ECLI:NL:OGHACMB:2023:22

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
AUA2022H00208
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van Lob-verzoek en bezwaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 september 2022, waarin het beroep tegen de beschikking op bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) door [appellant] aan de minister van Arbeid, Energie en Integratie. Het Lob-verzoek werd op 14 januari 2020 ingediend, maar de minister heeft dit verzoek op 24 januari 2021 afgewezen. Hiertegen heeft [appellant] bezwaar gemaakt, maar het Gerecht verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat de termijn voor het indienen van beroep zou zijn overschreden.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in hoger beroep vastgesteld dat de reële beschikking van de minister, die de afwijzing van het Lob-verzoek bevestigde, op 24 februari 2021 is genomen en verzonden. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van beroep eindigde op 7 april 2021, en niet op 7 maart 2021 zoals het Gerecht had overwogen. Het Hof concludeert dat [appellant] zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend en dat het Gerecht ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht en verwijst de zaak terug naar het Gerecht in eerste aanleg voor verdere behandeling.

De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden, omdat er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van het Hof is gedaan op 15 februari 2023.

Uitspraak

AUA2022H00208
Datum uitspraak: 15 februari 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 14 september 2022 in zaak nr. AUA202102358, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Arbeid, Energie en Integratie (hierna: de minister)

Procesverloop

Op 14 januari 2020 heeft [appellant] de minister op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: Lob) verzocht om openbaarmaking van documenten (hierna: Lob-verzoek).
Op 6 maart 2020 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op zijn Lobverzoek (hierna: fictieve afwijzing).
Op 2 juli 2020 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op zijn bezwaar tegen de fictieve afwijzing.
Bij uitspraak van 15 maart 2021 (zaak nr. AUA202001632) heeft het Gerecht dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij beschikking met dagtekening 24 januari 2021 heeft de minister het Lob-verzoek afgewezen.
Op 6 april 2021 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt.
Op 17 augustus 2021 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op zijn bezwaar van 6 april 2021.
Bij uitspraak van 14 september 2022 heeft het Gerecht dat beroep nietontvankelijk verklaard en de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

In het Lob-verzoek heeft [appellant] verzocht om openbaarmaking van bezwaarschriften die in de maanden december 2018 en januari 2019 zijn ingediend naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel huishoudelijk personeel. In de uitspraak van 15 maart 2021 heeft het Gerecht overwogen dat de minister bij beschikking van 24 januari 2021, naar ter zitting gebleken: 24 februari 2021, alsnog reëel heeft beslist op het Lobverzoek. Omdat de termijn om tegen die reële beschikking rechtsmiddelen aan te wenden nog niet is verstreken, heeft [appellant] geen belang meer bij zijn beroep. Het beroep van 2 juli 2020 is daarom nietontvankelijk verklaard.
Bij de beschikking met dagtekening 24 januari 2021 heeft de minister het Lobverzoek afgewezen omdat [appellant] niet voldoende kenbaar heeft gemaakt om welke documenten hij verzoekt.
Het Gerecht heeft in de aangevallen uitspraak onder meer overwogen dat de reële beschikking van 24 januari 2021 is gegeven op het bezwaar van 6 maart 2020. In die beschikking heeft de minister de fictieve afwijzing van het Lob-verzoek gehandhaafd. Onder deze omstandigheden is de reële beschikking van 24 januari 2021 een beschikking op bezwaar waartegen alleen beroep kon worden ingesteld. Het op 6 april 2021 gemaakte bezwaar heeft het Gerecht om redenen van proceseconomie als beroepschrift aangemerkt.
Vervolgens heeft het Gerecht overwogen dat het als beroepschrift aangemerkte bezwaarschrift te laat is ingediend. De beroepstermijn was reeds op 7 maart 2021 geëindigd. Dat [appellant] de beschikking pas op 24 februari 2021 heeft ontvangen, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar omdat hij de beschikking alsnog binnen de beroepstermijn heeft ontvangen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
In verband met een overschrijding van de redelijke termijn van zes maanden heeft het Gerecht een immateriële schadevergoeding van Afl. 500,- toegekend.
In hoger beroep voert [appellant] aan dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding. Zoals uit de uitspraak van het Gerecht van 15 maart 2021 volgt, is de beschikking van 24 februari 2021 en niet van 24 januari 2021. De beroepstermijn eindigde dus niet op 7 maart 2021, maar op 7 april 2021.
3.1.
Het Hof stelt vast dat de reële beschikking waarbij het Lob-verzoek is afgewezen, is gedagtekend op 24 januari 2021. Omdat die dag op een zondag viel, moet worden aangenomen dat de dagtekening op een kennelijke verschrijving berust en dat 24 februari 2021, zijnde een woensdag, bedoeld is. Dat strookt ook met het feit dat de beschikking op diezelfde woensdag 24 februari 2021 per e-mailbericht aan [appellant] verzonden is. Dat betekent dat de reële beschikking op 24 februari 2021 is genomen en verzonden. [appellant] heeft zijn als beroepschrift aan te merken bezwaarschrift op 6 april 2021, en dus binnen de beroepstermijn, ingediend. Het Gerecht heeft het beroep dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Hof zal de zaak met toepassing van artikel 53d, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak terugverwijzen naar het Gerecht om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 september 2022 in zaak nr. AUA202102358, voor zover het Gerecht het beroep van [appellant] van 6 april 2021 tegen de beschikking van 24 februari 2021 niet-ontvankelijk heeft verklaard;
II.
verwijstde zaak naar het Gerecht in eerste aanleg van Aruba
terug;
III.
gelastdat het Land Aruba aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 75,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.