ECLI:NL:OGHACMB:2023:26

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
CUR2022H00316
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging en opheffing beslag in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, hebben de appellanten, United Telecommunication Services N.V. (UTS) en Dutch United Telecommunication Services N.V. (DUTS), hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Dit vonnis, uitgesproken op 11 november 2022, betrof een kort geding waarin de vordering van UTS tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen. De appellanten vorderden dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis zou schorsen totdat er onherroepelijk op het hoger beroep zou zijn beslist.

De procedure begon met een akte van appel en een verzoekschrift van de appellanten, waarin zij de schorsing van de tenuitvoerlegging vroegen. De verweerder, die in Suriname woont, heeft hiertegen verweer gevoerd. Het Hof heeft de zaak op 28 februari 2023 behandeld en geconcludeerd dat de vordering tot schorsing moet worden afgewezen. Het Hof oordeelde dat de beslagen die door DUTS en UTS waren gelegd, met de uitspraak van het bestreden vonnis zijn opgeheven. Dit was gebaseerd op de overweging dat er summierlijk was gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van DUTS en UTS.

Het Hof heeft de belangen van de partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen. De appellanten werden als in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de kosten van de schorsingsprocedure, die tot dat moment waren begroot op NAf 4.000,- aan salaris voor de gemachtigde van de verweerder. De uitspraak werd gedaan door de rechters E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, en vond plaats in het openbaar in Curaçao.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: CUR202203792 – CUR2022H00316
Uitspraak: 28 februari 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing op de voet van art. 272 Rv van:
1. de rechtspersoon naar Nederlands recht

DUTCH UNITED TELECOMMUNICATION SERVICES N.V.,

2. de naamloze vennootschap
UNITED TELECOMMUNICATION SERVICES N.V.,
beide met gekozen domicilie in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagden, thans appellanten,
eisers tot schorsing,
gemachtigden: mrs. T.E. Matroos en M.H.M. Janssen,
tegen
[VERWEERDER],
wonende in Suriname,
in eerste aanleg eiser, thans geïntimeerde,
verweerder tegen de vordering tot schorsing,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof.
Partijen worden hierna DUTS, UTS en [verweerder] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel tevens memorie van grieven van 14 november 2022 zijn DUTS en UTS in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 11 november 2022 in kort geding uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 15 november 2022 ingekomen verzoekschrift, met producties, hebben DUTS en UTS gevorderd, verkort weergegeven, dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis zal schorsen totdat onherroepelijk op het hoger beroep zal zijn beslist, kosten rechtens.
1.3
Bij verweerschrift van 23 november 2022, met producties, heeft [verweerder] geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot schorsing, kosten rechtens.
1.4
Op 17 januari 2023 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend. DUTS en UTS hebben daarbij nog producties 28 tot en met 30 in het geding gebracht en [verweerder] productie 11.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1 [
[verweerder] is enig aandeelhouder en bestuurder van [A] Management & Consultancy N.V., gevestigd in Curaçao (hierna: [A]).
2.2
Bij eindvonnis van 4 juli 2022 in een bodemzaak (zaak CUR202000258) heeft het Gerecht, na getuigen te hebben gehoord, UTS veroordeeld tot betaling van USD 185.823,28, met rente en kosten, aan [A] en [verweerder]. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. UTS is in hoger beroep gegaan van dat vonnis. In dat hoger beroep is nog geen uitspraak gedaan.
2.3
DUTS is een 100% dochtermaatschappij van UTS. DUTS en UTS stellen dat zij een vordering van USD 500.000,- op [verweerder] hebben. Voor die gepretendeerde vordering hebben zij de volgende conservatoire beslagen ten laste van [verweerder] doen leggen (hierna: de beslagen):
a. op 18 juli 2022, DUTS onder UTS,
b. op 18 juli 2022, UTS onder zichzelf (eigenbeslag),
c. op 18 juli 2022, DUTS en UTS onder Stichting Derdengelden Maatschap Soliana Bonapart & Aardenburg,
d. op 20 juli 2022, DUTS en UTS op een of meer aandelen in [A],
e. op 19 augustus 2022, DUTS en UTS onder [A];
f. op 19 augustus 2022, DUTS en UTS (een conservatoir deelgenotenbeslag).
2.4
In het bestreden, in kort geding gewezen vonnis heeft het Gerecht de beslagen opgeheven. Het Gerecht heeft overwogen dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering (4.7) en dat belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt (4.8). DUTS en UTS zijn in de proceskosten veroordeeld. Het bestreden vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5
Aangezien het hier gaat om een uitvoerbaar bij voorraad verklaard constitutief opheffingsvonnis, zijn de beslagen met het doen van de uitspraak opgeheven. Indien het bestreden vonnis in hoger beroep (of in cassatie) zou worden vernietigd, zouden de beslagen daardoor herleven, met dien verstande dat wijzigingen in de rechtstoestand van de beslagen goederen in de periode tussen de opheffing en de vernietiging moeten worden geëerbiedigd. In het midden kan blijven of dezelfde rechtsgevolgen bereikt kunnen worden met schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Het Hof ziet namelijk geen aanleiding om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen, gelet op het volgende.
2.6
Bij de beoordeling van een vordering tot schorsing gelden de maatstaven als vermeld in HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 (Strandhotel).
2.7
Het bestreden vonnis bevat geen kennelijke misslagen. De bezwaren van DUTS en UTS tegen het bestreden vonnis kunnen voor het overige in het hoger beroep aan de orde komen. Daarop loopt het Hof thans niet vooruit.
2.8
Een belang van [verweerder] bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is in elk geval dat [verweerder] daardoor geen hinder meer ondervindt van de in opdracht van DUTS en UTS gelegde beslagen. Een belang van UTS en DUTS bij schorsing (indien schorsing het hiervoor in 2.5 bedoelde rechtsgevolg van herleving van de beslagen heeft) is dat zij daardoor minder risico zouden lopen. Zij vrezen dat [verweerder] anders gelden na ontvangst daarvan zal wegsluizen naar onbekende bankrekeningen in het buitenland, of zal uitgeven.
2.9
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Uitgangspunt bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard opheffingsvonnis is dat de beslagen, hangende de hogere voorziening, als opgeheven hebben te gelden. Verder dient het Hof in dit kort geding voorshands uit te gaan van de juistheid van de veroordeling van UTS tot betaling aan [verweerder] in het vonnis van 4 juli 2022, in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep in die zaak. Gelet op deze uitgangspunten valt een belangenafweging in het voordeel van [verweerder] uit.
2.1
Het Hof zal de vordering daarom afwijzen. DUTS en UTS zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van deze schorsingsprocedure.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst de vordering af;
veroordeelt DUTS en UTS in de kosten van deze schorsingsprocedure, aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op NAf 4.000,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 28 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.