ECLI:NL:OGHACMB:2023:230

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 oktober 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
SXM2022H00125
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen

In deze zaak heeft de moeder in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin het gezag over haar kinderen werd gewijzigd. De moeder, wonende in Nederland, verzocht om de hoofdverblijfplaats van haar kinderen bij haar te bepalen. De vader, wonende in Sint Maarten, heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over [kind 1] en de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij hem te bepalen. Tijdens de zittingen, die zowel in Curaçao als in Sint Maarten plaatsvonden, zijn beide partijen en hun gemachtigden gehoord. De Voogdijraad heeft onderzoek gedaan en geadviseerd dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven, waar zij goed verzorgd worden door hun vader en grootmoeder. Het Hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van [kind 1] is dat zij bij haar vader blijft wonen en dat hij het eenhoofdig gezag over haar krijgt. De verzoeken van de vader zijn toegewezen, terwijl de verzoeken van de moeder zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: SXM202200265 – SXM2022H00125
Uitspraak: 15 november 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellante],
wonende in Nederland,
appellante, in eerste aanleg verweerster,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in Sint Maarten,
geïntimeerde, in eerste aanleg verzoeker,
hierna: [geïntimeerde] of de vader,
gemachtigde: mr. G. Hatzmann.
Belanghebbenden:
-[kind 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 in Sint Maarten;
-[kind 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 in Sint Maarten;
-[grootmoeder vaderszijde]Lake (grootmoeder vaderszijde);
-de Voogdijraad in Sint Maarten.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 24 oktober 2022 ingekomen beroepschrift is de moeder in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 12 september 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft zij haar bezwaren tegen de beschikking toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zal bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
1.2
Op 15 juni 2023 heeft de eerste mondelinge behandeling van dit hoger beroep plaatsgevonden. Het Hof bevond zich in het gerechtsgebouw in Curaçao en beide partijen, hun gemachtigden en [lid voogdijraad] namens de Voogdijraad hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen. Van die zitting is een proces-verbaal gemaakt dat aan partijen is gestuurd. De zaak is vervolgens aangehouden om nadere informatie te verkrijgen.
1.3
Op 18 oktober 2023 heeft een tweede mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden in het gerechtsgebouw in Sint Maarten, samen met de behandeling in een verwant hoger beroep (SXM2023H00078). Aanwezig waren namens de moeder mr. Bommel en [grootvader moederszijde] (grootvader moederszijde), [geïntimeerde], bijgestaan door mr. M. Hart, de grootmoeder vaderszijde en namens de Voogdijraad [lid voogdijraad]. De moeder heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
1.4
Voorafgaand aan de zitting heeft een lid van het Hof beide kinderen gehoord.
1.5
Beschikking is aangezegd op vandaag.
1.6
Het Hof doet vandaag ook uitspraak in de verwante hoger beroepszaak (SXM2023H00078). Dit hoger beroep is gericht tegen een beslissing van het Gerecht van 26 september 2022, waarin de moeder op verzoek van de Voogdijraad is ontheven uit het gezag over [kind 2] en waarbij [geïntimeerde] is belast met de voogdij over [kind 2].

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een relatie gehad. Op [geboortedatum] 2010 is [kind 1] geboren. [geïntimeerde] is de biologische vader van [kind 1]; hij heeft haar tot op heden niet erkend.
2.2 [
[kind 2] is geboren op 12 april 2012. [geïntimeerde] is niet de biologische vader van [kind 2], die is onbekend.
2.3
De moeder heeft het (eenhoofdig) gezag over beide kinderen.
2.4
De moeder is omstreeks juni 2021 naar Nederland verhuisd met haar vier andere kinderen en woont daar sinds die tijd. In november 2021 is zij naar Sint Maarten gereisd met als doel [kind 1] en [kind 2] met haar mee terug te nemen naar Nederland. Dat is haar verboden in een kort gedingvonnis van het Gerecht van 21 maart 2022 (SXM202200325).

3.De procedure bij het Gerecht

3.1 [
[geïntimeerde] heeft (na wijziging van eis) verzocht aan hem vervangende toestemming te verlenen om [kind 1] te erkennen en om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over haar. Ook heeft hij verzocht om de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij hem te bepalen.
3.2
Bij beschikking van 23 mei 2022 heeft het Gerecht [geïntimeerde] toestemming verleend (omdat de moeder dat heeft geweigerd) om [kind 1] te erkennen. Daarnaast heeft het Gerecht de Voogdijraad opdracht gegeven om onderzoek te doen naar aanleiding van het verzoek van [geïntimeerde].
3.3
De Voogdijraad heeft op 12 juli 2022 een rapport uitgebracht. In dat rapport heeft de Voogdijraad geadviseerd dat [geïntimeerde] het éénhoofdig gezag krijgt over [kind 1] en dat haar hoofdverblijfplaats bij hem zal zijn. Daarnaast adviseert de Voogdijraad om [geïntimeerde] tot voogd over [kind 2] te benoemen en om een gestructureerde omgangsregeling tot stand te brengen met de moeder.
3.4
Bij beschikking van 12 september 2022 heeft het Gerecht aan [geïntimeerde] het gezag toegekend over [kind 1] en heeft bepaald dat haar hoofdverblijfplaats bij hem zal zijn. Ter zake [kind 2] heeft het Gerecht overwogen dat [geïntimeerde] niet het ouderlijk gezag kan krijgen nu hij niet de biologische vader van [kind 2] is en hem niet heeft erkend. [geïntimeerde] zou tot voogd kunnen worden benoemd, maar daarvoor zou het gezag van moeder moeten worden beëindigd. Het Gerecht heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij [geïntimeerde] zal zijn en heeft de overige verzoeken afgewezen.

4.De beoordeling

inzake [kind 2]
4.1
Tegen de afwijzing van de verzoeken inzake [kind 2] heeft [geïntimeerde] geen (incidenteel) beroep ingesteld, zodat dit niet voorligt in dit hoger beroep. In de verwante hoger beroepszaak waarin vandaag ook uitspraak zal worden gedaan (zie hiervoor in 1.6) zullen beslissingen over [kind 2] worden genomen, die ook duidelijk maken waar zijn hoofdverblijfplaats zal zijn. De onderhavige uitspraak gaat daarom verder alleen over [kind 1].
inzake [kind 1]
4.2
Het verzoek van [geïntimeerde] om hem, ervan uitgaande dat hij [kind 1] heeft erkend, met het eenhoofdig gezag over [kind 1] te belasten kan worden toegewezen indien dit in het belang van [kind 1] wenselijk is. Het Hof oordeelt dat dit zo is op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
4.3
Uit de verklaringen van partijen ter zitting, de verhoren van de kinderen en de informatie die de Voogdijraad heeft gegeven ter zitting in hoger beroep en in het rapport van 12 juli 2023 is voldoende aannemelijk geworden dat beide kinderen al vanaf heel jonge leeftijd ([kind 1] in 2011 en [kind 2] in 2012) verblijven in het huis van grootmoeder vaderszijde, waar [geïntimeerde] toen ook woonde en nog steeds woont. Dat hij inmiddels ergens anders is gaan wonen (bij zijn vriendin, zoals de moeder stelt) is niet gebleken. Namens de moeder is in het beroepschrift weliswaar ontkend dat de kinderen al heel lang bij de vader/grootmoeder vaderszijde verblijven. De Voogdijraad heeft echter op vragen van het Hof expliciet bevestigd dat zij in 2011 al bemoeienis had met het gezin en dat uit gegevens uit die tijd blijkt dat eerst [kind 1] en later [kind 2] zijn geplaatst bij de vader (die ook toen al woonde bij zijn moeder). Uit het rapport blijkt ook dat de moeder zelf tegenover de Voogdijraad heeft verklaard dat beide kinderen al lange tijd in het huis van hun grootmoeder vaderszijde wonen, dat zij hen daar heeft bezocht en dat de kinderen soms tijdens weekends bij haar verbleven toen zij nog op het eiland woonde.
4.4
De Voogdijraad heeft gesprekken gevoerd met de moeder (via de telefoon), haar vader, met [geïntimeerde] en zijn familie (zijn moeder en zijn zuster), met de school van de kinderen en met ieder van de kinderen zelf. De Voogdijraad heeft uit deze gesprekken geconcludeerd dat beide kinderen een sterke band hebben met de vader en zijn moeder, dat zij door hen goed verzorgd worden in een adequate woonomgeving en dat de school geen zorgen over de kinderen heeft. In het rapport wordt wel een incident beschreven dat in juni 2022 op school heeft plaatsgevonden, waarbij grootvader vaderszijde [kind 2] in de school heeft bezocht en hem daar (met de moeder aan de telefoon) ter plekke heeft meegedeeld dat [geïntimeerde] niet zijn biologische vader is. Als gevolg van dat incident waren beide kinderen overstuur en bang dat hun grootvader hen zou meenemen. De Voogdijraad constateert verder dat de kinderen geen (sterke) band met hun moeder hebben, dat [kind 1] in het verleden met haar jongere broertjes en zusjes alleen thuis werd gelaten door haar moeder en dat beide kinderen bezorgd zijn over een verhuizing naar Nederland en dit niet willen.
4.5
De conclusie van de Voogdijraad is dat het niet verstandig is de kinderen uit hun vertrouwde omgeving te halen, waar zij gehecht zijn en zich veilig voelen. De Voogdijraad adviseert op basis van haar bevindingen het volgende:
-om [geïntimeerde] met het eenhoofdig gezag over [kind 1] te belasten;
-om [geïntimeerde] tot voogd over [kind 2] te benoemen;
-om de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij [geïntimeerde] te bepalen; en verder
-dat beide kinderen regelmatig contact met moeder hebben.
4.6
Over de situatie van de moeder in Nederland is onder meer uit een brief van Limor, een organisatie die haar begeleidt, en uit haar eigen verklaringen ter zitting het volgende bekend. De moeder is in de zomer van 2021 naar Nederland gekomen met twee kinderen en is in Nederland bevallen van haar jongste dochter. Limor heeft haar begeleid en heeft haar geholpen een tijdelijke woning te krijgen. Volgens Limor is de moeder leergierig, zij luistert naar adviezen, zij kan rondkomen van een bijstandsuitkering en verschaft haar kinderen wat zij nodig hebben. Inmiddels woont de moeder met vier kinderen in een grotere huurwoning in [woonplaats]. Zij is bezig met het leren van Nederlands, waarna zij een opleiding tot verpleegkundige gehandicaptenzorg wil volgen.
4.7
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij een vaste baan heeft als kok en nog steeds bij zijn moeder woont. Haar huis wordt uitgebreid met meer ruimte voor hem en beide kinderen.
4.8
Gelet op het voorgaande en met name ook op de bevindingen van de Voogdijraad acht het Hof het zeer onwenselijk als [kind 1] zou moeten verhuizen naar haar moeder in Nederland en daarom haar vertrouwde omgeving zou moeten verlaten. Gelet op het feit dat zij al bijna haar hele leven in Sint Maarten bij haar vader en grootmoeder vaderszijde heeft gewoond en met hen een sterkere band heeft dan met haar moeder acht het Hof het in het belang van [kind 1] wenselijk dat in plaats van haar moeder haar vader met het gezag over haar wordt belast. Dit impliceert dat [kind 1] ook haar hoofdverblijfplaats bij haar vader zal hebben. Daarbij is ook van belang dat de woonomgeving bij de vader stabieler oogt dan die bij de moeder, die geen werk heeft en alleen moet zorgen voor vier jonge kinderen.
4.9
De moeder heeft geen omgangsregeling verzocht. Het Hof overweegt dat de moeder recht heeft op omgang met [kind 1] en dat het wenselijk is dat zij door [geïntimeerde] en zijn familie in staat wordt gesteld minstens eenmaal per week contact met [kind 1] te hebben (via telefoon/videocall).
slotsom
4.1
Op grond van het voorgaande zal aan [geïntimeerde] het eenhoofdig gezag over [kind 1] worden toegekend (waarbij het Hof ervan uitgaat dat [geïntimeerde] [kind 1] inmiddels heeft erkend of zal gaan erkennen). Het Hof zal ook bepalen dat [kind 1] haar hoofdverblijfplaats bij hem zal hebben. Voor het bepalen van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij [geïntimeerde] bestond ten tijde van de beschikking geen wettelijke basis (omdat [geïntimeerde] niet de biologische en evenmin de juridische vader van [kind 2] is en geen gezag had), zoals het gerecht ook heeft onderkend. Zoals hiervoor overwogen zullen verdere beslissingen over [kind 2] worden genomen in de verwante hoger beroepsprocedure.
4.11
Omwille van de duidelijkheid van het dictum zal de bestreden beschikking geheel worden vernietigd, zal aan [geïntimeerde] (opnieuw) vervangende toestemming worden verleend om [kind 1] te erkennen en zullen de overige verzoeken inzake [kind 1] worden toegewezen zoals hiervoor overwogen. De verzoeken inzake [kind 2] zullen worden afgewezen.
4.12
Gelet op de aard van de zaak zullen de proceskosten ook in hoger beroep worden gecompenseerd.
5. B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verleent aan [geïntimeerde], bij gebreke aan toestemming van de moeder, vervangende toestemming om [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te Sint Maarten, te erkennen;
kent aan [geïntimeerde], ervan uitgaande dat hij haar heeft erkend, het eenhoofdig gezag toe over [kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 en bepaalt dat haar hoofdverblijfplaats bij [geïntimeerde] zal zijn;
draagt de griffier op hiervan aantekening te doen in het gezagsregister;
gelast de griffier om een afschrift van deze beschikking te zenden aan de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van Sint Maarten (op de voet van artikel 1: 20 e BW);
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.W.A. Vonk en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof uitgesproken op 15 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.