ECLI:NL:OGHACMB:2023:267

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
SAB2020H0001
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betalingsafspraak met advocaat en bewijsopdracht in civiele zaak

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de erfgenamen van [erflater]. De zaak betreft een betalingsafspraak met de advocaat van [appellante], die in eerste aanleg in conventie eiseres en in reconventie verweerster was. De appellante, die aanvankelijk werd bijgestaan door wijlen mr. A. Moeniralam en later procedeerde in persoon, heeft de erfgenamen van [erflater] aangeklaagd voor een vergoeding van 20% van de verkoopopbrengst van een onroerend goed en 20% van de huuropbrengsten. De erfgenamen, vertegenwoordigd door R.E. Duncan, hebben in eerste aanleg de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat niet vaststond dat alle erfgenamen gebonden waren aan de door [appellante] gestelde overeenkomsten. Het Hof heeft in zijn vonnis van 10 maart 2023 geoordeeld dat [appellante] bewijs moet leveren van haar stelling dat zij recht heeft op deze vergoedingen. Het Hof heeft de verdere beslissing aangehouden en bepaald dat getuigen zullen worden gehoord via een videoverbinding. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de vraag oproept in hoeverre erfgenamen gebonden zijn aan afspraken gemaakt door hun voorgangers en hoe de vergoeding voor werkzaamheden van een advocaat moet worden vastgesteld.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: SAB201800008 – SAB2020H00001
Uitspraak: 10 maart 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van
[APPELLANTE],
wonende in Sint Maarten,
hierna: [appellante],
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: aanvankelijk wijlen mr. A. Moeniralam, daarna procederende in persoon, thans mr. K. Besançon
tegen
de erfgenamen van [erflater],
met gekozen woonplaats in Sint Maarten,
hierna: de erven [erflater],
in eerste aanleg gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
thans geïntimeerden,
gemachtigde: R.E. Duncan.
Aan de zijde van de erfgenamen zijn in dit geding verschenen: [erfgenaam 1], [erfgenaam 2] en [erfgenaam 3], die in de loop van het geding in eerste aanleg is overleden waarna het geding in eerste aanleg en in hoger beroep is voortgezet door zijn erfgenamen [erfgenaam 4], [erfgenaam 5] en [erfgenaam 6]).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het procesverloop tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 26 maart 2021.
1.2.
Op 11 juni 2021 heeft [appellante] een akte uitlating voorlopig oordeel, tevens houdende wijziging van eis genomen.
1.3.
Op 23 augustus 2021 hebben de erven [erflater] een antwoordakte genomen.
1.4.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het Hof houdt niet vast aan zijn in het tussenvonnis gegeven voorlopig oordeel ten aanzien van de artikelen 3:40 en 3:43 BW.
2.2.
Het Gerecht heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen omdat volgens het Gerecht niet vaststond dat alle erfgenamen gebonden waren aan de door [appellante] gestelde overeenkomsten.
2.3.
De erfgenamen zijn de vier kinderen van de op [datum] 1998 overleden [erfgemaam 7], of indien overleden hun erfgenamen.
2.4.
De vier kinderen zijn:
- [erfgenaam 8], geboren [plaats] op [datum] 1938, overleden vóór aanvang van de procedure in eerste aanleg;
- [erfgenaam 3], geboren [plaats] op [datum] 1939, overleden in de loop van de procedure in eerste aanleg;
- [erfgenaam 1];
- [erfgenaam 2].
2.5.
Overgelegd zijn kopieën de volgende vier schriftelijke verklaringen:
a. Een verklaring van
[erfgenaam 2]van 12 mei 2003, getekend door [erfgenaam 2], luidende:
POWER OF ATTORNEY TO SELL PROPERTY
The undersigned:
[ERFGENAAM 2]
residing at [adres];
declares herewith to grant power of attorney to:
[erfgenaam 8],
residing at [adres];
to represent the undersigned with regard to the following matter:
the sale and transfer of:
a parcel of land, having an area of 839m2, situated on Saba [plaatsaanduiding], described in Certificate of Admeasurement [nummer];
with thereonstanding dwelling house;
such for the purchase price and such other conditions as agreed with
Buyer, costs of transfer and conveyance for the account of Buyer;
THERETO:
- to contract a real estate agent;
- to sign the related contract and deed;
- to do everything needed to have the house vacated;
- to receive the purchase price and give receipt therefore;
- to deliver the aforementioned immovable property;
- to adjust leases and charges;
- furthermore do all and everything needed in connection with the above transaction, which the undersigned would do or cause to be done, if he would be present himself.
All with the power of substitution.
b. Een verklaring van
[erfgenaam 8]van 2 juni 2006, getekend door [erfgenaam 8] en [appellante], luidende:
[erfgenaam 8] agrees that [appellante] will receive twenty percent of the amount of the purchase price of the real estate property belonging to the heirs of [erflater] located at [plaatsaanduiding], Saba.
c. Een verklaring van
[erfgenaam 1]van 29 januari 2008, getekend door [erfgenaam 1], luidende:
The undersigned , [ERFGENAAM 1], agrees with her brother [erfgenaam 8] that in the case of undersigned and her brothers against [[bewoonster]], [appellante] will be paid her fees and costs via the percentage as agreed upon with [erfgenaam 8] upon the sale of the house in Saba
d. Een verklaring van [erfgenaam 9] (hierna:
[erfgenaam 9]), de weduwe van [erfgenaam 8], van 19 juli 2018, getekend door [erfgenaam 9], luidende onder meer:
… The truth in short is: After the death of his parents [erfgenaam 10] was left in charge of the inheritance by [erfgenaam 3] and [erfgenaam 2] and [erfgenaam 1] to ensure that the house located in [plaats] Saba described in certificate of admeasurement [nummer], part of the estate of their late parents would be vacated by [[bewoonster]] and could be sold. All the brothers and sister said they had no money to pay for the lawyer and as [erfgenaam 10] knew [vader van appellante] he asked for his help and to await payment until the house would be sold. Ultimately it was agreed that [appellante] would help and await payment until the sale of the house. [erfgenaam 10] offered to sign a paper that [appellante] would get at least 20% of the sales price of the house. I am very sure [erfgenaam 1] signed for this too.
Nobody ever disagreed with the appointment of [appellante] as the attorney under this condition. Actually [erfgenaam 1] and brothers were kept informed of all the cases and developments. Once [erfgenaam 1] was asked by [appellante] to come to Court with one of the other brothers and they did so, but [erfgenaam 1] talked so much nonsense that she got [erfgenaam 10] quite upset. [erfgenaam 10] and I talked many times about how amazing [appellante] was helping us for many many years paying so many costs like court fees, travelling fees etc and never ever bothering us for money.
Our lawyer [appellante] did a lot of good work. I was always present and my late husband and I were and are very grateful to her for working so many years relentlessly on our behalf. She even succeeded in getting us some payment of rental monies. [erfgenaam 10] and she spoke about the fact that 20 % collection charges of the rental received should also be paid to the lawyer as all the work was done only by her. Unfortunately after [erfgenaam 8]s death [erfgenaam 1] started taking all the rental monies and she did not pay nor the lawyer nor me my correct part of these rental monies only a small part of the bailiff fees. [erfgenaam 1] even took all the papers with regard to the house and the cases and now she is telling blatant lies being very very ungrateful, but there is a God I strongly believe and justice will be done. …
[erfgenaam 10] was a very honest and decent person and I know he saw it as our moral duty to pay attorney [appellante] everything that she is owed. I agree fully with this and I disagree with his brothers and sister who are too ungrateful. (…).
2.6.
De verklaring (onder a) van
[erfgenaam 2]houdt een algemene volmacht aan [erfgenaam 8] in die de afspraak van [erfgenaam 8] met [appellante] (onder b) ter zake van de 20% kan bestrijken. [erfgenaam 8] contracteert overigens niet met zoveel woorden mede
namens[erfgenaam 2] of de andere broer en zuster.
2.7.
De afspraak van
[erfgenaam 8](onder b) betreft 20% van de verkoopopbrengst, niet 20% van de huuropbrengst.
2.8.
Met de verklaring van
[erfgenaam 1](onder c) bevestigt ook [erfgenaam 1] de afspraak van [erfgenaam 8] met [appellante] (onder b). Ook hier wordt alleen het percentage van de verkoopopbrengst genoemd, niet dat van de huuropbrengst.
2.9. [
[erfgenaam 1] heeft [appellante] US$ 6.500,- en Naf 900,- uitbetaald (CvA onder II, 3). Het huis is kennelijk (nog) niet verkocht.
2.10.
Van wijlen
[erfgenaam 3], die in de Verenigde Staten woonde, ontbreekt een verklaring. Aannemelijk is wel dat hij wist van de procedure en de procesvertegenwoordiging en dus akkoord ging met (een redelijke) beloning van [appellante].
2.11.
Uit hetgeen
[erfgenaam 9]heeft verklaard (
de audituen volgens de erven [erflater] door [appellante] opgemaakt [dupliek onder 3.5]), zou kunnen worden afgeleid dat de broers en zuster (bij stilzwijgende overeenkomst) het
beheervan de nalatenschap aan [erfgenaam 8] hadden opgedragen (artikel 3:168 BW). Het contracteren met [appellante], met het 20%-beding, teneinde het huis leeg te kunnen opleveren na verkoop, kan als daad van beheer worden gezien.
2.12.
In de ter inschrijving in de openbare register bedoelde notariële akte van 13 maart 2003 (productie bij inleidend verzoekschrift) treedt [erfgenaam 8] op als gemachtigde van zijn broers en zuster.
2.13. [
[erfgenaam 9] verklaart (de auditu) als enige omtrent een afspraak dat [appellante] 20% van de huuropbrengsten zou behoren (‘should also be paid’) te krijgen.
2.14. [
[appellante] spreekt in haar inleidend verzoekschrift (onder 2) van ‘20% incassokosten van de te innen huurpenningen van [[bewoonster]]’ (zie ook petitum onder d). In de gewijzigde eis van 11 juni 2021 is het algemeen: ‘20% … van de geïnde huuropbrengsten’.
2.15. [
[appellante] heeft een bewijsaanbod gedaan ten aanzien van de afspraak, waaraan alle erfgenamen gebonden zouden zijn, dat zij 20% zou ontvangen van de (toekomstige) verkoopopbrengst van het huis en 20% van de geïnde huuropbrengsten. Zij zal tot bewijslevering worden toegelaten.
2.16.
De vordering ziet hoe dan ook op een vergoeding voor werkzaamheden van [appellante] als advocaat. Niet de burgerlijke rechter, maar de Raad van Toezicht en de Raad van Appel (hierna: de bijzondere rechter) zijn bevoegd de daarvoor toe te wijzen vergoeding te begroten. Zowel indien de afspraak bewezen wordt, als indien dat niet gebeurt, geldt dat de begroting dient te geschieden door de bijzondere rechter. Het is niet zonder meer zeker dat de afspraak, indien bewezen, onverkort moet worden nagekomen. Ook indien een vergoeding van een advocaat voor zijn werkzaamheden gebaseerd is op een overeenkomst, is de bijzondere rechter aangewezen om deze te begroten (art. 34 lid 1 Advocatenlandsverordening 1959). Daarvoor gelden grenzen van een billijke gematigdheid (art. 36 lid 2 Advocatenlandsverordening 1959) en normen die ontleend zijn aan de eer van de stand van de advocaten (vergelijk art. 20 Advocatenlandsverordening 1959). Het oordeel daarover moet worden overgelaten aan de bijzondere rechter, die daarin gespecialiseerd is.
2.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- laat [appellante] toe bewijs te leveren van haar stelling dat zij 20% zou krijgen van de verkoopopbrengst en 20% van de huuropbrengst van de woning;
- bepaalt, voor het geval dat [appellante] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord tegenover mr. J. de Boer door middel van een videoverbinding tussen het gerechtsgebouw in Sint Maarten en het Kas di Korte in Curaçao, op
vrijdag 24 april 2023 om 15.00 uur;
- bepaalt dat wanneer partijen ten behoeve van de enquête nog stukken in het geding willen brengen zij ervoor dienen te zorgen dat deze stukken tijdig door het Hof (op rolhandelingen.hof@caribjustitia.org) en de [bewoonster] zijn ontvangen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 10 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.