zien wat hij stelt te hebben waargenomen. Kennelijk waren de ruiten niet zodanig getint dat deze waarnemingen niet mogelijk waren. Ook heeft het Hof geen reden om het proces-verbaal anderszins niet betrouwbaar te achten. Het kan niet anders zijn dan dat hetgeen de bijrijder volgens de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] van de verdachte overnam of kreeg, waarna deze een snelle neerwaartse beweging maakte, het wapen met de munitie was, dat kort na deze waarnemingen is aangetroffen.
De stelling dat [verdachte] ontkent een wapen bij zich te hebben gehad, maakt dit niet anders. Datzelfde geldt voor de verklaringen van de twee vrouwen, inhoudende dat zij in de auto geen wapen hebben waargenomen.
Voor een veroordeling van het – als medepleger – bij zich hebben van een wapen en munitie is vereist dat de verdachte het wapen en de munitie bewust aanwezig had en dat de verdachte feitelijke macht over het wapen en de munitie kon uitoefenen in de zin dat hij daarover kon beschikken. Aan deze voorwaarden is, gelet op de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in de onderhavige zaak voldaan.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen wordt als volgt gekwalificeerd:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld in artikel 1 van de Wapenverordening 1931.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld in artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (het wapen en de twee patronen).
De voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Bovendien is het ongecontroleerde bezit ervan in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Hof zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:75, 1:1:123, 1:136 van Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien van de kwalificatie van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde en doet in zoverre opnieuw recht;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een wapen kaliber .22lr en twee patronen.
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Verheijen, voorzitter, mr. G.C.C. Lewin en
mr. F.V.L.M. Wannyn, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, zittingsgriffier, en op 26 april 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
Mrs. Verheijen en Wannyn zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.