3.1Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1 [[appellant] is jurist. Hij is gedeputeerde en raadslid geweest van het (toenmalige) Eilandgebied Curaçao. Hij is bestuurder geweest van [EPCC] N.V. (hierna: EPCC). Vanaf oktober 2010 werden op last van de Ontvanger maandelijks bedragen ingehouden op het pensioen van [appellant], omdat [appellant] volgens de Ontvanger belastingschulden had en/of verantwoordelijk was voor belastingschulden van EPCC.
3.1.2 [[geïntimeerde] is getrouwd met [de echtgenoot van geïntimeerde]. [de echtgenoot van geïntimeerde] is bestuurder van de besloten vennootschap Alliance Center for Education B.V., die is opgericht op 26 november 2012 en zich bezig houdt met een opleidingsinstelling (hierna: ACE).
3.1.3Volgens een bij het Handelsregister geregistreerde opgaaf is de door EPCC gedreven onderneming gestaakt met ingang van 1 januari 2015.
3.1.4Een op 10 oktober 2017 gedateerde machtiging, gericht aan de Inspectie der Belastingen van Curaçao, vermeldt dat [appellant] namens EPCC [geïntimeerde] machtigt om “namens hem per heden alle persoonlijke en zakelijke belastingzaken te handelen”. Een gelijkluidende en op dezelfde datum gedateerde machtiging is gericht aan de Ontvanger van Curaçao.
3.1.5Bij e-mail van 29 oktober 2017 heeft [geïntimeerde] een offerte d.d. 20 oktober 2017 voor administratieve dienstverlening, accountant services en fiscale dienstverlening toegezonden aan [appellant]. De offerte is uitgebracht aan EPCC ter attentie van [appellant]. Voor verschillende werkzaamheden zijn verschillende uurtarieven gehanteerd. Voor werkzaamheden als belastingconsultant is een uurtarief van NAf 300 gehanteerd. In de offerte is een totaalprijs van NAf 24.300 vermeld (inclusief omzetbelasting).
3.1.6Op 1 november 2017 zijn door of namens EPCC opgestelde bezwaarschriften omzetbelasting over de periode juli 2010-juni 2017 ingediend bij de Ontvanger. In de bezwaarschriften wordt aangevoerd dat EPCC geen of minder omzet heeft gemaakt dan waarvan de Inspectie bij de aanslagen is uitgegaan en wordt verwezen naar bijgevoegde aangiften. Verder is een door [appellant] ondertekende brief d.d. 31 oktober 2017 aan de Ontvanger opgesteld, waarin EPCC verzoekt om opheffing van beslagen, omdat over de jaren 2010-2016 aanslagen omzetbelasting van NAf 90.000 zijn opgelegd, maar de omzetbelasting volgens de bezwaarschriften op NAf 20.928,66 dient te worden gesteld, overeenkomstig een bij de brief gevoegd overzicht.
3.1.7Op 21 december 2017 heeft de Inspectie de aanslag omzetbelasting voor EPCC over januari 2009 verminderd van NAf 1.000 tot nihil. Volgens een door [geïntimeerde] in het geding gebracht overzicht heeft de Inspectie op die datum de aanslagen omzetbelasting voor EPCC over alle maanden in 2009, 2010, 2012, 2013, 2014 en 2016 verminderd met NAf 1.000 per maand, waardoor het totaal van de aanslagen ad NAf 74.800 volgens dat overzicht verminderd is tot NAf 6.800.
3.1.8 [[geïntimeerde] heeft een op 16 april 2018 gedateerde factuur ten bedrage van NAf 5.088 aan EPCC gericht, waarin werkzaamheden in verband met omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2017 in rekening worden gebracht (op basis van uurtarieven die ook in de offerte van 29 oktober 2017 worden genoemd).
3.1.9 [[geïntimeerde] heeft een op 23 april 2018 gedateerde factuur ten bedrage van NAf 4.187 aan EPCC gericht, waarin werkzaamheden in verband met “NHO” in rekening worden gebracht Bedoeld is: HNO, dat staat voor Hospital Nobo Otrobanda, het nieuwe ziekenhuis in Otrobanda, Willemstad.
3.1.10 [[geïntimeerde] heeft een offerte aan EPCC ter attentie van [appellant] uitgebracht voor accountant services en fiscale dienstverlening, gedateerd op 1 november 2018. Voor verschillende werkzaamheden zijn verschillende uurtarieven gehanteerd. Voor werkzaamheden als belastingconsultant is een uurtarief van NAf 300 gehanteerd. In de offerte is een totaalprijs van NAf 55.990 vermeld (inclusief omzetbelasting). [appellant] heeft deze offerte voor akkoord ondertekend.
3.1.11Volgens [geïntimeerde] heeft zij een tweede offerte aan EPCC ter attentie van [appellant] uitgebracht voor administratieve dienstverlening, accountant services en fiscale dienstverlening, eveneens gedateerd op 1 november 2018. Deze tweede offerte heeft zij voor het eerst overgelegd bij pleitnota in hoger beroep. Voor verschillende werkzaamheden zijn verschillende uurtarieven gehanteerd. Voor werkzaamheden als belastingconsultant is een uurtarief van NAf 300 gehanteerd. In de offerte is een totaalprijs van NAf 27.000 vermeld (inclusief omzetbelasting). Ook op deze offerte staat een handtekening voor akkoord.
3.1.12Op 25 juli 2019 is een door [geïntimeerde] ondertekend bezwaarschrift inkomstenbelasting 2006-2011 voor [appellant] ingediend bij de Inspectie. In dit bezwaarschrift wordt een beroep gedaan op verjaring. Op 26 juli 2019 is een door [geïntimeerde] ondertekend bezwaarschrift inkomstenbelasting 1999 voor [appellant] ingediend bij de Inspectie. Ook in dit bezwaarschrift wordt een beroep gedaan op verjaring. Rond dezelfde tijd is een door [geïntimeerde] ondertekend bezwaarschrift inkomstenbelasting 2012-2016 voor [appellant] ingediend bij de Inspectie. In dit bezwaarschrift wordt aangevoerd dat de aanslagen dienen te worden verminderd tot bedragen als in het bezwaarschrift genoemd.
3.1.13Eveneens op 25 juli 2019 zijn aangiften inkomstenbelasting voor [appellant] over de jaren 1999 en 2006 tot en met 2014 ingediend bij de Inspectie.
3.1.14Op 12 november 2019 heeft [appellant] een schuldbekentenis ondertekend, voorzien van een goedschrift. In de schuldbekentenis staat onder meer het volgende:
De ondergetekende:
(…)
verklaart wegens te betalen vergoeding op voor hem gedane werkzaamheden met betrekking op belastingzaken schuldig te zijn aan [geïntimeerde], handelende onder All in Accountants & Consultants, hierna te noemen: schuldeiser, een som van Nafl. 82.990,-
onder de volgende bepalingen en bedingen:
1. Behoudens de gevallen van onmiddellijke opeisbaarheid als hierna onder sub. 4 vermeld, zal de hoofdsom of het restant daarvan worden afgelost op uiterlijk 31 december 2019.
2. (…)
3. (…)
4. Indien na 31 december 2019 het gehele bedrag niet is voldaan, zal de wettelijke rente in rekening worden gebracht totdat het gehele bedrag is voldaan.
5. (…)
6. (…)
7. (…)
3.1.15Op 18 februari 2020 is een machtiging opgesteld, waarin aan de Ontvanger wordt bericht dat [appellant] [geïntimeerde] machtigt om namens hem alle persoonlijke belastingzaken af te handelen, inclusief het treffen van mogelijke betalingsregeling(en) en de afhandeling/inning van restituties bij de Landsontvanger. Volgens de machtiging kunnen restituties worden geboekt op de bedrijfsrekening van [geïntimeerde]. De machtiging is ondertekend.
3.1.16Een aanslagenlijst van 5 maart 2020 van de Ontvanger met betrekking tot [appellant] als debiteur vermeldt dat de aanslagen inkomstenbelasting 2006-2014 zijn verminderd met in totaal NAf 60.128 (en dat er niettemin een aanzienlijk bedrag aan geheven belasting openstaat). Op een aanslagenlijst van 21 februari 2020 staan die verminderingen nog niet (tot dat bedrag) vermeld.
3.1.17Op 12 maart 2020 heeft [appellant] een geschrift bij de Ontvanger ingediend, met opschrift “bezwaar en tegelijkertijd beroep op verjaring van niet ontvangen aanslagen”. Hierin schrijft [appellant] dat hij de aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 1995 tot en met 2015 nooit heeft ontvangen en verzoekt hij de Ontvanger om de aanslagen te vernietigen wegens verjaring.
3.1.18 [[appellant] heeft geen betalingen aan [geïntimeerde] verricht.
3.1.19Bij e-mail van 23 maart 2020 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] bericht dat de Ontvanger de vermindering van aanslagen verrekent met andere openstaande belastingschulden. Verder heeft zij bij die e-mail met een beroep op de schuldbekentenis verzocht om betaling van NAf 82.990 binnen zeven werkdagen. Bij e-mail van dezelfde dag heeft [appellant] onder meer geantwoord:
Ku tur derecho ku tin pa kobra e loke ku lo mester ser paga na su debido tiempo, mi a sali for di punto di bista di komprenshon pa tur dos partido su situashon finansiero.
(vrij vertaald door het Hof: Met elk recht dat er is om te innen wat betaald moet worden op zijn tijd als behoort, ben ik uitgegaan van de opvatting van begrip voor de financiële situatie van beide partijen).
Deze e-mailwisseling is verder gegaan op 24 en 26 maart 2020 en op 15 en 16 april 2020. Op 16 april 2020 heeft [appellant] geschreven dat hij, als het kan, aan de eind van de maand zal kijken wat hij voor [geïntimeerde] kan doen.
3.1.20Bij brief van 15 mei 2020 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] met een beroep op de schuldbekentenis [appellant] gesommeerd om NAf 82.990 te betalen, vermeerderd met 15% incassokosten.
3.1.21In een op 26 mei 2020 gedateerd geschrift heeft [appellant] aanspraak gemaakt op betaling van NAf 59.000 door [geïntimeerde en haar echtgenoot] voor een door [appellant] aan het echtpaar overgedragen project. In dit project wordt beoogd een initiatiefvoorstel van [appellant] uit te werken om een algemeen welzijnsfonds in te stellen, dat sociaal-culturele organisaties in Curaçao zal financieren. In hoger beroep heeft [appellant] stukken overgelegd die hierop betrekking hebben. Dat is een door [de echtgenoot van geïntimeerde] opgesteld memorandum d.d. 18 september 2018, dat hij op 19 september 2018 naar [appellant] heeft gemaild, met de vermelding dat het is opgesteld ten behoeve van de (toenmalige) minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn.
3.1.22In een op 27 mei 2020 gedateerd geschrift heeft [appellant] aanspraak gemaakt op betaling van NAf 38.500 door [geïntimeerde en haar echtgenoot] voor in 2017/2018 verrichte advieswerkzaamheden in verband met een beoogde samenwerking met een school in Florida, Verenigde Staten van Amerika. In hoger beroep heeft [appellant] (nadere) stukken overgelegd die hierop betrekking hebben. Dat is een e-mailwisseling uit juni 2016 tussen [geïntimeerde] en haar echtgenoot enerzijds, beiden optredend namens ACE (zie 3.1.1), en [dochter], dochter van [appellant], vanuit Florida anderzijds. [de echtgenoot van geïntimeerde] heeft in dit verband op 14 juni 2016 een aan de dochter van [appellant] gerichte e-mail doorgestuurd naar [appellant].
3.1.23In een op 7 juni 2020 gedateerd geschrift heeft [appellant] aanspraak gemaakt op betaling van NAf 4.500 door [geïntimeerde en haar echtgenoot] voor in 2017/2018 verrichte werkzaamheden met het doel erkenning van de overheid te verkrijgen voor opleidingen van ACE.
3.1.24 [[appellant] heeft ook aanspraak gemaakt op betaling van NAf 4.653 door [geïntimeerde en haar echtgenoot] op de grond dat hij dat bedrag aan hen heeft aanbetaald ten behoeve van een boek ter nagedachtenis van [overledene]. In hoger beroep heeft hij in dit verband een “estimate” van [drukkerij] Imaging Solutions aan [appellant] overgelegd ten bedrage van NAf 1.436,83 als geoffreerde prijs voor het vervaardigen van honderd exemplaren van het gedenkboek.
3.1.25Op 20 augustus 2020 heeft [appellant] de accountant [accountant] RA (hierna: [accountant]) opgedragen onderzoek te doen naar de aangiften inkomstenbelasting die [geïntimeerde] voor [appellant] heeft ingevuld en naar werkzaamheden die [appellant] stelt ten behoeve van [geïntimeerde en haar echtgenoot] te hebben verricht.
3.1.26 [[accountant] heeft op 1 oktober 2020 een rapport uitgebracht, waarin hij 51 fouten opsomt die [geïntimeerde] naar zijn mening in de aangiften heeft gemaakt. Hij concludeert dat [geïntimeerde] geen fiscale kennis heeft en dat [appellant] daardoor meer belasting heeft moeten betalen dan als de aangiften correct zouden zijn ingevuld. In verband met het door [geïntimeerde] in rekening gebrachte bedrag van NAf 82.990 heeft [accountant] gerapporteerd dat [geïntimeerde] naar zijn mening hooguit NAf 1.400 kan declareren.
3.1.27Op dezelfde dag, 1 oktober 2020, heeft [accountant] een tweede rapport uitgebracht. Hierin heeft hij de vorderingen van [appellant] omschreven en als volgt samengevat (NAf):
Algemeen Welzijnsfonds 59.000
School in Florida 40.000
Erkenning van opleidingen 4.500
Gedenkboek [overledene] 4.653
--------- +
Totaal 108.153
3.1.28 [[geïntimeerde] heeft met verlof van het Gerecht op 2 oktober 2020 ten laste van [appellant] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder het Algemeen Pensioenfonds Curaçao. [appellant] heeft een opheffingskortgeding aanhangig gemaakt zonder zich te beroepen op tegenvorderingen van [appellant] op [geïntimeerde]. Bij in kort geding gewezen vonnis van 18 januari 2021 heeft het Gerecht [geïntimeerde] bevolen het beslag op te heffen. In dat kort geding was [geïntimeerde] niet verschenen. Het beslag is inmiddels opgeheven.
3.1.29Bij dwangschrift van 6 september 2021 heeft de Ontvanger NAf 44.461 ingevorderd bij EPCC in verband met vijftien aanslagen, waarvan dertien betrekking hebben op omzetbelasting over 2012 en 2016.
3.1.30Bij brief van 15 oktober 2021 heeft [appellant] bij de Ombudsman geklaagd over inhoudingen op zijn pensioen in opdracht van de Ontvanger. Meer in het bijzonder heeft hij geklaagd dat de Ontvanger weigert een overzicht van de verwerking van de inhoudingen te verstrekken.
3.1.31Bij brief van 1 november 2021 aan de Inspectie heeft [belastingadviseur] namens EPCC te kennen gegeven dat EPCC niet kan instemmen met een betekend dwangschrift met betrekking tot omzetbelasting over 2016 en ook niet met door haar ontvangen aanmaningen met betrekking tot omzetbelasting over 2019 en 2020. Volgens die brief is er NAf 151.442,23 te veel ingevorderd. Verder doet de brief een beroep op een saneringsfaciliteit. Bij brief van 22 november 2021 aan de Ontvanger heeft [belastingadviseur] namens [appellant] verzocht alle aanslagen te vernietigen op de grond dat EPCC per 1 januari 2015 inactief is. Bij brief van 23 maart 2022 heeft [belastingadviseur] aan [appellant] verslag gedaan van zijn werkzaamheden en een overzicht gegeven van nog te verrichten werkzaamheden.
3.1.32Een ambtenaar van de belastingdienst die een bezwaarschrift van EPCC in behandeling had, heeft bij e-mails van 28 maart 2022 aan [appellant] bericht dat EPCC geen aangiften heeft gedaan over de jaren 2018 tot en met 2021 en ook niet over het jaar 2008.