ECLI:NL:OGHACMB:2023:209

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
SXM2023H00051
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning en belanghebbendheid van omwonenden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de bouwvergunning voor een woning op het perceel Goldfinch Road 41 is herroepen. De appellant, die de bouwvergunning had verkregen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten had eerder de bouwvergunning verleend, maar na bezwaren van omwonenden, die zich benadeeld voelden door de bouw, heeft het Gerecht de vergunning herroepen. De appellant betoogt dat de omwonenden ten onrechte als belanghebbenden zijn aangemerkt en dat de minister onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven in zijn beslissingen. Het Hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de omwonenden wel degelijk belanghebbenden zijn, gezien hun directe nabijheid tot het perceel. Het Hof bevestigt dat de minister de bouwvergunning in strijd met de Bouw- en woningverordening heeft verleend en dat de herroeping van de vergunning terecht is. Het hoger beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

SXM2023H00051
Datum uitspraak: 1 november 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Sint Maarten,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 20 maart 2023 in zaak nr. SXM202200509 in het geding tussen:
1. wederpartij 1],
2. [ wederpartij 2],
3. [ wederpartij 3],
allen wonend in Sint Maarten,
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 29 mei 2020, kenmerk BP#209-2019 (hierna: de bouwvergunning) heeft de minister aan [appellant] bouwvergunning verleend voor de bouw van een woning op het perceel kadastraal bekend als 109/2012 (hierna: het perceel).
Bij beschikking van 8 maart 2022, aangevuld bij brief van 30 maart 2022, heeft de minister opnieuw op het door [omwonenden] daartegen gemaakte bezwaar beslist en dat bezwaar gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2023 heeft het Gerecht het door [omwonenden] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en zelf voorziend de bouwvergunning herroepen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[omwonenden] hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het Hof heeft de zaak in Curaçao via een videoverbinding met Sint Maarten ter zitting behandeld op 2 oktober 2023. [appellant] werd bijgestaan door mr. R.E. Duncan, advocaat. De minister werd vertegenwoordigd door mr. Z. Bary, advocaat. [omwonenden] werden vertegenwoordigd door mr. F. Kutluer, advocaat.

Overwegingen

Inleiding
1. [appellant] heeft het perceel, gelegen aan Goldfinch Road 41 in de wijk Point Blanche, in erfpacht en wil daar een woning bouwen. Op 16 februari 2017 heeft hij de minister verzocht hem daarvoor vergunning te verlenen. Op 3 oktober 2018 heeft de minister de gevraagde vergunning geweigerd. Vervolgens heeft [appellant] op 12 november 2019 opnieuw om vergunning verzocht. Op 29 mei 2020 heeft de minister de gevraagde bouwvergunning verleend. De woning is inmiddels gerealiseerd.
1.1. [
[omwonenden] wonen aan de Goldfinch Road 47, 49 dan wel 51 en vinden dat hun woon- en leefklimaat door de woning onaanvaardbaar wordt aangetast. Zij hebben tegen de bouwvergunning bezwaarschriften ingediend. Bij beschikking van 3 maart 2021 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is kort gezegd ten grondslag gelegd dat het advies van de bezwaaradviescommissie – dat strekte tot gegrondverklaring van het bezwaar en herroeping van de bouwvergunning – niet bruikbaar is omdat het niet integer tot stand is gekomen. Bij uitspraak van 15 november 2021 heeft het Gerecht het door [omwonenden] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [omwonenden] directe buren zijn van het perceel van [appellant] en dat zij belanghebbende zijn bij de bouwvergunning. Vervolgens is vastgesteld dat de minister in de beschikking op bezwaar van 3 maart 2021 niet inhoudelijk in is gegaan op de bezwaargronden van [omwonenden]. De minister heeft hiermee het motiveringsbeginsel geschonden. Het beroep is gegrond verklaard, de beschikking op bezwaar van 3 maart 2021 is vernietigd en de minister is opgedragen binnen acht weken opnieuw te beschikken. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
1.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de minister uitvoering gegeven aan de opdracht van het Gerecht. Geconcludeerd is dat de bouwvergunning in strijd met de Bouw- en woningverordening is verleend. Het bezwaar moet gegrond worden verklaard en de bouwvergunning moet worden herroepen. De minister zal het nodige doen om de bouwvergunning te herroepen, aldus de bestreden beschikking.
Aangevallen uitspraak
2. Het Gerecht heeft overwogen dat de minister heeft nagelaten een duidelijke conclusie in de bestreden beschikking op te nemen. Ter zitting van het Gerecht heeft de minister aangegeven dat een en ander inderdaad ongelukkig is geformuleerd. Gelet hierop is het beroep gegrond. Het Gerecht heeft, zelf in de zaak voorziend, de bouwvergunning herroepen.
Hoger beroep
3. [ [appellant] betoogt dat het Gerecht [omwonenden] ten onrechte als belanghebbenden in de procedure heeft toegelaten. Volgens [appellant] zijn zij verre buren van hem en worden zij niet rechtstreeks in hun belang geraakt door de bouwvergunning. Verder heeft het Gerecht volgens [appellant] onvoldoende acht geslagen op zijn belang als vergunninghouder door de bouwvergunning zonder meer te herroepen. De gronden waarop de bouwvergunning is vernietigd hebben bovendien geen relevantie met de Bouw- en woningverordening. Dat de minister geen duidelijke beslissing heeft genomen, maakt niet dat er gegronde redenen zijn om de bouwvergunning te weigeren.
3.1.
Het Hof stelt voorop dat de ontvankelijkheid van de insteller van een bezwaar of beroepschrift een door de bestuursrechter ambtshalve te beoordelen aspect van openbare orde betreft. Dit betekent dat het Gerecht noch het Hof gebonden is aan het oordeel van het Gerecht in de uitspraak van 15 november 2021 dat [omwonenden] een rechtstreeks belang hebben bij de aan [appellant] verleende bouwvergunning. Het Hof ziet echter geen grond voor het oordeel dat het Gerecht [omwonenden] ten onrechte als belanghebbenden bij de bouwvergunning heeft aangemerkt. Op basis van de dossierstukken kan immers worden vastgesteld dat [omwonenden] in de directe omgeving van het perceel wonen en daar ook direct zicht op hebben. Het betoog slaagt niet.
3.2.
De overige door [appellant] aangevoerde hogerberoepsgronden moeten buiten bespreking blijven. Daartoe overweegt het Hof, ambtshalve, als volgt.
3.3.
Artikel 26, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) luidt:
"1. Degene die door het Gerecht als mede- of derde-belanghebbende wordt aangemerkt, wordt partij in de behandeling. De griffier zendt onverwijld een afschrift van het beroepschrift en het verweerschrift aan deze partij."
Artikel 47, eerste lid, luidt:
"1. Het Gerecht beraadslaagt en beslist in raadkamer en grondt de uitspraak uitsluitend op hetgeen ter zitting te berde is gebracht en op de stukken, bedoeld in §6 van dit hoofdstuk."
Artikel 49, eerste lid, van de Lar luidt:
"1. Het Gerecht doet, behoudens artikel 52, schriftelijk uitspraak. De uitspraak bevat de gronden waarop zij berust."
Artikel 75, eerste lid, van de Lar luidt:
"Tegen de uitspraken van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 52, 80, tenzij het verzet gegrond is verklaard, en 95, staat voor alle partijen hoger beroep open op het Hof."
3.4.
De hogerberoepsgronden van [appellant] zijn gericht tegen de gegrondverklaring van de bezwaren van [omwonenden] tegen de bestreden beschikking en de daaraan verbonden conclusie dat de aan [appellant] verleende bouwvergunning moet worden herroepen. Tegen die beschikking hebben uitsluitend [omwonenden] beroep ingesteld. Vaststaat dat [appellant] geen beroep heeft ingesteld. De gronden van het beroep van [omwonenden] waren uitdrukkelijk niet gericht tegen de gegrondverklaring van hun bezwaren en de daaraan verbonden conclusie dat de bouwvergunning moet worden herroepen, maar uitsluitend tegen de volgens hen onduidelijke laatste volzin in de conclusie van de bestreden beschikking dat 'de minister het nodige zal doen om de bouwvergunning te herroepen'. Dit betekent dat de omvang van het geschil in eerste aanleg beperkt is tot de vraag of de minister een voldoende duidelijke conclusie in de beschikking heeft opgenomen. [appellant] is in die procedure aangemerkt als derdebelanghebbende partij bedoeld in artikel 26 van de Lar en heeft zich in die hoedanigheid kunnen verweren tegen de door [omwonenden] aangevoerde beroepsgronden. Artikel 47, eerste lid, van de Lar verzet zich ertegen dat het Gerecht de bestreden beschikking, afgezien van ambtshalve te beoordelen en te toetsen kwesties van openbare orde zoals de ontvankelijkheid, verdergaand zou toetsen dan de daartegen door [omwonenden] aangevoerde beroepsgronden en het daartegen door de minister en [appellant] gevoerde verweer. Anders dan waar [appellant] van uitgaat, kon het Gerecht dus niet beoordelen of de minister zich gelet op de belangen van [appellant] op het standpunt heeft mogen stellen dat de bezwaren van [omwonenden] gegrond moesten worden verklaard en de bouwvergunning moest worden herroepen. Dit betreffen ook geen ambtshalve te beoordelen of te toetsen kwesties van openbare orde. Indien [appellant] ook die aspecten door het Gerecht beoordeeld had willen zien, had hij zelfstandig beroep moeten instellen tegen de bestreden beschikking. Nu hij dat niet heeft gedaan, heeft het Gerecht zijn uitspraak terecht uitsluitend gegrond op het oordeel of de minister een voldoende duidelijke conclusie in de beschikking heeft opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat artikel 78, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 47, eerste lid, van de Lar zich ertegen verzet dat [appellant] door middel van het instellen van hoger beroep alsnog gronden tegen de bestreden beschikking aanvoert die zien op de gegrondverklaring van de bezwaren van [omwonenden] en de daaraan verbonden conclusie dat de bouwvergunning moet worden herroepen.
3.5.
Voor zover [appellant] zich in hoger beroep richt tegen het herroepen van de bouwvergunning door het Gerecht, overweegt het Hof dat hij met het Gerecht van oordeel is dat de minister heeft nagelaten een voldoende duidelijke conclusie op te nemen in de bestreden beschikking. Uit de bestreden beschikking en de aanvulling van 30 maart 2022 kan echter ondubbelzinnig worden opgemaakt dat het de bedoeling van de minister is de bouwvergunning in te trekken. Omdat er geen twijfel bestaat over het standpunt van de minister dat de bouwvergunning niet verleend had mogen worden en moet worden herroepen, heeft het Gerecht terecht zelf in de zaak voorziend de bouwvergunning herroepen. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023.