ECLI:NL:OGHACMB:2023:285
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.A. Saleh
- G.C.C. Lewin
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake leningsovereenkomst tussen appellant en RBC Royal Bank N.V.
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de appellant is ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 7 maart 2022. De appellant, wonende in Curaçao, was in eerste aanleg gedaagde en procedeerde in persoon. De tegenpartij is RBC Royal Bank N.V., gevestigd in Curaçao, die in eerste aanleg eiseres was en thans geїntimeerde. De appellant heeft op 13 april 2022 een akte van appel ingediend, waarin hij zijn hoger beroep toelichtte. RBC heeft in een memorie van antwoord de stellingen van de appellant bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de appellant in de proceskosten.
Het Hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door het Gerecht in zijn vonnis van 4 oktober 2021 zijn vastgesteld. De vordering van RBC betreft een bedrag van NAf 319.960,84, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, die voortvloeien uit een borgstelling van de appellant. Het Gerecht had eerder de vordering van RBC toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
In hoger beroep heeft de appellant zijn visie op de zaak naar voren gebracht, maar het Hof heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan de eerste rechter. De hoogte van de vordering was niet betwist door de appellant, en zijn argumenten over betalingsachterstanden en de gang van zaken rond kredietfaciliteiten werden verworpen. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd en de appellant in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.