Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verdere verloop van de procedure
3.De verdere beoordeling
[bedrag ingevuld]moet vóór
[vervaldatum ingevuld]worden betaald”.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de opzegging van een erfpacht door de overheid van Curaçao. De overheid heeft een perceel grond in erfpacht uitgegeven aan een nieuwe erfpachter, die in gebreke bleef met de betaling van zowel de hypotheeklasten als de canon. De hypotheekhouder, FCIB, kondigde een executoriale verkoop aan, maar kort voor de verkoop verklaarde de overheid de erfpacht op te zeggen. De centrale vraag is of deze opzegging rechtsgeldig was en of de overheid een schadevergoeding aan de hypotheekhouder verschuldigd is.
Het Hof heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de hypotheekhouder in 2018 een zodanige achterstand in de betaling had dat voldaan was aan de vereisten van de Eilandsverordening en het Burgerlijk Wetboek. Het Hof heeft vastgesteld dat de opzegging van de erfpacht rechtsgeldig was, maar dat de overheid niet heeft voldaan aan de verplichting om een openbare verkoop van het erfpachtsrecht te houden, wat haar schadeplichtigheid jegens FCIB met zich meebrengt. Het Hof heeft geoordeeld dat FCIB recht heeft op een schadevergoeding van USD 393.339,77, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de overheid bij het opzeggen van erfpacht en de rechten van hypotheekhouders in dergelijke situaties. Het Hof heeft de overheid veroordeeld in de kosten van het geding en heeft de vordering van FCIB toegewezen, waarbij het belang van de hypotheekhouder in het geding centraal staat.