ECLI:NL:OGHACMB:2023:190

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
SXM2020H00090
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van grond en goederenrechtelijke rechten binnen familieverband

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep inzake het bezit van grond en de goederenrechtelijke rechten van familieleden. De zaak betreft twee partijen: de geintimeerden, oorspronkelijk eisers in conventie en gedaagden in reconventie, en de appellanten, oorspronkelijk gedaagden in conventie en eisers in reconventie. De procedure is voortgevloeid uit eerdere tussenvonnissen van 30 september 2022 en 18 januari 2023, waarbij beide partijen op 6 april 2023 en 17 mei 2023 akten hebben genomen.

Het Hof heeft vastgesteld dat er geen schikking mogelijk is en dat een verdeling niet is gevorderd. Het Hof heeft de bezittingen van de partijen beoordeeld en vastgesteld dat de geintimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], een sterker recht hebben op bepaalde percelen grond dan de appellanten. Dit is onderbouwd door de familiebanden en eerdere verzoeken tot voeging. Het Hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde 1] een sterker recht heeft ten aanzien van een perceel met meetbrief 184/2005, terwijl [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] een sterker recht hebben op een perceel met meetbrief 71/2006.

De uitspraak van het Hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart voor recht dat de appellanten de percelen met meetbrief 184/2005 en 71/2006 aan de geintimeerden moeten leveren. Tevens is bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2023 in Sint Maarten.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[GEÏNTIMEERDE 1]en
[GEÏNTIMEERDE 2],
beiden wonende in Sint Maarten,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden]
en afzonderlijk: [geïntimeerde 1] respectievelijk [geïntimeerde 2],
oorspronkelijk eisers in conventie en gedaagden in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigde: E.I. Maduro,
tegen
[APPELLANT 1]en
[APPELLANT 2],
beiden wonende in Sint Maarten,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten]
en afzonderlijk: [appellant 1]. respectievelijk [appellant 2],
oorspronkelijk gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
thans geïntimeerden,
gemachtigde: R.E. Duncan.

1.Het verder verloop van de procedure

1.1
Voor het verloop tot dan toe verwijst het Hof naar zijn tussenvonnissen van 30 september 2022 en 18 januari 2023.
1.2
Op 6 april 2023 hebben beide partijen een akte na tussenvonnis genomen. Bij die van [geïntimeerden] zijn producties gevoegd.
1.3
Op 17 mei 2023 hebben beide partijen antwoordakte genomen. Bij die van [geïntimeerden] zijn producties gevoegd.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het Hof gaat, gelet op de akten van 6 april 2023 en 17 mei 2023, ervan uit dat geen schikking mogelijk is. Een verdeling is niet gevorderd.
2.2.
Het Hof houdt vast aan zijn oordeel dat:
- [Geïntimeerde 2] bezitter is van meetbrief 338/2004;
- [Naam 1] bezitter is van meetbrief 92/1999 en meetbrief 353/2008;
- [Naam 2] en [naam 3] bezitter zijn van meetbrief 32/2013;
- [Appellanten] bezitter zijn van de rest van meetbrief 1998/256.
2.3.
Dat [appellanten] bezitter zijn van de rest van meetbrief 1998/256 sluit niet uit dat in familieverband andere familieleden een sterker recht hebben op een stuk grond in de rest van meetbrief 1998/256. Het is duidelijk, onder meer blijkens haar verzoek tot voeging, dat [naam 4], de moeder van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1], achter haar kinderen staat.
2.4.
Het Hof is van oordeel en zal beslissen dat [geïntimeerde 1] tegenover [appellanten] een sterker recht heeft ten aanzien van meetbrief 184/2005 waarop hij een fundering voor een huis heeft aangelegd, ook al zou deze aanleg [appellanten] zijn ontgaan.
2.5.
Wat betreft de kleine ter ontsluiting dienende meetbrief 71/2006, hebben [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] daarop een sterker recht tegenover [appellanten].
2.6.
De resterende grond blijft onder het bezit van [appellanten] vallen.
2.7. [
[Appellanten] zijn dus bezitter van meetbrief 1998/256 onder aftrek van: meetbrief 338/2004, meetbrief 92/1999 en meetbrief 353/2008, meetbrief 32/2013, meetbrief 184/2005 en meetbrief 71/2006. Het Hof zal ter zake, ten behoeve van [appellanten], een verklaring voor recht geven.
2.8.
Het Hof zal op dezelfde voet als het Gerecht in de twee vonnissen van 23 maart 2021 (producties HBT-3 en 4 bij akte van [appellanten]van 28 oktober 2022), ten behoeve van [geïntimeerden], verklaringen voor recht geven en bevelen tot levering, onder de bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van een tot levering bestemde notariële akte.
2.9.
Gelet op de familierelatie worden de kosten gecompenseerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat [geïntimeerde 1] tegenover [appellanten] een sterker recht heeft ten aanzien van het perceel met meetbrief 184/2005, gelegen aan de [adres], in [adres] in [woonplaats];
- verklaart voor recht dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] tegenover [appellanten] een sterker recht hebben ten aanzien van het perceel met meetbrief 71/2006, gelegen aan de [adres], in [adres] in [woonplaats];
- verklaart voor recht dat [appellanten] bezitter zijn van meetbrief 1998/256 onder aftrek van: meetbrief 338/2004, meetbrief 92/1999 en meetbrief 353/2008, meetbrief 32/2013, meetbrief 184/2005 en meetbrief 71/2006;
- veroordeelt [appellanten] om het perceel met meetbrief 184/2005 in eigendom aan [geïntimeerde 1] te leveren;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte betreffende het perceel met meetbrief 184/2005;
- veroordeelt [appellanten] om het perceel met meetbrief 71/2006 in eigendom aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] te leveren;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte betreffende het perceel met meetbrief 71/2006;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten zodanig dat elke partij de eigen kosten dient te dragen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en Th.G. Lautenbach , leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken in Sint Maarten op 18 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.