ECLI:NL:OGHACMB:2023:188

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
H-30/23
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitvoer van cocaïne en bewijskracht van verklaringen

Op 14 september 2023 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in Curaçao. De zaak betreft de uitlokking van medeplegen van de uitvoer van cocaïne, waarvoor de verdachte eerder door het Gerecht in eerste aanleg op 15 februari 2023 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2023 heeft de procureur-generaal, mr. A. Tiggelaar, gevorderd dat het Hof het vonnis zou bevestigen, met uitzondering van de afgewezen vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met verbetering van gronden, en de bewijsmotivering aangevuld. Het Hof oordeelt dat de verklaringen van de getuige betrouwbaar zijn en dat de betrokkenheid van andere personen de bewijskracht van deze verklaringen niet ondermijnt.

Daarnaast heeft het Hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 135 dagen, opgelegd bij vonnis van 20 september 2021, gelast. Het Hof oordeelt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, wat de tenuitvoerlegging rechtvaardigt. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier tijdens een openbare terechtzitting in Curaçao.

Uitspraak

Zaaknummer: H-30/23

Parketnummers: 500.00317/22 en 500.00209/21 (TUL)
Uitspraak : 14 september 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht), van 15 februari 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van de primair ten laste gelegde uitlokking van medeplegen van uitvoer van cocaïne veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het Gerecht de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van een op 20 september 2021 opgelegde deels gevangenisstraf parketnummer 500.00209/21 afgewezen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2023.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. A. Tiggelaar, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de afgewezen vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 500.00209/21
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust en zal dit derhalve bevestigen, met verbetering van gronden, in die zin dat het Hof de bewijsmotivering aanvult, en behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de op 20 september 2021 opgelegde gevangenisstraf. In zoverre wordt het vonnis vernietigd.
Aanvullende bewijsoverweging
Hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft ingebracht ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige] en het gestelde alternatieve scenario, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het Hof overweegt te dien aanzien als volgt:
Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van [getuige] gedetailleerd en inhoudelijk consistent zijn. Deze komen het Hof reeds daarom authentiek voor. Daarbij komt dat deze verklaringen niet op zichzelf staan, maar steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals door het Gerecht in het vonnis waarvan beroep uiteengezet.
In hoger beroep is door de verdediging betoogd dat op grond van nadere processen-verbaal moet worden geconcludeerd dat niet de verdachte, maar ene “[naam 1]” en “[naam 2]” bij het onderhavige transport betrokken zijn.
Het Hof oordeelt hierover anders. De eventuele betrokkenheid van andere personen bij het onderhavige transport – ook nu uit de stukken niet blijkt van een samenwerking tussen die personen en de verdachte – ontneemt niet de bewijskracht aan de verklaringen van [getuige] en [naam 3], te minder nu [getuige] reeds voordat hij met de drugs naar Nederland is vertrokken, en dus ook voordat hij er enig belang bij had om de verdachte te belasten, al aan [naam 3] heeft verteld dat hij voor de verdachte drugs naar Nederland zou gaan vervoeren.
De verweren worden verworpen.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft bij vordering van 4 april 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van het Gerecht van 20 september 2021 (in de zaak met parketnummer 500.00209/21 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 135 (honderdvijfendertig) dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op drie jaar bepaald, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het Hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van deze straf dient te worden gelast. Het enkele feit dat het onvoorwaardelijke deel (nog) niet ten uitvoer is gelegd, staat hieraan niet in de weg.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht;
gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 500.00209/21 bij vonnis van het Gerecht d.d. 20 september 2021 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten: 135 (honderdvijfendertig) dagen;
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. R.M. van Vuure, leden van het Hof, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, (zittings)griffier, en op 14 september 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier: