ECLI:NL:OGHACMB:2023:195

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
AUA2022H00266
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen uitzettingsbevel niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken toereikende machtiging

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift van de appellant, verblijvend in Venezuela, tegen een uitzettingsbevel. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de uitzetting, maar de minister van Justitie en Sociale Zaken had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen toereikende machtiging was overgelegd. Het Gerecht in eerste aanleg had het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens niet-ontvankelijk verklaard.

De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat het Gerecht ten onrechte zijn verzoek om heropening van het onderzoek niet had ingewilligd. Het Hof oordeelde echter dat het Gerecht redelijkerwijs kon twijfelen aan de overgelegde machtiging, aangezien de appellant al een jaar eerder uit Aruba was verwijderd en de machtiging dateerde van voor zijn uitzetting. Bovendien was de handtekening op de kopie van het paspoort onleesbaar en was het paspoort zelf verlopen.

Het Hof bevestigde dat het Gerecht voldoende gelegenheid had gegeven om het verzuim te herstellen, maar dat de gemachtigde van de appellant van deze gelegenheid geen gebruik had gemaakt. Het Hof concludeerde dat het beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het hoger beroep ongegrond was. De minister werd niet veroordeeld tot proceskosten.

Uitspraak

AUA2022H00266
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
RECTIFICATIE
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in Venezuela,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 14 december 2022 in zaken nrs. AUA202201138 en AUA202201233, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie en Sociale Zaken (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikkingen van 19 maart 2020 en 6 januari 2021 heeft de minister de uitzetting van [appellant] bevolen.
Bij beschikkingen van 17 maart 2022 heeft de minister de daartegen door [appellant] gemaakte bezwaren nietontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

De bezwaarschriften zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat geen toereikende machtiging was overgelegd.
In de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht overwogen dat er twijfel bestaat of [appellant] zijn gemachtigde heeft gemachtigd het beroep in te stellen. [appellant] is begin 2021 uit Aruba verwijderd. Het beroep is ruim een jaar daarna door zijn gemachtigde ingediend met een kopie van een machtiging van 4 januari 2021 en een kopie van het op 25 augustus 2019 verlopen paspoort van [appellant]. Op die kopie is de handtekening van [appellant] onleesbaar. Omdat alleen de gemachtigde van [appellant] ter zitting van het Gerecht is verschenen, is hij in de gelegenheid gesteld om ter zitting van 2 november 2022 een nieuwe machtiging met recentere datum over te leggen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde. Van die geboden herstelmogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Ter zitting van 2 november 2022 is de verzochte machtiging niet ingediend. Het beroep is nietontvankelijk, aldus het Gerecht.
In hoger beroep voert [appellant] aan dat het Gerecht ten onrechte zijn verzoek om heropening van het onderzoek van 28 november 2022 ongemotiveerd niet heeft ingewilligd.
2.1.
Naar het oordeel van het Hof heeft het Gerecht redelijkerwijs kunnen twijfelen aan de overgelegde machtiging nu [appellant] reeds een jaar vóór het instellen van het beroep was uitgezet, de bijgevoegde machtiging dateerde van 4 januari 2021, de kopie van zijn paspoort was verlopen en de handtekening op die kopie onleesbaar was. Het Hof stelt voorts vast dat het Gerecht ter zitting op 12 oktober 2022 de gemachtigde heeft meegedeeld dat de overgelegde machtiging niet toereikend is en de zaak heeft verwezen naar de rolzitting van 2 november 2022 teneinde de gemachtigde in de gelegenheid te stellen een toereikende machtiging over te leggen. De gemachtigde heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft het Gerecht bij e-mailbericht van 3 november 2022 meegedeeld dat de uitspraakdatum bepaald is op 14 december 2022. Hierop heeft de gemachtigde op 28 november 2022 verzocht het onderzoek te heropenen zodat [appellant] alsnog aan het verzoek kan voldoen. Het is hem wegens omstandigheden in Mexico niet eerder gelukt om de machtiging van een handtekening te voorzien. Op 29 november 2022 antwoordt het Gerecht dat het onderzoek ter zitting reeds is gesloten en vervolgens is op 14 december 2022 uitspraak gedaan. Ingevolge artikel 45 van de Lar kan de rechter beslissen dat een nader onderzoek of een hernieuwde behandeling nodig is. Dit is een bevoegdheid die ter discretie van het Gerecht staat en waarvan de toepassing doorgaans geen nadere motivering behoeft. Naar het oordeel van het Hof heeft het Gerecht in het schrijven van de gemachtigde van 28 november 2022 geen aanleiding hoeven te zien het onderzoek te heropenen. Het Gerecht heeft [appellant] voldoende in de gelegenheid gesteld het geconstateerde verzuim te herstellen. Het komt voor risico van [appellant] dat zijn gemachtigde pas drieënhalve week na de zitting van 2 november 2022 heeft verzocht het onderzoek te heropenen zodat de verzochte machtiging kan worden ingediend, overigens zonder die ook alsnog in te dienen. Het beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het betoog slaagt niet.
3. Het hoger beroep is ongegrond zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023.