ECLI:NL:OGHACMB:2023:289

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
BON2022H00004
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake borgtochtovereenkomst en vorderingen tot betaling van kinderalimentatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een borgtochtovereenkomst waarbij [appellant] zich borg heeft gesteld voor een bedrag van USD 21.500, in verband met achterstallige kinderalimentatie die [naam 1] aan [geïntimeerde] verschuldigd was. De eerste rechter had de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, wat [appellant] in hoger beroep aanvecht.

[geïntimeerde] vordert nakoming van de borgtochtovereenkomst en heeft [appellant] en zijn eenmanszaak RAV aangesproken voor betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. [appellant] voert aan dat de borgtocht onder invloed van wilsgebreken tot stand is gekomen, waaronder dwaling en misbruik van omstandigheden. Hij stelt dat hij onder druk is gezet en dat hij slechts een borgstelling van USD 8.000 wilde aangaan.

Het Hof heeft de argumenten van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet heeft voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de wilsgebreken. Het Hof heeft vastgesteld dat de borgtochtovereenkomst geldig is en dat de vordering van [geïntimeerde] terecht is. Het vonnis van de eerste rechter is bevestigd, en [appellant] is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: BON202100239 - BON2022H00004
Uitspraak: 21 november 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende op Bonaire,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen
[GEЇNTIMEERDE],
wonende op Bonaire,
in eerste aanleg eiseres, thans geїntimeerde,
gemachtigde: mr. N. van Luijk.
Partijen worden hierna [appellant] en [geїntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geїntimeerde] vordert – kort samengevat – nakoming van de door partijen gesloten borgtochtovereenkomst. De eerste rechter heeft de vorderingen toegewezen als vermeld in het bestreden vonnis.
In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vorderingen opnieuw.

2.Het verloop van de procedure in beide instanties en de standpunten van partijen

2.1
In deze rechtszaak heeft [geїntimeerde] gevorderd de hoofdelijke veroordeling van [appellant] en zijn eenmanszaak RAV tot betaling van USD 21.500 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van betaling, de proceskosten en de nakosten, daartoe stellende ‒ kort samengevat ‒ dat [naam 1] (hierna: [naam 1]) de verbintenissen jegens [geїntimeerde] tot betaling van een bedrag aan achterstallige kinderalimentatie met rente en kosten niet is nagekomen waarvoor [appellant] zich bij overeenkomst heeft borg gesteld.
2.2 [
[appellant] heeft primair het verweer gevoerd dat de borgtocht tot stand is gekomen onder invloed van wilsgebreken. Hij voert aan niet te kunnen lezen en zich slechts te hebben willen verbinden tot een borgtocht van USD 8.000. [appellant] stelt dat hij onder druk is gezet en is bedrogen, dat er misbruik is gemaakt van omstandigheden en dat hij heeft gedwaald.
2.3
Subsidiair heeft [appellant] het verweer gevoerd dat de vordering is gebaseerd op een beschikking van 22 augustus 2012 waarin [naam 1] is veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie en dat de vordering onjuist is berekend. Voorts is deze vordering deels verjaard op grond van art. 3:324 lid 3 BW, aldus [appellant], en dienen op het resterende bedrag betalingen ten bedrage van USD 9.505 in mindering te worden gebracht, waardoor een bedrag van USD 3.245 resteert. Ten slotte voert [appellant] aan dat [naam 1] of zijn familieleden de kosten van levensonderhoud rechtstreeks heeft/hebben betaald aan het kind en dat de genoemde beschikking en alle daarop volgende uitspraken op verkeerde gronden zijn gewezen.
2.4
Bij vonnis van 22 december 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (het Gerecht) [geїntimeerde] toegelaten kosteloos te procederen, [geїntimeerde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor zover die is gericht tegen RAV, [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geїntimeerde] van een bedrag van USD 20.014,18, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van betaling, [appellant] veroordeeld in de proceskosten en in de nakosten als vermeld in het dictum van het bestreden vonnis, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
2.5
Bij op 21 januari 2022 ingekomen akte van appel is [appellant] in hoger beroep gekomen van voormeld vonnis. Bij op 4 maart 2022 ingekomen memorie van grieven heeft [appellant] zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en [geїntimeerde] in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren althans haar vorderingen alsnog zal afwijzen, althans een in goede justitie te nemen beslissing zal geven, met veroordeling van [geїntimeerde] in de kosten van de procedure, alles uitvoerbaar bij voorraad.
2.6 [
[geїntimeerde] heeft geen memorie van antwoord genomen.
2.7
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
2.8
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

3.1
De grieven strekken ertoe het geschil in volle omvang aan het Hof voor te leggen.
3.2
De vordering van [geїntimeerde] is door [appellant] primair bestreden met het verweer dat de door hem en [geїntimeerde] gesloten borgtochtovereenkomst onder invloed van bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling is tot stand gekomen. Ter onderbouwing van dit verweer heeft hij een schriftelijke verklaring van K. Frans overgelegd, die verklaart dat hij [appellant] tegen advocaat Nicolaas heeft horen zeggen dat hij zich borg stelt voor USD 8.000 om [naam 1] vrij te krijgen (Hof: uit gijzeling wegens het niet betalen van kinderalimentatie) en dat [appellant] de borgstellingsovereenkomst ondertekent, ook al zijn de letters klein en is zijn zicht niet goed. Bij conclusie van repliek heeft [geїntimeerde] e-mailcorrespondentie overgelegd waaruit blijkt dat tussen de advocaten Nicolaas en Van Luijk is besproken dat [appellant] USD 8.000 contant zou betalen en daarnaast een borgtochtovereenkomst zou ondertekenen. Nicolaas heeft in een e-mail van 18 december 2020 geschreven dat hij het zou bespreken met [naam 1] en [appellant]. [geїntimeerde] heeft er bij conclusie van repliek op gewezen dat mr. Nicolaas uitstekend papiaments spreekt. In hoger beroep heeft [appellant] volstaan met een herhaling van zijn stellingen en van zijn verwijzing naar de verklaring van Frans. Hij heeft deze niet van een nadere onderbouwing voorzien, noch is hij ingegaan op de gemotiveerde en met bewijsstukken onderbouwde betwisting van zijn stellingen bij conclusie van repliek. Hij heeft daarmee niet aan zijn stelplicht ter zake van de wilsgebreken voldaan. Aan bewijslevering komt het Hof daarom niet toe. Het primaire verweer faalt derhalve.
3.3 [
[appellant] heeft subsidiair het verweer gevoerd dat de beschikking van 22 augustus 2012 – tot de nakoming waarvan de onderhavige borgtochtovereenkomst strekt – op onjuiste berekeningen berust en deels is verjaard. Terecht heeft de eerste rechter geoordeeld dat dit verweer - wat daar overigens ook van zij – geen doel treft. Ingevolge de overeenkomst van borgtocht heeft [naam 1] zich verbonden tot betaling van bedragen als daar vermeld en heeft [appellant] zich tot een bedrag van USD. 21.500,- borg gesteld. Het subsidiaire verweer stuit daarop af. Voor zover het betoog van [appellant] ertoe strekt dat [naam 1] zijn alimentatieverplichtingen is nagekomen doordat hij, blijkens een schriftelijke verklaring van het kind, bijna dagelijks geld aan het kind heeft gegeven, faalt dat betoog, omdat [naam 1] daarmee niet zijn verbintenissen uit de borgovereenkomst is nagekomen. Die strekken tot betaling van bedragen aan de stichting derdengelden van de advocaat van [geїntimeerde]. Het bewijsaanbod ter zake van de vraag wie de kosten van levensonderhoud van het kind heeft betaald, wordt daarom gepasseerd bij gebrek aan belang.
3.4
De slotsom is dat de grieven moeten worden verworpen en dat het vonnis waarvan beroep moet worden bevestigd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geїntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op nihil aan verschotten en USD 1.117 aan gemachtigdensalaris;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 21 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.