In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, BGS LINNEN AND SERVICES B.V. De werknemer, die sinds 7 mei 2022 in dienst was als chauffeur en wasserij medewerker, werd op 11 augustus 2022 ontslagen na een aanrijding waarbij hij beschuldigd werd van roekeloos rijgedrag. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om doorbetaling van zijn loon, wedertewerkstelling en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Gerecht in eerste aanleg heeft geoordeeld dat het ontslag nietig is, maar heeft de loonvordering van de werknemer gematigd tot drie maanden. De werknemer is in hoger beroep gegaan tegen deze matiging en de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Hof heeft geoordeeld dat de werkgever verplicht is tot doorbetaling van het loon van de werknemer tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst op 20 februari 2023. De wettelijke verhoging is beperkt tot maximaal 10%. De werkgever is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.