ECLI:NL:OGHACMB:2023:190
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezit van grond en goederenrechtelijke rechten binnen familieverband
In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep inzake het bezit van grond en de goederenrechtelijke rechten van familieleden. De zaak betreft twee partijen: de geintimeerden, oorspronkelijk eisers in conventie en gedaagden in reconventie, en de appellanten, oorspronkelijk gedaagden in conventie en eisers in reconventie. De procedure is voortgevloeid uit eerdere tussenvonnissen van 30 september 2022 en 18 januari 2023, waarbij beide partijen op 6 april 2023 en 17 mei 2023 akten hebben genomen.
Het Hof heeft vastgesteld dat er geen schikking mogelijk is en dat een verdeling niet is gevorderd. Het Hof heeft de bezittingen van de partijen beoordeeld en vastgesteld dat de geintimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], een sterker recht hebben op bepaalde percelen grond dan de appellanten. Dit is onderbouwd door de familiebanden en eerdere verzoeken tot voeging. Het Hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde 1] een sterker recht heeft ten aanzien van een perceel met meetbrief 184/2005, terwijl [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] een sterker recht hebben op een perceel met meetbrief 71/2006.
De uitspraak van het Hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart voor recht dat de appellanten de percelen met meetbrief 184/2005 en 71/2006 aan de geintimeerden moeten leveren. Tevens is bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2023 in Sint Maarten.