ECLI:NL:OGHACMB:2023:234

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AUA2022H00154
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagbescherming en wettelijk ontslagverbod in verband met zwangerschap en postnatale depressie

In deze zaak gaat het om het ontslag van een technisch onderwijsassistent bij een school voor voortgezet onderwijs in Aruba. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in een eerdere tussenbeschikking geoordeeld dat voor het ontslag geen vergunning vereist was. In de eindbeschikking oordeelt het Hof dat het ontslag nietig is, omdat het in strijd is met een wettelijk ontslagverbod dat verband houdt met zwangerschap. De werkneemster had een postnatale depressie, die haar arbeidsongeschiktheid veroorzaakte, en dit was de reden voor het ontslag. De procedure begon met een beschikking van 25 april 2023, waarna beide partijen verschillende aktes hebben ingediend. Uiteindelijk hebben zij verzocht om een beschikking zonder nadere mondelinge behandeling. Het Hof heeft vastgesteld dat de werkneemster gedurende een periode na haar zwangerschapsverlof arbeidsongeschikt was en dat deze ongeschiktheid te maken had met haar zwangerschap en bevalling. Het Hof bevestigt de eerdere beschikking en veroordeelt de stichting in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op Afl. 6.000,00 voor de gemachtigde van de werkneemster. De beschikking is uitgesproken op 5 december 2023.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: AUA202103615 – AUA2022H00154
Uitspraak: 5 december 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de stichting
STICHTING VOORTGEZET ONDERWIJS ARUBA,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans appellante,
gemachtigde: mr. L.J. Pieters,
tegen
[DE WERKNEEMSTER],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.G. Kock.
Partijen worden hierna SVOA en [de werkneemster] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft het ontslag van een technisch onderwijsassistent bij een school voor voortgezet onderwijs in Aruba. Bij tussenbeschikking heeft het Hof geoordeeld dat daarvoor geen ontslagvergunning vereist was. Nu wijst het Hof een eindbeschikking. Het Hof oordeelt dat het ontslag nietig is wegens strijd met een wettelijk ontslagverbod dat verband houdt met zwangerschap.

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1
Bij beschikking van 25 april 2023 is de zaak naar de rol verwezen.
2.2
Op 23 mei 2023 hebben beide partijen een akte ingediend. Aan de akte van [de werkneemster] zijn producties gehecht.
2.3
Op 20 juni 2023 hebben beide partijen een antwoordakte ingediend. [De werkneemster] heeft in de antwoordakte te kennen gegeven dat zij een nadere mondelinge behandeling wenst.
2.4
Bij e-mail van 16 augustus 2023 zijn partijen opgeroepen voor nadere mondelinge op maandag 30 oktober 2023. Deze is niet doorgegaan, omdat partijen bij brief van vrijdag 27 oktober 2023 een eenparig verzoek hebben gedaan om beschikking te geven zonder nadere mondelinge behandeling.
2.5
Beschikking is bepaald op vandaag.

3.De verdere beoordeling

3.1
In de brief van 10 september 2021 is zijdens [de werkneemster] een beroep gedaan op het wettelijk opzegverbod van art. 7A:1615h lid 2 BW (oud). Bij inleidend verzoekschrift heeft [de werkneemster] de brief van 10 september 2021 overgelegd en vermeld dat haar gemachtigde in die brief de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. Bij verweerschrift in eerste aanleg heeft SVOA verweer gevoerd tegen het in de brief vermelde beroep op het opzegverbod. Dit is voldoende voor het oordeel dat het beroep op dat verbod binnen de grenzen van de rechtsstrijd van partijen valt.
3.2
De gang van zaken is als volgt geweest.
3.2.1
In eerste aanleg heeft SVOA bij pleitnota een overzicht van Medisoft overgelegd. Volgens dat overzicht is [de werkneemster] vanaf 19 augustus 2019 tot en met 27 augustus 2019 arbeidsongeschikt geweest wegens ziekte. Per 28 augustus 2019 was zij volgens dat overzicht arbeidsgeschikt in verband met het begin van haar zwangerschapsverlof. Verder staat op dat overzicht vermeld dat haar verzuim weer is begonnen op 18 november 2019. Het verzuim heeft onafgebroken voortgeduurd totdat SVOA het dienstverband heeft opgezegd.
3.2.2
Op 6 oktober 2019 is [de werkneemster] bevallen van een kind.
3.2.3
Bij brief van 6 maart 2020 heeft de SVb-arts als werkdiagnose vermeld: post natal depression.
3.2.4
Psychiater [psychiater] heeft schriftelijk verklaard dat in mei 2021 haar advies aan [de werkneemster] was om de laatste weken van juni 2021 weer naar het werk te gaan en dat [de werkneemster] wenste in augustus 2021 weer naar het werk te gaan.
3.2.5
Bij brief van 28 juni 2021 heeft SVOA het dienstverband opgezegd.
3.2.6
Bij e-mail van 30 juni 2021 heeft [de werkneemster] aan de SVb-arts geschreven dat zij op 22 juni 2021 een gesprek had gehad met de SVb-arts over de mogelijkheid om in het kader van re-integratie halve dagen te gaan werken met als vooruitzicht dat [de werkneemster] in augustus weer arbeidsgeschikt verklaard zou worden. Bij e-mail van 2 juli 2021 heeft de SVb-arts geantwoord dat het beleid en het standpunt van de SVb-arts keurig beschreven staan in de e-mail van [de werkneemster].
3.3
Uit voorgaande gang van zaken volgt dat [de werkneemster] gedurende een periode die direct aansloot op haar zwangerschapsverlof en bevallingsverlof en die voortduurde tot en met in elk geval de datum van de opzegging arbeidsongeschikt was. Verder kan uit die gang van zaken met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat deze ongeschiktheid is toe te schrijven aan een postnatale depressie die haar oorzaak vond in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. SVOA heeft ook niet (voldoende duidelijk) betwist dat de periode van arbeidsongeschiktheid die aansloot op het zwangerschapsverlof en bevallingsverlof haar oorzaak vond in de bevalling of de zwangerschap.
3.4
Aldus is de opzegging door SVOA in strijd met het wettelijk opzegverbod van art. 7A:1615h lid 2 BW (oud).
3.5
Slotsom is dat het Gerecht terecht voor recht heeft verklaard dat het gegeven ontslag nietig is, zij het dat daar een andere nietigheidsgrond aan ten grondslag ligt dan het Gerecht heeft aangenomen. De beschikking waarvan beroep, zoals door het Gerecht verbeterd, dient te worden bevestigd met verbetering van gronden. SVOA zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep, zoals door het Gerecht verbeterd, met verbetering van gronden;
veroordeelt SVOA in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [de werkneemster] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, E.A. Saleh en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 5 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.