ECLI:NL:OGHACMB:2023:274

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
CUR2023H00112
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over geschil inzake huur van grond voor billboard tussen Antillean Billboard N.V. en Chobolobo Shopping Center N.V.

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Antillean Billboard N.V. (AB) en Chobolobo Shopping Center N.V. (Chobolobo) over de huur van grond voor de plaatsing van een billboard. AB is in hoger beroep gekomen van een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar vorderingen werden afgewezen. De zaak betreft een kort geding dat eerder heeft plaatsgevonden, waarin AB was veroordeeld om de gehuurde grond te ontruimen en huurpenningen te betalen aan Chobolobo. AB heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis, maar heeft in het huidige kort geding opnieuw vorderingen ingediend, waaronder een excuusbrief aan een adverteerder en terugbetaling van huurpenningen.

Het Gerecht heeft de vorderingen van AB afgewezen, omdat zij in wezen terugkwam op eerdere beslissingen. AB stelde dat het billboard niet op het terrein van Chobolobo stond, maar op overheidsgrond. Het Gerecht verwierp dit betoog en oordeelde dat Chobolobo gerechtigd was het billboard te laten verwijderen. In hoger beroep heeft het Hof de grieven van AB beoordeeld, waarbij het Hof concludeerde dat Chobolobo geen misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het eerste vonnis ten uitvoer te leggen. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht en veroordeelde AB in de proceskosten.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: CUR202300210 – CUR2023H00112
Uitspraak: 12 december 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ANTILLEAN BILLBOARD N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. ir. I.F. Moenir Alam,
tegen
de naamloze vennootschap
CHOBOLOBO SHOPPING CENTER N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof en S.M.A. Gonzales.
Partijen worden hierna AB en Chobolobo genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak komt AB terug op een geschil met Chobolobo over de huur van grond voor de plaatsing van een billboard. De kort geding rechter heeft zich eerder over dat geschil uitgelaten. In het onderhavige kort geding heeft het Gerecht de vorderingen van AB afgewezen. In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vorderingen opnieuw.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 22 maart 2023 ingekomen akte van appel is AB in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 7 maart 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 4 april 2023 ingekomen memorie van grieven heeft AB drie grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vorderingen alsnog zal toewijzen.
2.3
Bij op 16 mei 2023 ingekomen memorie van antwoord, met productie, heeft Chobolobo de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, AB niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar grieven ongegrond zal verklaren en het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van AB in de proceskosten in beide instanties.
2.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Bij vonnis in kort geding van 11 oktober 2022 van het Gerecht, tussen partijen gewezen, is AB veroordeeld – kort samengevat – om de gehuurde stukken grond waarop billboards “A tot en met E” en billboard “32”staan, uiterlijk 14 december 2022 te ontruimen, desnoods met behulp van de sterke arm, en tot betaling aan Chobolobo van NAf 58.620,- ter zake van achterstallige huurpenningen, een en ander uitvoerbaar bij voorraad (ECLI:NL:OGEAC:2022:282). Dit vonnis wordt hierna aangeduid als “het eerste vonnis”.
3.2
AB heeft tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld. Zij heeft aan het vonnis voldaan, behoudens wat betreft billboard “32”. Na betekening van het vonnis heeft de deurwaarder dat reclamebord vervolgens op 12 januari 2023 op verzoek van Chobolobo verwijderd en afgevoerd.
Vorderingen en beslissingen van het Gerecht
3.3
In dit kort geding vordert AB (1) een excuusbrief aan de op bord “32” vermelde adverteerder (klant van AB), (2) terugbetaling van de huurpenningen ter zake van bord “32”, (3) vergoeding van de kosten van het weghalen van bord “32”, (4) vergoeding van gederfde inkomsten door verwijdering van bord “32”, met (5) wettelijke rente en veroordeling in de proceskosten.
3.4
Het Gerecht heeft de vorderingen afgewezen. Het heeft geoordeeld dat AB in de kern genomen terugkomt op de beslissingen van het Gerecht in het hiervoor onder 3.1 vermelde vonnis. AB herhaalt in dit kort geding namelijk haar betoog dat bord “32” niet op terrein van Chobolobo stond, maar op terrein van de overheid. Het Gerecht heeft dat betoog verworpen en geoordeeld dat – nu AB zich niet aan de afspraak en de veroordeling tot verwijdering van bord “32” heeft gehouden – Chobolobo gerechtigd was dat bord te laten verwijderen. Voorts heeft het Gerecht geoordeeld dat ook in het onderhavige kort geding niet kan worden aangenomen dat AB een vordering heeft op Chobolobo uit hoofde van ten onrechte betaalde huur voor de grond onder bord “32”. AB is als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
Beoordeling door het Hof
3.5
Het Hof behandelt eerst de tweede grief die opkomt tegen de overweging van het Gerecht dat Chobolobo aan AB het huurgenot heeft verschaft, en dat gelet daarop in het midden kan blijven in hoeverre Chobolobo zelf (gebruiks)rechten had met betrekking tot de door haar aan AB verhuurde grond (rechtsoverweging 2.5). Aan haar grief legt AB ten grondslag dat Chobolobo geen rechthebbende is van het bewuste perceel grond (maar de overheid), dat Chobolobo dat perceel desalniettemin heeft verhuurd aan AB, terwijl AB haar reclamebord gratis had kunnen neerzetten, hetgeen haar in een nadelige concurrentiepositie heeft gebracht ten opzichte van haar concurrenten.
3.6
Met de bestreden rechtsoverweging vat het Gerecht het oordeel samen uit het eerste vonnis dat het bovendien overneemt en tot het zijne maakt. Dat oordeel komt erop neer dat het betoog van AB relevantie mist omdat zelfs indien Chobolobo de bevoegdheid miste om het bewuste perceel grond te verhuren dat op zichzelf nog geen tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. Daarvan zou pas sprake zijn indien – kort gezegd – een derde een beter recht dan de huurder pretendeert en op die grond de huurder in het gebruik van de zaak stoort (HR 23 februari 2018, ECLI:NL:2018:284, rechtsoverweging 3.3.3). Dat is in het onderhavige geval gesteld noch gebleken. De grief stuit daarop af.
3.7
De eerste en de derde grief komen op tegen de overwegingen van het Gerecht over de tenuitvoerlegging van het eerste vonnis. Het Gerecht heeft te dier zake geoordeeld – kort samengevat – dat Chobolobo gerechtigd was het eerste vonnis ten uitvoer te leggen en dat gesteld noch gebleken is dat zij misbruik heeft gemaakt van die bevoegdheid. AB bestrijdt dat oordeel met de stelling dat Chobolobo het eerste vonnis heeft ten uitvoer gelegd terwijl zij wist (althans behoorde te weten) dat zij geen rechthebbende was ten aanzien van de bewuste strook grond. Dit betoog faalt. Gelet op het hiervoor onder 3.6 overwogene brengt deze omstandigheid – zelfs indien zij zich heeft voorgedaan – niet mee dat Chobolobo misbruik van haar executiebevoegdheid heeft gemaakt. De grieven 1 en 3 stuiten daarop af.
3.8
Nu de grieven falen en het Hof ambtshalve geen bedenkingen heeft tegen het vonnis waarvan beroep, zal dat vonnis worden bevestigd. AB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt AB in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Chobolobo gevallen en tot op heden begroot op NAf 416,64. aan verschotten en NAf 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, J. de Boer, en M.A. Loth, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 12 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.