Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Op 27 juli 2020 heeft Leon Capellan de minister verzocht haar vttv te wijzigen naar een vergunning tot verblijf. Dat verzoek heeft de minister afgewezen omdat zij niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken (hierna: middelenvereiste). Zij heeft namelijk een werkgeversverklaring ingediend van een niet-bestaand bedrijf. Het daartegen op 12 mei 2021 gemaakte bezwaar heeft de minister bij de bestreden beschikking zonder het houden van een hoorzitting kennelijk ongegrond verklaard. Daaraan is opnieuw ten grondslag gelegd dat Leon Capellan niet aan het middelenvereiste voldoet.
Aangevallen uitspraak
Hoger beroep
Voor de toepassing van de Ltu hanteert de minister het beleid zoals opgenomen in de richtlijnen van de minister met betrekking tot de toepassing van de Ltu en het Toelatingsbesluit van mei 2012 (hierna: de richtlijnen).
Paragraaf 3.1.5 gaat over het beleid verblijf voor onbepaalde tijd. Daarin is onder meer bepaald dat aan een vreemdeling, die gedurende een onafgebroken verblijf van vijf jaar in Sint Maarten woonachtig is en nadien zijn/haar hoofdverblijf niet buiten het land heeft gevestigd, een vergunning tot verblijf moet worden verleend.
In paragraaf 3.7 zijn de algemene toelatingsvoorwaarden voor een vergunning tot (tijdelijk) verblijf vermeld. Over het middelenvereiste is onder meer vermeld dat vreemdelingen zelfstandig en duurzaam moeten beschikken over voldoende middelen van bestaan. Op grond van artikel 9 van de Ltu is het niet voldoen aan deze voorwaarde een aan het algemeen belang ontleende grond voor weigering van een vergunning tot (tijdelijk) verblijf en van verlenging van de geldigheidsduur ervan.
f1.530,50 bruto per maand. Het Hof overweegt daarover het volgende.
Het Hof stelt vast dat geen objectief en verifieerbaar stuk is overgelegd waaruit daadwerkelijk blijkt dat Leon Capellan ten tijde van het indienen van haar aanvraag of de beschikking op bezwaar maandelijkse inkomsten uit arbeid had ter hoogte van het normbedrag. Uit de bankafschriften uit het jaar 2021 en januari 2022, waarin zij volgens haar stelling werkte als contractante/zelfstandige voor Impulse Spa Clinic, blijkt van een wisselend maandinkomen van USD 550,- tot USD 1.350,-. De minister heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat aan het middelenvereiste is voldaan. Het Gerecht is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. De in eerste aanleg en hoger beroep overgelegde arbeidsovereenkomst en verklaringen bieden geen grond voor een ander oordeel alleen al omdat daaruit niet objectief en verifieerbaar van inkomen blijkt. Bovendien zijn de verklaringen met betrekking tot Sky High Aviation tegenstrijdig voor wat betreft ingangsdatum en maandsalaris. Ook hebben deze stukken deels betrekking op de periode ná de bestreden beschikking en kunnen die voor dat deel ook daarom niet worden betrokken bij de toetsing van het middelenvereiste. Het betoog slaagt niet.