ECLI:NL:OGHACMB:2023:186

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
H-163/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao in een strafzaak met dodelijke afloop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor het dodelijk schieten van een slachtoffer. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging en de opgelegde straf. Het Hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 24 augustus 2023, waar de procureur-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De procureur-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging bepleitte, stellende dat de verdachte uit zelfverdediging handelde. Het Hof heeft de bewijsmiddelen en overwegingen van het Gerecht aangevuld en geconcludeerd dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van noodweer. Het Hof heeft de straf bevestigd, met inachtneming van de ernst van het delict en de gevolgen voor de benadeelde partijen. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij het Hof de immateriële schade als gevolg van het overlijden van het slachtoffer heeft erkend. De verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Zaaknummer: H-163/22

Parketnummer : 500.00154/22
Uitspraak : 14 september 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht), van 14 oktober 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven over de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2023.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. A. Tiggelaar, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M.A. Koendjbiharie, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [benadeelde 1] in het kader van zijn vordering tot schadevergoeding naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen voor wat betreft de immateriële schade.
Namens de verdachte is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Voorts heeft de raadsman verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust, met dien verstande dat de bewijsmiddelen en de overwegingen omtrent de strafbaarheid van de verdachte en de strafmotivering zullen worden aangevuld. Op een onderdeel zullen de overwegingen omtrent de strafbaarheid van de verdachte worden vervangen. Het vonnis zal onder verbetering van de gronden worden bevestigd, met uitzondering van de overwegingen en beslissingen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
Aanvulling van de door het Gerecht gebezigde bewijsmiddelen
Het Hof vult de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 als volgt aan.
Bewijsmiddel 4.
4.De forensische patholoog, dr. R.O. Gorgorza, heeft op 6 juni 2022 het lichaam van het slachtoffer onderzocht en het volgende in het forensisch autopsierapport opgenomen:
“(…) Arms and legs: The right hand at the annular finger there is a trespassing gun shot with bone affectation possible defensive wound (…)
Brain and meninges: The scalp is opened through the customary incision, the calvarium was exposed and it revealed the presence of a well preserved bullet on the left sub galeal space close to what we will call exit bone orifice on the occipito-parietal suture. (…)
Cause of death: one short range penetrating gunshot to the head (right side of the face). (…) [1]
Het Hof vult dit bewijsmiddel als volgt aan:
OBSERVATION: because the location and trajectory of the bullet probably the victim was smaller than the perpetrator, and aware of the assault the victim react lowering, turning the head to the left and using her right hand as a shield (right annular trespassing bullet wound could be interpreted as defensive)” [2]
“(…)Addendum:Correction to the classification of cause of death after consultation and discussion of the available pictures of the entrance with the Curaçao Forensic specialist Dr. Lars Althaus as follow: Short distance gun shot to the head for: contact gunshot to the head (right side of the face).” [3]
4a.De verbalisant [verbalisant] heeft op 22 augustus 2023 de schotwond op de rechterwang van het slachtoffer (zie foto 1) bij een aanvullend proces-verbaal geïnterpreteerd:

Foto 1

Samenvatting: Gezien de verbranding aan de rand van de verwonding aan de rechterwang kan hoogstwaarschijnlijk verklaard worden dat de loopmonding van het vuurwapen op of nagenoeg op het lichaam van het slachtoffer was geplaatst. Hoe dichter een loopmonding bij de humane huid wordt gehouden, hoe intensiever de inschotwond. De verbranding neemt af als het vuurwapen verder van het object of huid wordt gehouden en afgevuurd.
Bewijsmiddel 6.
6.Op 2 juni 2022 omstreeks 20:15 uur, werd de verdachte verhoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) Ik word [roepnaam] genoemd. (…)” [5]
Het Hof vult dit bewijsmiddel als volgt aan:
“(…) Er kwamen twee schoten uit het vuurwapen. (…)” [6]
Overwegingen ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld, toen hij zag dat het slachtoffer een vuurwapen uit haar tas tevoorschijn haalde. De verdachte heeft op dat ogenblik, tijdens een worsteling met het slachtoffer, het vuurwapen uit de handen van het slachtoffer proberen te pakken. Daarbij is het wapen afgegaan met als gevolg dat het slachtoffer is komen te overlijden. De verdachte had op de bewuste dag geen vuurwapen bij zich en is ook niet in het bezit van een vuurwapen. Voorts kan de getuige [getuige 1] bevestigen dat de verdachte hem enkel zou hebben gezegd dat het slachtoffer door kogels werd getroffen, en niet dat hij haar had doodgeschoten, aldus de verdachte bij monde van zijn raadsman.
Het Hof is van oordeel dat de door de verdachte aan diens noodweerverweer ten grondslag gelegde feitelijke gang van zaken niet aannemelijk is geworden en sluit zich aan bij de overwegingen daaromtrent in het vonnis van het Gerecht, aangevuld zoals hieronder cursief is weergegeven en met vervanging daarvan op een onderdeel, zodat de bewijsoverwegingen als volgt komen te luiden.
Het Hof overweegt als volgt.
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft op 2 juni 2022 het volgende verklaard:
“[naam 1] en ik kregen op die bewuste avond ruzie met elkaar. Dat was tegen de tijd dat [naam 1] de snackbar aan het afsluiten was. Wij bevonden ons aan de achterkant van de snackbar. Tijdens onze ruzie haalde [naam 1] een vuurwapen dat zij altijd in haar tas had liggen (zij had ook een mes in haar tas), tevoorschijn. Terwijl ik met [naam 1] aan het worstelen was om het vuurwapen van haar te pakken, kwamen twee schoten (per ongeluk) uit het vuurwapen. Hierna rende ik weg, dus ik kan niet zeggen waar [naam 1] getroffen werd door de kogels. [naam 1] werd met een vuurwapen dat een trommel heeft neergeschoten. Ik weet de benaming voor zo’n vuurwapen niet. Het vuurwapen heeft een nikkelkleurige loop en een zwart handvat. Het kaliber is .38.” [7]
De verdachte heeft op 9 juni 2022 het volgende verklaard:
“Toen het vuurwapen tevoorschijn werd gehaald stonden [naam 1] en ik ongeveer een (1) meter van elkaar verwijderd. [naam 1] richtte het vuurwapen op me waardoor ik in actie kwam en het vuurwapen van haar afpakte. Meteen nadat ik het vuurwapen van [naam 1] afpakte, kwamen twee schoten uit het wapen.” [8]
In de eerste plaats geldt dat de politie de verdachte tijdens het verhoor op 9 juni 2022 heeft voorgehouden dat er twee soorten revolvers zijn, te weten: single action en double action. Bij de single action moet de schutter eerst de haan spannen alvorens een schot gelost kan worden. Bij double action kan de haan gespannen worden terwijl de trekker naar achter wordt getrokken. Door de politie gevraagd of het vuurwapen in kwestie een single action of double action betreft, verklaarde de verdachte dat hij geen verstand heeft van vuurwapens. Wel verklaart de verdachte tijdens dat verhoor en ook ter terechtzitting dat hij zag dat de haan gespannen was. Vervolgens heeft de politie de verdachte voorgehouden dat bij ongelukken met vuurwapens, zeker als het gaat om een revolver, doorgaans sprake is van één schot dat afgaat. Op de vraag van de politie hoe de verdachte verklaart dat er dan twee schoten afgingen tijdens de gestelde worsteling met het slachtoffer heeft de verdachte geantwoord te begrijpen wat de verbalisanten bedoelen, maar dat alles zo snel is gebeurd dat hij daarvoor geen verklaring heeft. In aanmerking genomen dat de verdachte tijdens diens verhoor op 9 juni 2022 tevens heeft verklaard geen verstand te hebben van vuurwapens en dat ‘alles zo snel is gebeurd’, acht het Hof de verklaring van de verdachte dat hij toen hij het vuurwapen van het slachtoffer probeerde af te pakken wel zag dat de haan gespannen was, in de omstandigheden van het geval ongeloofwaardig.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen is de tussenconclusie dat het lossen van twee schoten met een revolver zich slecht verdraagt met de verklaring van de verdachte dat het een ongeluk betreft.
Daarbij neemt het Hof het volgende in aanmerking. In zijn rapport heeft de patholoog als observatie opgenomen dat het slachtoffer – zijnde waarschijnlijk korter dan de dader en zich bewust zijnde van de aanval – als afweermanoeuvre haar hoofd naar links heeft gekeerd en haar rechterhand als een schild heeft gebruikt welke handeling de schotperforatie in de rechterringvinger kan verklaren. Blijkens het aanvullend rapport van de patholoog en het aanvullend proces-verbaal van de verbalisant [verbalisant] werd, gezien de verbranding aan de rand van de verwonding aan de rechterwang (zie foto 1), de loopmonding van het vuurwapen op of nagenoeg op het gezicht van het slachtoffer geplaatst alvorens het schot was gelost.
Mede in aanmerking genomen dat de verdachte geen verklaring heeft kunnen geven voor het tweemaal afgaan van het vuurwapen is het Hof met het Gerechtvan oordeel dat er sprake was van een aanval van de verdachte op het slachtoffer en
niet van eenongeluk, zoals de verdachte het Hof wil doen geloven. Aldus vindt de verklaring van de verdachte geen steun in de resultaten van het technisch onderzoek en evenmin anderszins in het dossier.
Bij zijn oordeel betrekt het Hof bovendien de gedragingen van de verdachte na het schietincident. Na het schietincident heeft de verdachte het slachtoffer in een hulpeloze toestand achtergelaten. Hij heeft de politie niet gealarmeerd. Hij heeft het vuurwapen meegenomen en weggemaakt en tot slot heeft hij zich gedurende enige tijd na het schietincident schuil gehouden voor de politie. [9] Dit zijn allemaal omstandigheden die zich slecht verhouden met de verklaring van de verdachte dat de schoten tijdens een worsteling per ongeluk zijn afgegaan.
Tot slot weegt het Hof mee dat de verdachte in zijn telefoongesprek met de getuige [getuige 1] uitdrukkelijk heeft gezegd dat hij het slachtoffer heeft doodgeschoten (zie bewijsmiddel 5) en in geen van de na het schietincident opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken heeft gezegd, en ook anderszins uit die telefoongesprekken niet kan worden afgeleid, dat er sprake was van een ongeluk of dat de verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld. [10] Uit die gesprekken blijkt dat de verdachte en [getuige 1] samen hebben gesproken over het schietincident. Uit een gesprek op 1 juni 2022 om 14.03.55 uur tussen [getuige 1] en een NN man zegt [getuige 1] met zoveel woorden dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij de vrouw heeft vermoord. Gelet hierop hecht het Hof geen waarde aan de door [getuige 1] ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring, kort gezegd inhoudend dat hij niet met de verdachte over het schietincident heeft gesproken.
De conclusie uit hetgeen hiervoor is overwogen is dat de door de verdachte aan diens noodweerverweer ten grondslag gelegde feitelijke gang van zaken niet aannemelijk is geworden. Reeds om die reden wordt het beroep op noodweer verworpen.
Het Hof acht de verdachte dan ook strafbaar.
Aanvulling van de strafmotivering
Het Hof verenigt zich met de overwegingen in het kader van de strafmotivering van het Gerecht en voegt daar het volgende aan toe.
Het Hof is van oordeel dat de oplegging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar recht doet aan de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is begaan, de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Voorts weegt ook mee dat de verdachte er geen enkele blijk van heeft gegeven doordrongen te zijn van de ernst van de gevolgen van zijn handelen.
Schadevergoeding
Na te noemen benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de vordering in de oorspronkelijke omvang aan het oordeel van het Hof is onderworpen. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding tot na te noemen bedragen ingesteld:

[benadeelde 2] tot een bedrag van NAf 14.142,20 ter zake van:

Begrafeniskosten NAf 4.142,20
Immateriële schade NAf 10.000,00

[benadeelde 1] tot een bedrag van NAf 14.142,20 ter zake van:

Begrafeniskosten NAf 4.142,20
Immateriële schade NAf 10.000,00
De verdediging heeft de vorderingen niet betwist.
Materiële schade (de begrafeniskosten)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade hebben geleden tot een bedrag van NAf 4.142,20 per benadeelde partij. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vorderingen in zoverre toewijsbaar zijn, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente, als hierna vermeld.
Immateriële schade (shockschade)
De benadeelde partijen vorderen daarnaast immateriële schade als gevolg van geestelijk letsel veroorzaakt door het overlijden van hun moeder ten gevolge van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. De benadeelde partijen stellen daartoe dat er daardoor sprake is van zogeheten shockschade.
Het Hof stelt voorop dat immateriële schade zoals deze is gevorderd, voor vergoeding in aanmerking kan komen als door het waarnemen van het tenlastegelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij teweeg is gebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal voordoen indien iemand tot wie de getroffene in een nauwe, affectieve relatie staat, als gevolg van het ten laste gelegde is gedood of gewond.
Gebleken is dat de benadeelde partij [benadeelde 1], zijnde de zoon van het slachtoffer, naar de plaats delict is gegaan nadat hij door [naam 2], een kennis van hem, op de hoogte werd gebracht van het incident. Aldaar heeft hij zijn moeder op de plaats delict geïdentificeerd en is ter plekke gebleven totdat het lijk van zijn moeder voor nader onderzoek werd inbeslaggenomen en afgevoerd. Blijkens de toelichting op de gevorderde immateriële schade en de bijgevoegde stukken heeft deze confrontatie geleid tot ernstige psychische gevolgen bij de benadeelde partij, in de vorm van een medisch vastgesteld psychiatrisch ziektebeeld te weten: een posttraumatische stressstoornis. Voorts blijkt daaruit dat de benadeelde partij in relatie tot voormeld ziektebeeld psychologische behandelingen moet ondergaan om het onverhoedse verlies van zijn moeder te verwerken. Ook is niet gebleken dat de benadeelde partij voorafgaand aan de confrontatie met zijn overleden moeder reeds psychische klachten had en evenmin is gebleken van een andere oorzaak van de psychische gevolgen, zodat de psychische gevolgen van de benadeelde partij geheel kunnen worden geacht te zijn veroorzaakt door de emotionele schok van deze confrontatie.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2], dochter van het slachtoffer, is gebleken dat ook zij naar de plaats delict is gegaan nadat zij door [naam 3], neef van de eigenaar van de snack [naam snack], op de hoogte werd gebracht van het incident. Aldaar werd ook zij geconfronteerd met de gevolgen van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. Zij was samen met haar broer op de plaats delict en zag dat het stoffelijk overschot van haar moeder werd afgevoerd. Blijkens de toelichting op de gevorderde immateriële schade en de bijgevoegde stukken heeft deze confrontatie geleid tot ernstige psychische gevolgen bij de benadeelde partij, in de vorm van een medisch vastgesteld psychiatrisch ziektebeeld te weten: een posttraumatische stressstoornis. Verder heeft zij te kampen met een crisis c.q. trauma, en met een angststoornis en slaapgebrek. Voorts blijkt daaruit dat de benadeelde partij in relatie tot voormeld ziektebeeld psychologische behandelingen moet ondergaan om het onverhoedse verlies van haar moeder te verwerken. Ook is niet gebleken dat de benadeelde partij voorafgaand aan de confrontatie met haar overleden moeder reeds psychische klachten had en evenmin is gebleken van een andere oorzaak van de psychische gevolgen, zodat de psychische gevolgen van de benadeelde partij geheel kunnen worden geacht te zijn veroorzaakt door de emotionele schok van deze confrontatie.
Gelet op het vorenstaande is het Hof – anders dan het Gerecht – van oordeel dat de gevorderde immateriële schade geheel toewijsbaar is. Daarom zal het Hof de vorderingen toewijzen.
Het Hof zal de schade van [benadeelde 1] respectievelijk [benadeelde 2] vaststellen op een bedrag van in totaal NAf 14.142,20 per persoon, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022.
Het Hof ziet aanleiding daarbij telkens een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partijen zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden worden die proceskosten begroot op nihil.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien van de overwegingen en beslissingen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 1] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 14.142,20 (zegge: veertienduizend honderdtweeënveertig gulden en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 20222 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 2] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 14.142,20 (zegge: veertienduizend honderdtweeënveertig gulden en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 14.142,20 (zegge: veertienduizend honderdtweeënveertig gulden en twintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 105 (honderdvijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 14.142,20 (zegge: veertienduizend honderdtweeënveertig gulden en twintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 105 (honderdvijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. F.V.L.M. Wannyn en mr. R.M. van Vuure, leden van het Hof, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, (zittings)griffier, en op 14 september 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
mr. R.M. van Vuure is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Schriftelijk bescheid, te weten: autopsierapport no. S14-22, opgemaakt door dr. R.O. Gogorza, dossierpagina’s 005 – 009.
2.Schriftelijk bescheid, te weten: autopsierapport no. S14-22, opgemaakt door dr. R.O. Gogorza, dossierpagina’s 005 – 009.
3.Schriftelijk bescheid, te weten: aanvulling autopsierapport no. S14-22, opgemaakt door dr. R.O. Gogorza.
4.Aanvullend proces-verbaal op het proces-verbaal van sectie in verband met een schietincident met dodelijke afloop te Montagne Rey [nummer] (Kaminda Venancio F. Isenia), geregistreerd onder zaaknummer TFOC.2022.05.08-K01.
5.Proces-verbaal van verdachtenverhoor, d.d. 2 juni 2022, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 202206022015.V, dossierpagina’s 175 – 181.
6.Proces-verbaal van verdachtenverhoor, d.d. 2 juni 2022, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 202206022015.V, dossierpagina’s 175 – 181.
7.Proces-verbaal van verdachtenverhoor, d.d. 2 juni 2022, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 202206022015.V, dossierpagina’s 175 – 181.
8.Proces-verbaal van verdachtenverhoor, d.d. 9 juni 2022, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 202206091050.V, dossierpagina’s 182 – 191.
9.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2023, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
10.Proces-verbaal van bevinding (relevante tapgesprekken), d.d. 10 september 2022, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 202209101100Bev, dossierpagina’s 042 – 049.