ECLI:NL:OGHACMB:2023:198

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
BON201900292 – BON2021H00035
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en overdracht van recht van erfpacht

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen [appellante] en [geïntimeerde 1], die op 19 april 2000 in India in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De zaak betreft ook de overdracht van het recht van erfpacht op een perceel grond, dat in eigendom is van La Bonaire N.V., een vennootschap waarvan [geïntimeerde 1] de enige aandeelhouder was. De procedure is gestart na een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, dat op 29 april 2020 is uitgesproken. [appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin haar vorderingen zijn afgewezen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellante] en [geïntimeerde 1] zijn in 2014 gescheiden, maar de echtscheidingsbeschikking is niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. [geïntimeerde 1] heeft in 2014 zijn aandelen in La Bonaire overgedragen en verklaard dat [appellante] de enige eigenaar van de woning en een Toyota RAV zou worden. Echter, de woning is nooit officieel aan [appellante] overgedragen. In 2019 heeft [appellante] conservatoir beslag gelegd op het recht van erfpacht van La Bonaire om de levering van de woning te verzekeren.

Het Hof heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat [geïntimeerde 1] geen erfpachter is van het perceel en niet bevoegd was om La Bonaire te vertegenwoordigen. Het Hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat [geïntimeerde 1] de intentie had om het recht van erfpacht aan [appellante] over te dragen. Het Hof heeft besloten dat [appellante] toestemming krijgt om kosteloos te procederen en heeft een comparitie van partijen bepaald om verdere vragen te bespreken.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummer: BON201900292 – BON2021H00035
Uitspraak: 17 januari 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
[appellante],
wonende op Bonaire,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. A.F. van Toll,
tegen
1. [GEÏNTIMEERDE 1],
wonende op Bonaire,
2. de naamloze vennootschap
LA BONAIRE N.V.,
gevestigd op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagden,
thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel.
Partijen worden hierna aangeduid als [appellante], [geïntimeerde 1] en La Bonaire.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor het procesverloop in eerste aanleg wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen en op 29 april 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (verder: het Gerecht). Bij akte van hoger beroep, ingediend op 9 juni 2020 is [appellante] in hoger beroep gekomen van dat vonnis.
1.2
Op 17 juli 2020 heeft [appellante] een memorie van grieven ingediend waarbij negen grieven zijn voorgedragen en toegelicht. [appellante] heeft verzocht haar toestemming te verlenen om kosteloos te procederen en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten in beide instanties.
1.3 [
geïntimeerde 1] en La Bonaire hebben geen memorie van antwoord ingediend.
1.4
Op de nader voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen een pleitnota overgelegd, aan beide pleitnota’s zijn producties gehecht.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2 [
geïntimeerde 1] en [appellante] zijn op 19 april 2000 in India in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.3
In mei 2002 is La Bonaire opgericht. [geïntimeerde 1] was enig aandeelhouder. Hij was daarnaast ook directeur. [appellante] werkte eveneens voor La Bonaire.
2.4
La Bonaire heeft op 10 januari 2005 het recht van erfpacht op een perceel grond, gelegen aan de [adres] geleverd gekregen (hierna: het perceel). In januari 2005 zijn [geïntimeerde 1] en [appellante] in op het perceel staande woning (hierna: de woning) gaan wonen.
2.5
Sinds 2013 is het huwelijk van [geïntimeerde 1] en [appellante] ontwricht. [geïntimeerde 1] heeft in 2014 de woning verlaten.
2.6
Op 13 maart 2014 heeft [geïntimeerde 1] al zijn aandelen in La Bonaire overgedragen aan [naam directrice] en is [naam directrice] als directrice van La Bonaire aangesteld.
2.7 [
geïntimeerde 1] heeft op 14 maart 2014 schriftelijk, op briefpapier van La Bonaire, met bij de ondertekening naast zijn naam tussen haakjes die van La Bonaire N.V., verklaard dat hij de eigendom van de woning en van de Toyota RAV aan [appellante] wil overdragen, en dat [appellante] per 14 maart 2014 de enige eigenaar van de woning en van de Toyota is. De verklaring vermeldt verder:
In an event of a divorce, the property in concern and the Toyota RAV shall not be taken into account
At the same time, I am also giving my wife USD 130000.00 for her personal investments.
2.8 [
appellante] heeft het bedrag van US$ 130.000,- ontvangen.
2.9
De woning is niet aan [appellante] overgedragen.
2.1
Bij notariële akte van 16 september 2014 heeft [naam directrice], in haar hoedanigheid van directrice van La Bonaire, [geïntimeerde 1] als haar algemeen gevolmachtigde aangesteld.
2.11
Bij beschikking van dit Gerecht van 21 januari 2015 is de echtscheiding tussen [geïntimeerde 1] en [appellante] uitgesproken.
2.12
Op 5 april 2015 heeft [geïntimeerde 1] vanaf het e-mailadres bazarbonaire@hotmail.com aan de notaris gemaild met cc. aan [appellante]:
I (….) would like to come to a post nuptial agreement between me and my wife (…)
with effect from 4th April, 2015.
This post nuptial agreement will be base on the following points.:
I want to reverse the share of La Bonaire NV. Back on my personal name, which means that the shares should be reversed back from Miss [naam directrice], to my personal name.
Once the shares are transferred back on my name, I want to transfer the house on [adres], which is our marital residence, solely on the name of my wife (…).
The notarial deed for this transfer of the house shall be made.
(…) [appellante] becomes the sole owner of the house and the apartment on [adres]
This house will become a personal property of (…) [appellante] and will not be called for a dispute or divisiion in case of divorce.
The building on Kaya Korona, 32 will be registered in the name of (…) [geïntimeerde 1].
(…) [geïntimeerde 1] will be the sole owner of La Bonaire NV as well.
I declare my wife (…) to be the sole owner of the property in India in Goel Ganga Constructions which was purchased in the month August, 2014.
This property should not be considered for division in case of divorce.
Other than this I agree to pay (…) [appellante] an amount of 1000,00 US$ every month if we decide to divorce.
As per this agreement we divide our marital assets as is mentioned above. All the points mentioned in this document shall be notarized and on no occasion can either of the parties deny this.v
2.13
De echtscheidingsbeschikking is niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.14
In oktober 2017 heeft [appellante] de woning verlaten, nadat de water- en elektriciteitsvoorziening was afgesloten en zonder toestemming van de eigenaar niet opnieuw kon worden aangesloten. [geïntimeerde 1] heeft vervolgens zijn intrek in de woning genomen.
2.15
In december 2017 heeft [geïntimeerde 1] een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt.
2.16
Bij beschikking van 8 december 2017 is (opnieuw) de echtscheiding tussen [geïntimeerde 1] en [appellante] uitgesproken en is hen bevolen over te gaan tot scheiding en deling van de huwelijksgemeenschap. De echtscheidingsbeschikking is op 17 mei 2018 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.17 [
geïntimeerde 1] heeft de woning op 23 maart 2019 in de verkoop gezet.
2.18
Ter verzekering van de levering van de woning aan [appellante] heeft zij op 15 april 2019 conservatoir beslag doen leggen op het aan La Bonaire toebehorende recht van erfpacht betreffende het perceel met de woning.

3.De beoordeling

3.1 [
appellante] vordert in dit geding, samengevat:
een bevel dat [geïntimeerde 1] en La Bonaire meewerken aan de levering van het recht op erfpacht op het perceel met de woning aan [appellante];
te bepalen dat bij onvoldoende medewerking het vonnis in de plaats zal treden van de voor het passeren van de leveringsakte vereiste medewerking en handtekening(en) van [geïntimeerde 1] en La Bonaire en te bepalen dat het vonnis in de daartoe bestemde openbare registers kan worden ingeschreven indien 14 dagen na de betekening van het vonnis zijn verstreken;
te bepalen dat de kosten van de overdracht en eventuele openstaande hypotheek voor rekening van [geïntimeerde 1] en La Bonaire zijn;
te bepalen dat [geïntimeerde 1] ten tijde van de levering de woning zal hebben verlaten en de woning ter beschikking stelt aan [appellante].
3.2
Het Gerecht heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. Het Gerecht heeft hiertoe overwogen dat de vordering tegen [geïntimeerde 1] niet toewijsbaar is omdat hij geen erfpachter is van het perceel. Ook de vorderingen tegen La Bonaire zijn afgewezen omdat [geïntimeerde 1] niet bevoegd was om La Bonaire te vertegenwoordigen bij de op 14 maart 2014 afgelegde verklaring (zie onder 2.7). Los daarvan moet die verklaring worden gezien als een voorstel voor een echtscheidingsconvenant. Als [appellante] dat voorstel al zou hebben aanvaard, zou het convenant geen betekenis hebben gehad. De werking ervan was namelijk afhankelijk van de ontbinding van het huwelijk naar aanleiding van de echtscheidingsbeschikking van 21 januari 2015, welke ontbinding niet is bewerkstelligd, aldus het Gerecht.
3.3
De stelling van [appellante] dat [geïntimeerde 1] en La Bonaire niet moeten worden toegelaten tot het indienen van een pleitnota omdat zij geen memorie van antwoord hebben ingediend wordt verworpen. Indien een partij niet of te laat een memorie van antwoord heeft ingediend, mag de partij toch pleiten.
3.4
De grieven 1 tot en met 5 hebben betrekking op de feiten en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Uit de als productie X bij inleidend verzoekschrift overgelegde schriftelijke inzage van het Kadaster volgt dat het recht van erfpacht op het perceel op 10 januari 2005 bij notariële akte van koop en verkoop is geleverd aan La Bonaire. Partijen zijn het erover eens dat [appellante] en [geïntimeerde 1] in januari 2005 in de op het perceel gebouwde woning zijn gaan wonen. Hetgeen het Gerecht onder 5 van het bestreden vonnis als feit heeft opgenomen is dus correct en in de feitenvaststelling in dit vonnis gehandhaafd.
Partijen zijn het erover eens dat de Toyota op naam van La Bonaire staat en niet op naam van [appellante]. Het Hof heeft daarom anders dan in het bestreden vonnis niet als vaststaand feit opgenomen dat de Toyota op naam van [appellante] is gezet.
De e-mail van 5 april 2015, door [appellante] overgelegd als productie V bij inleidend verzoekschrift, is verstuurd vanaf het e-mailadres van La Bonaire, bazarbonaire@hotmail.com. Het Hof heeft dit opgenomen in rechtsoverweging 2.12. Het Hof ziet geen aanleiding om de feiten zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.14 aan te passen nu niet is gebleken dat sprake is van een feitelijke onjuistheid.
3.5
Met grief 6 komt [appellante] op tegen rechtsoverweging 23 van het bestreden vonnis, waar het Gerecht heeft overwogen dat de vordering tegen [geïntimeerde 1] niet toewijsbaar is omdat hij geen erfpachter is van het perceel met de woning en dat het feit dat hij in zijn verklaringen geen onderscheid heeft gemaakt tussen zijn eigendommen en die van La Bonaire dat niet anders maakt.
Niet in geschil is dat La Bonaire en niet [geïntimeerde 1] eigenaar is van het recht van erfpacht op het perceel. Reeds op grond hiervan kan de vordering tegen [geïntimeerde 1] tot levering van dat recht van erfpacht aan [appellante] niet worden toegewezen. Grief 6 faalt.
3.6
Grief 7 is gericht tegen rechtsoverweging 24 van het bestreden vonnis. Het Gerecht heeft daar overwogen dat ook de vordering tegen La Bonaire tot levering van het recht van erfpacht op het perceel moet worden afgewezen omdat [geïntimeerde 1] ten tijde van de verklaring van 13 maart 2014 (zie onder 2.7, moet zijn: 14 maart 2014), dat hij de woning wil overdragen niet bevoegd was om namens La Bonaire te handelen en omdat er geen geldige titel voor een overdracht door La Bonaire aan [appellante] bestond. Het Hof overweegt als volgt.
3.7
De vordering van [appellante] strekt ertoe dat het recht van erfpacht op het perceel met de daarop gebouwde woning aan haar in eigendom wordt overgedragen. Voor overdracht is een levering vereist krachtens geldige titel. Op [appellante] rust de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat tussen haar en La Bonaire een titel bestaat op grond waarvan La Bonaire gehouden is tot levering van het recht van erfpacht aan [appellante].
3.8
Uit de verklaringen van 14 maart 2014 en 5 april 2015 (zie onder 2.7 en 2.12), waar [appellante] zich in dit verband op beroept blijkt, zoals door [geïntimeerde 1] en La Bonaire niet is bestreden, dat partijen -al dan niet in het kader van de echtscheiding- hebben gesproken over overdracht door La Bonaire van het recht van erfpacht met de woning aan [appellante]. Uit de verklaringen kan bovendien worden opgemaakt dat het de bedoeling was dat het recht van erfpacht buiten de boedelverdeling zou worden gehouden. Uit de verklaringen van 14 maart 2014 en 5 april 2015 blijkt verder genoegzaam dat [geïntimeerde 1] het recht van erfpacht ook daadwerkelijk aan [appellante] wilde overdragen. De verklaring van 5 april 2015 vermeldt voorts:
I (….) would like to come to a post nuptial agreement between me and my wife (…) with effect from 4th April, 2015. This post nuptial agreement will be base on the following points.Hieruit volgt dat aan die overdracht ten grondslag lag de titel (partiele) verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. [geïntimeerde 1] kon dit op grond van de bij notariële volmacht van 16 september 2014 van [naam directrice] bevoegdelijk besluiten. Dit betekent dat [appellante] aanspraak kan maken op levering van de woning, onafhankelijk van de rest van de verdeling van de gemeenschap. Het gevorderde bevel dat La Bonaire meewerkt aan levering van het recht op erfpacht op het perceel met de woning aan [appellante] komt dan ook voor toewijzing in aanmerking.
3.9 [
appellante] heeft verder gevorderd om te bepalen dat de kosten van de overdracht en eventuele openstaande hypotheek voor rekening van [geïntimeerde 1] en La Bonaire zijn en dat [geïntimeerde 1] ten tijde van de levering de woning zal hebben verlaten. Omdat partijen zich over de kosten van overdracht en over de eventueel openstaande hypotheek nauwelijks hebben uitgelaten, onduidelijk is of [appellante] kosten van oversluiting van hypotheek vordert en/of ook vordert dat [geïntimeerde 1] de eventueel openstaande hypotheek voor zijn rekening neemt en mede gelet op het tijdsverloop sinds de indiening van de pleitnota’s behoeft het Hof, alvorens verdere beslissingen te nemen, nadere inlichtingen van partijen, meer in het bijzonder met betrekking tot het volgende:
wat is de grondslag voor de vorderingen van [appellante] dat [geïntimeerde 1] bij levering van het perceel met de woning aan haar, (a) de kosten van overdracht en (b) de kosten van (oversluiting van) de hypotheek dient te dragen;
is er nog een openstaande hypothecaire lening en zo ja voor welk bedrag en tegen welke maandelijkse aflossingen ;
heeft de boedelscheiding inmiddels plaatsgevonden en zo ja, hoe heeft de verdeling plaatsgevonden en in hoeverre is dit van belang voor de beslissing in deze zaak;
wat is de stand van zaken ten aanzien van de woning, wie woont er nu en is deze inmiddels verkocht.
3.1
Het Hof zal een comparitie van partijen bepalen waar voormelde vragen aan de orde komen.
3.11
Uit het door [appellante] overgelegde bewijs van onvermogen blijkt genoegzaam dat zij niet in staat is de proceskosten te dragen zodat haar toestemming zal worden verleend om kosteloos te procederen.
3.12
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het Hof:
verleent [appellante] toestemming om kosteloos te procederen;
bepaalt een comparitie van partijen op
maandag 6 februari 2023 om 14.30 uur, in aanwezigheid van partijen en bijgestaan door hun gemachtigden in het Gerechtsgebouw te Bonaire;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, S. Verheijen en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.