ECLI:NL:OGHACMB:2023:231

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
SXM2023H00078
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontheffing gezag en benoeming voogd in een civiele zaak betreffende een minderjarige

In deze zaak heeft de moeder, wonende in Nederland, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin haar werd ontheven uit het ouderlijk gezag over haar kind, [kind 1], en waarin [de vader] als voogd werd benoemd. De moeder heeft haar bezwaren tegen deze beschikking toegelicht en verzocht om de beschikking te vernietigen, zodat zij het gezag over [kind 1] zou behouden en zijn hoofdverblijfplaats bij haar zou zijn. De Voogdijraad Sint Maarten heeft in een rapport geadviseerd om [de vader] tot voogd te benoemen en de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem te bepalen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2023 was de moeder via videoverbinding aanwezig, terwijl de andere betrokkenen fysiek aanwezig waren. Het Hof heeft vastgesteld dat [kind 1] al sinds zijn geboorte bij zijn grootmoeder vaderszijde verblijft en dat de moeder in Nederland woont met haar andere kinderen. Het Hof heeft ook rekening gehouden met de stabiliteit van de woonomgeving van [kind 1] bij zijn vader en grootmoeder, in tegenstelling tot de situatie van de moeder in Nederland.

Het Hof heeft geoordeeld dat de ontheffing van het gezag van de moeder gerechtvaardigd is op basis van artikel 1:268 lid 2 sub d BW, omdat [kind 1] al geruime tijd in een andere gezinssituatie verblijft en terugkeer naar de moeder ernstige nadelen voor hem met zich mee zou brengen. De beschikking van het Gerecht is bevestigd, en de moeder is ontheven uit het gezag, terwijl [de vader] als voogd is benoemd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: SXM202200265 – SXM2023H00078
Uitspraak: 15 november 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellante],
wonende in Nederland,
appellante, in eerste aanleg verweerster,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel,
tegen
DE VOOGDIJRAAD SINT MAARTEN
gevestigd te Sint Maarten,
geïntimeerde, in eerste aanleg verzoekster,
hierna: de Voogdijraad,
gemachtigde: mr. G. Hatzmann
Belanghebbenden:
-[kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 in Sint Maarten;
-[de vader] (hierna: [de vader]);
-[grootmoeder vaderszijde] (grootmoeder vaderszijde);

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 26 juli 2023 ingekomen beroepschrift, met producties, is de moeder in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 26 september 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de moeder haar bezwaren tegen de beschikking toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zal bepalen dat zij belast blijft met het gezag over [kind 1] en dat zijn hoofdverblijfplaats bij haar zal zijn, met afwijzing van de verzoeken van de Voogdijraad en met veroordeling van de Voogdijraad en [de vader] in de proceskosten in hoger beroep.
1.2
Op 18 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden in het gerechtsgebouw in Sint Maarten, samen met de behandeling in een verwant hoger beroep (SXM2023H00125). Aanwezig waren namens de moeder mr. Bommel en [grootvader moederszijde], [de vader], bijgestaan door mr. M. Hart, grootmoeder vaderszijde en namens de Voogdijraad [lid voogdijraad]. De moeder heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
1.3
Voorafgaand aan de zitting heeft een lid van het Hof [kind 1] gehoord.
1.4
Beschikking is aangezegd op vandaag.
1.5
Het Hof doet vandaag ook uitspraak in de verwante hoger beroepszaak (SXM2023H000125). Dit hoger beroep is gericht tegen de beslissing van het Gerecht van 12 september 2022, waarin (onder meer) is beslist dat de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij [de vader] zal zijn.

2.De feiten

2.1
De moeder en [de vader] hebben een relatie gehad. [kind 1] is geboren op [geboortedatum] 2012. [de vader] is niet de biologische vader van [kind 1], die is onbekend.
2.2
De moeder heeft het (eenhoofdig) gezag over [kind 1].
2.3
De moeder is omstreeks juni 2021 naar Nederland verhuisd met haar vier andere kinderen en woont daar sinds die tijd. In november 2021 is zij naar Sint Maarten gereisd met als doel [kind 1] en zijn zuster [kind 2] (geboren [geboortedatum] 2010, hierna [kind 2]) met haar mee terug te nemen naar Nederland. Dat is haar verboden in een kort gedingvonnis van het Gerecht van 21 maart 2022 (SXM202200325).

3.De procedure bij het Gerecht

3.1
De Voogdijraad heeft bij verzoek van 20 september 2022 verzocht om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontheffen over [kind 1] en om [de vader] als voogd over hem te benoemen.
3.2
Bij beschikking van 26 september 2022 heeft het Gerecht dit verzoek toegewezen.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid hoger beroep
4.1
Het Hof gaat er van uit dat de moeder niet eerder dan tijdens de eerste mondelinge behandeling op 15 juni 2023 door het Hof in de verwante zaak (SXM2023H000125) op de hoogte is geraakt van de beschikking van 26 september 2022. Vast staat dat zij niet verschenen is tijdens de behandeling van deze zaak door het Gerecht. Nu het hoger beroep binnen zes weken na 15 juni 2023 is ingesteld is het hoger beroep ontvankelijk.
situatie [kind 1]
4.2
Tijdens de loop van de procedure in de verwante zaak is gebleken dat [de vader] niet de biologische vader van [kind 1] is, terwijl [kind 1] wel al bijna zijn hele leven bij hem verblijft (zoals hierna zal worden vastgesteld) en niet bij zijn moeder, die het gezag over hem heeft.
4.3
De Voogdijraad heeft in de verwante zaak op 12 juli 2022 een rapport uitgebracht. In dat rapport heeft de Voogdijraad (naast adviezen over [kind 2]) inzake [kind 1] geadviseerd om [de vader] tot voogd te benoemen en om een omgangsregeling tot stand te brengen met de moeder.
4.4
Uit de verklaringen van partijen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, de verhoren van de kinderen en de informatie die de Voogdijraad heeft gegeven bij die mondelinge behandeling en in het rapport van 12 juli 2022is voldoende aannemelijk geworden dat beide kinderen al vanaf heel jonge leeftijd ([kind 2] in 2011 en [kind 1] in 2012) verblijven in het huis van grootmoeder vaderszijde, waar [de vader] toen ook woonde en nog steeds woont. Dat hij inmiddels ergens anders is gaan wonen (bij zijn vriendin) is niet gebleken. Namens de moeder is in het beroepschrift weliswaar ontkend dat de kinderen al heel lang bij de vader/grootmoeder vaderszijde verblijven. De Voogdijraad heeft echter op vragen van het Hof expliciet bevestigd dat zij in 2011 al bemoeienis had met het gezin en dat uit gegevens uit die tijd blijkt dat eerst [kind 2] en later [kind 1] zijn geplaatst bij de vader (die ook toen al woonde bij zijn moeder). Uit het rapport blijkt ook dat de moeder zelf tegenover de Voogdijraad heeft verklaard dat beide kinderen al lange tijd in het huis van hun grootmoeder vaderszijde wonen, dat zij hen daar heeft bezocht en dat de kinderen soms tijdens weekends bij haar verbleven toen zij nog op het eiland woonde.
4.5
De Voogdijraad heeft gesprekken gevoerd met de moeder (via de telefoon), haar vader, met [de vader] en zijn familie (zijn moeder en zijn zuster), met de school van de kinderen en met ieder van de kinderen zelf. De Voogdijraad heeft uit deze gesprekken geconcludeerd dat beide kinderen (ook [kind 1]) een sterke band hebben met de vader en zijn moeder, dat zij door hen goed verzorgd worden in een adequate woonomgeving en dat de school geen zorgen over de kinderen heeft. In het rapport wordt wel een incident beschreven dat in juni 2022 op school heeft plaatsgevonden, waarbij grootvader vaderszijde [kind 1] in de school heeft bezocht en hem daar (met de moeder aan de telefoon) ter plekke heeft meegedeeld dat [de vader] niet zijn biologische vader is. Als gevolg van dat incident waren beide kinderen overstuur en bang dat hun grootvader hen zou meenemen. De Voogdijraad constateert verder dat de kinderen geen (sterke) band met hun moeder hebben, dat [kind 2] in het verleden met haar jongere broertjes en zusjes alleen thuis werd gelaten door haar moeder en dat beide kinderen bezorgd zijn over een verhuizing naar Nederland en dit niet willen.
4.6
De conclusie van de Voogdijraad is dat het niet verstandig is de kinderen uit hun vertrouwde omgeving te halen, waar zij gehecht zijn en zich veilig voelen. De Voogdijraad adviseert op basis van haar bevindingen inzake [kind 1] het volgende:
-om [de vader] tot voogd over [kind 1] te benoemen;
-om de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij [de vader] te bepalen; en verder
-dat beide kinderen (ook [kind 1]) regelmatig contact met moeder hebben.
4.7
Over de situatie van de moeder in Nederland is onder meer uit een brief van Limor, een organisatie die haar begeleidt, en uit haar eigen verklaringen ter zitting het volgende bekend. De moeder is in de zomer van 2021 naar Nederland gekomen met twee kinderen en is in Nederland bevallen van haar jongste dochter. Limor heeft haar begeleid en heeft haar geholpen een tijdelijke woning te krijgen. Volgens Limor is de moeder leergierig, zij luistert naar adviezen, zij kan rondkomen van een bijstandsuitkering en verschaft haar kinderen wat zij nodig hebben. Inmiddels woont de moeder met vier kinderen in een grotere huurwoning in [woonplaats]. Zij is bezig met het leren van Nederlands, waarna zij een opleiding tot verpleegkundige wil volgen.
4.8
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij een vaste baan heeft als kok en nog steeds bij zijn moeder woont. Haar huis wordt uitgebreid met meer ruimte voor hem en beide kinderen.
wettelijk kader ontheffing
4.9
Ontheffing uit het gezag is een ingrijpende maatregel die in beginsel niet kan worden uitgesproken als een ouder zich daartegen verzet, tenzij één van de uitzonderingsgronden genoemd in art. 1:268 lid 2 BW van toepassing is. Het Hof is van oordeel dat in dit geval 1:268 lid 2 sub d BW van toepassing is. In geval van verzorging en opvoeding in een ander gezin met instemming van de ouder en gedurende tenminste een jaar kan de ontheffing van ouderlijk gezag volgens dit artikel worden uitgesproken als voortzetting van dat verblijf in een ander gezin noodzakelijk is en van terugkeer naar de ouder ernstig nadeel voor het kind moet worden gevreesd.
4.1
In het beroepschrift wordt erkend dat beide kinderen (ook [kind 1]) bij grootmoeder verbleven met instemming van de moeder. Volgens de moeder was dit voor kortere tijd en tijdelijk (wegens het verblijf van moeder in Nederland ter voorbereiding van de verhuizing van de kinderen). Zoals hiervoor overwogen is echter voldoende aannemelijk geworden dat [kind 1] al sinds augustus 2012 bij zijn vader verblijft; volgens het rapport van de Voogdijraad is hij toen bij zijn vader/grootmoeder vaderszijde geplaatst en heeft daar sinds die tijd verbleven, kennelijk met instemming van moeder, die pas in 2021 de wens heeft geuit dat [kind 1] bij haar zou gaan verblijven.
4.11
Gelet op de inhoud van het rapport en het advies van de Voogdijraad (zie 4.5 en 4.6) acht het Hof voortzetting van het verblijf van [kind 1] bij de vader noodzakelijk. Van terugkeer naar de moeder (hetgeen een verhuizing naar Nederland impliceert) moet ernstig nadeel worden verwacht voor [kind 1] omdat hij dan zijn vertrouwde omgeving moet verlaten, waar hij gehecht is en zich veilig voelt. Door het in 4.5 beschreven incident (waarbij [kind 1] in zijn schoolklas door moeder en grootvader moederszijde werd geconfronteerd met gevoelige informatie over zijn afstamming die hij niet kende) voelde [kind 1] zich volgens het rapport beschaamd ten opzichte van zijn klasgenoten, verdrietig en bang om naar Nederland te moeten vertrekken. Dit incident heeft begrijpelijkerwijze zijn wens versterkt om bij zijn vader en grootmoeder te willen blijven wonen, zoals hij heeft bevestigd in het kinderverhoor. Het Hof houdt daar ook rekening mee, evenals met het feit dat de woonomgeving bij de vader stabieler oogt dan die bij de moeder, die geen werk heeft en alleen moet zorgen voor vier jonge kinderen.
Slotsom
4.12
Het Hof acht gelet op het voorgaande voldoende redenen aanwezig om het verzoek van de Voogdijraad toe te wijzen en de moeder te ontheffen uit het gezag (op grond van art. 1:268 lid 2 sub d BW) en om [de vader] tot voogd te benoemen (op grond van art. 1:275 lid 3 BW). Dit impliceert dat de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij zijn vader zal blijven.
4.13
Dit betekent dat de beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
draagt de griffier op hiervan aantekening te doen in het gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte;
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.W.A. Vonk en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof uitgesproken op 15 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.