ECLI:NL:OGHACMB:2023:222

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
AUA2023H00087
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van uitzettingsbevel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 17 mei 2023 werd gedaan in zaak nr. AUA202300443. De minister van Justitie en Sociale Zaken had op 29 juli 2022 een uitzettingsbevel tegen [appellante] uitgevaardigd. Na bezwaar van [appellante] tegen dit bevel, verklaarde de minister op 6 januari 2023 het bezwaar ongegrond. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld, maar het Gerecht verklaarde dit beroep op 17 mei 2023 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Het Hof heeft de zaak op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel [appellante] als de minister vertegenwoordigd waren. De gemachtigde van [appellante] voerde aan dat het beroepschrift tijdig was ingediend, omdat de bestreden beschikking gedateerd was op 6 januari 2023. Het Hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 7 januari 2023 begon en eindigde op 18 februari 2023. Het Gerecht had niet onderkend dat zowel het op 26 januari 2023 als het op 6 februari 2023 ingediende geschrift tijdig was. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verwees de zaak terug voor verdere behandeling.

Uitspraak

AUA2023H00087
Datum uitspraak: 15 november 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], verblijvend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 17 mei 2023 in zaak nr. AUA202300443, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie en Sociale Zaken (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 29 juli 2022 heeft de minister de uitzetting van [appellante] bevolen (hierna: uitzettingsbevel).
Bij beschikking van 6 januari 2023 heeft de minister het door [appellante] tegen het uitzettingsbevel gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 17 mei 2023 heeft het Gerecht het door [appellante] tegen de bestreden beschikking ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak, tegelijk met zaak nr. AUA2023H00088, ter zitting behandeld op 5 oktober 2023. [appellante], vertegenwoordigd door M.L. Hassell, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran en mr. Y.F.M. Kaarsbaan, beiden werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische Zaken, zijn verschenen.

Overwegingen

De gemachtigde van [appellante] heeft op 9 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen het uitzettingsbevel. De bestreden beschikking, waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard, is gedateerd op 21 december 2022 en namens de minister ondertekend op 6 januari 2023. Op 26 januari 2023 is door middel van een faxbericht "pro forma" beroep ingesteld. Vervolgens is op 6 februari 2023 een afschrift van het beroepschrift bij de griffie van het Gerecht afgegeven.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de termijn om tegen de bestreden beschikking beroep in te stellen, is aangevangen op 22 december 2022 en is geëindigd op 1 februari 2023. Het Gerecht heeft overwogen dat het op 6 februari 2023 ingediende beroepschrift buiten deze termijn is ingediend. Dat op 26 januari 2023 een pro-formaberoepschrift is gefaxt, maakt dit niet anders omdat het afschrift daarvan niet binnen twee werkdagen is afgegeven. Van de gelegenheid om redenen op te geven voor de te late indiening is geen gebruik gemaakt.
[appellante] voert in hoger beroep aan dat de bestreden beschikking is gedagtekend op 6 januari 2023. De handtekening van de opstellende ambtenaar is immers ook gedateerd op 6 januari 2023. Op diezelfde dag is de bestreden beschikking, samen met twee andere beschikkingen verzonden. Het beroepschrift is daarom hoe dan ook tijdig ingediend.
3.1.
Artikel 27, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) luidt:
"1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend."
3.2.
De bestreden beschikking is gedateerd op 21 december 2022 en namens de minister gedagtekend op 6 januari 2023. De beroepstermijn is daarom op grond van artikel 27, eerste lid, van de Lar aangevangen op 7 januari 2023 en geëindigd op 18 februari 2023. Zowel het op 26 januari 2023 als het op 6 februari 2023 ingestelde geschrift is daarmee tijdig ingediend. Het Gerecht heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het Hof zal de zaak met toepassing van artikel 53d, tweede lid, van de Lar terugverwijzen naar het Gerecht om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond.
5. De minister moet de proceskosten in hoger beroep vergoeden. De zaken met nrs. AUA2023H00087 en AUA2023H00088 worden gelet op hun samenhang beschouwd als één zaak. Het Hof stelt de proceskosten in deze samenhangende zaken vast op Afl. 1.400,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Over de proceskosten in beroep zal het Gerecht moeten beslissen in de uitspraak na de terugverwijzing.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 17 mei 2023 in zaak nr. AUA202300443;
II.
verwijstde zaak naar het Gerecht in eerste aanleg van Aruba
terug;
III.
veroordeeltde minister van Justitie en Sociale Zaken tot vergoeding van bij [appellante] in verband met het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
IV.
gelastdat het Land Aruba aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 75,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023.