In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van L.A. Pineda tegen de minister van Justitie van Sint Maarten. Pineda had een verzoek ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging, maar dit verzoek was eerder door de minister afgewezen. De minister had geoordeeld dat Pineda niet voldeed aan het middelenvereiste en dat er sprake was van een verbreking van het huwelijk, aangezien zijn echtgenote langer dan zes maanden onafgebroken in het buitenland verbleef.
Het Hof heeft vastgesteld dat de echtgenote van Pineda, M.A. Camelia, van 16 september 2019 tot 23 november 2020 in de Dominicaanse Republiek verbleef en daarna tijdelijk terugkeerde naar Sint Maarten. Het Hof oordeelde dat het Gerecht in eerste aanleg ten onrechte had geoordeeld dat de aanwezigheid van de echtgenote op Sint Maarten onvoldoende vaststond. Desondanks bevestigde het Hof de afwijzing van het verzoek, omdat de richtlijnen aangeven dat een huwelijk wordt geacht verbroken te zijn indien de echtgenoot langer dan zes maanden in het buitenland verblijft. Het Hof concludeerde dat de minister op goede gronden het verzoek van Pineda had afgewezen, en dat het hoger beroep ongegrond was.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de richtlijnen met betrekking tot gezinshereniging en de vereisten voor het verkrijgen van een vergunning tot tijdelijk verblijf. Het Hof bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.