ECLI:NL:OGHACMB:2023:176

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
CUR201904145 - CUR2021H00066
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en geschil over kredietovereenkomst tussen Korpodeko en Wijnmakerij Curaçao

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de stichting Korpodeko tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin Korpodeko vorderingen had ingesteld tegen Wijnmakerij Curaçao N.V. en de aandeelhouders [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. Korpodeko had een kredietovereenkomst gesloten met Wijnmakerij Curaçao voor de financiering van een wijnmakerij op Curaçao, maar er ontstond een achterstand in de aflossingen. Korpodeko vorderde betaling van een bedrag van NAf 237.422,38, vermeerderd met rente, en stelde dat [geïntimeerden] ook hoofdelijk aansprakelijk waren als medeschuldenaren. Het Gerecht had de vordering tegen [geïntimeerden] afgewezen, wat Korpodeko in hoger beroep aanvecht. Het Hof onderzoekt of [geïntimeerden] als medeschuldenaren kunnen worden aangemerkt op basis van de kredietovereenkomst en de persoonlijke zekerheden die zij hebben verstrekt. De zaak draait om de uitleg van de kredietovereenkomst en de vraag of de betrokken partijen de intentie hadden dat [geïntimeerden] ook als medeschuldenaren zouden worden aangemerkt. Het Hof heeft Korpodeko toegelaten tot bewijsvoering over deze kwestie en een comparitie van partijen bepaald.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: CUR201904145 - CUR2021H00066
Uitspraak: 17 januari 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de stichting
KORPORASHON PA DESAROYO DI KÒRSOU,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigden mrs. N.E. Soon en M.H.M. Janssen,
tegen
1
. [geïntimeerde 1],
2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende in Nederland,
3. de naamloze vennootschap
WIJNMAKERIJ CURAÇAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
4. de besloten vennootschap
NEERLANDS WIJNMAKERIJ B.V.,
gevestigd in Nederland,
oorspronkelijk gedaagden, thans geïntimeerden,
gemachtigde geïntimeerden sub 1 en 2: mr. D.G. Kock.
Geïntimeerden sub 3 en 4 in hoger beroep niet verschenen.
Partijen worden hierna Korpodeko, [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] dan wel gezamenlijk [geïntimeerden], Wijnmakerij Curaçao en Neerlands Wijnmakerij genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel, ingekomen ter griffie op 25 februari 2021 is Korpodeko in hoger beroep gekomen van het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curacao (hierna: het Gerecht) van 18 januari 2021.
1.2
Bij memorie van grieven, via e-mail ingediend ter griffie op 7 april 2021 en op papier op 31 mei 2021, heeft Korpodeko zes grieven opgeworpen tegen voornoemd vonnis en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende (i) [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een bedrag van NAf 237.422,38, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met 7% cumulatieve rente per maand vanaf 1 oktober 2020 tot aan de algehele voldoening; (ii) voor recht zal verklaren dat [geïntimeerden] al dan niet via Wijnmakerij Curaçao N.V. of een andere hem toekomende rechtspersoon met de verkoop van Korpodeko’s fiduciaire eigendom onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade, op te maken bij staat; (iii) [geïntimeerden] in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep zal veroordelen.
1.3 [
geïntimeerden] hebben een memorie van antwoord ingediend.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben Korpodeko en [geïntimeerden] allebei een pleitnota ingediend.
1.5
Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2 [
geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn echtgenoten. Zij zijn beiden aandeelhouder/bestuurder van Twentewijn Holding B.V. Twentewijn Holding B.V. is de bestuurder van Neerlands Wijnmakerij, waarvan [geïntimeerde 1] de
Chief Executive Officeris. Twentewijn Holding B.V. heeft via Neerlands Wijnmakerij opdracht gegeven tot de oprichting van Wijnmakerij Curaçao ten behoeve van de exploitatie van een wijnmakerij op Curaçao. [naam] is benoemd als (statutair) bestuurder van Wijnmakerij Curaçao. In de bedrijfsomschrijving van Wijnmakerij Curaçao in het Handelsregister staat onder meer:
het aanleggen van een of meer wijngaarden en het telen van druiven, het maken van wijn en andere druifgerelateerde producten.
2.3
Bij brief van 20 oktober 2014 gericht aan
Wijnmakerij Curaçao N.V. en/of de heer [geïntimeerde 1] en/of mevr. [geïntimeerde 2] t.a.v. mevrouw [naam]heeft Korpodeko het volgende bericht:
Onder verwijzing naar onze recente besprekingen heeft de stichting (….) (hierna te noemen Korpodeko) het genoegen u te bevestigen dat Korpodeko overeenkomstig uw verzoek bereid is de navolgende kredietfaciliteit- tot herroeping harerzijds- aan Wijnmakerij Curaçao N.V. en/of de heer [geïntimeerde 1] en/of mevr. [geïntimeerde 2] (hierna te noemen “ de DEBITEUR”) te verstrekken tegen de hierna volgende modaliteiten.
(…)
Doel: Financiering opzet Curaçao Winery en de exploitatie van de Curaçao Winery Experience inclusief een bed & Breakfast met 6 kamer te Landhuis Hato.
De brief wordt hierna aangeduid als de kredietovereenkomst.
2.4
De kredietovereenkomst is ondertekend door Korpodeko, [naam] namens Wijnmakerij Curaçao, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2].
2.5
Het krediet is verstrekt ten behoeve van de financiering van de opzet van Curaçao Winery en de exploitatie van de Curaçao Winery Wine Experience inclusief een
bed & breakfastmet 6 kamers te Landhuis Hato. De hoogte van de verstrekte financiering bedroeg in totaal NAf 210.250,-.
2.6
De financiering is verstrekt onder het vestigen van zekerheden ten behoeve van Korpodeko. Die zekerheden bestonden onder meer uit verpanding door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] van een levensverzekering op hun naam de fiduciaire eigendomsoverdracht van inventaris en/of machines, voorraden en het wagenpark van Wijnmakerij Curaçao, alles met volmacht, de cessie van vorderingen op derden van Wijnmakerij Curaçao en uit een garantie (borgstelling) van Neerlands Wijnmakerij ten bedrage van NAf 100.000,-.
2.7
Ten aanzien van de verschuldigde rente percentages vermeldt de overeenkomst dat deze in maand 1 tot en met 6, 5% op de hoofdsom bedraagt, maand 7 tot en met 12, 6% cumulatief per kwartaal en maand 13 tot en met 60, 7% per kwartaal.
2.8
De garantie als bedoeld onder 2.6 bepaalt voor zover relevant als volgt:
CONSIDERING
That Korpodeko has granted or will grant a credit facility to Wijnmakerij Curacao N.V. holding office at Landhuis Hato, Curacao with registration number 131832, for which Guarantor is willing to provide a guarantee
HAVE AGREED AS FOLLLOWS
ARTICLE 1
Guarantor will upon first notice or demand promptly pay Korpodeko all debts and liabilities owed by Wijnmakerij Curacao N.V. (“Debtor”), up to an amount of ANG 100,000.00( …), plus accrued interest, penalty interest (if any) and expenses, including legal expenses.
2.9
Vanaf begin 2016 ontstond er een achterstand in de aflossing van het krediet. Korpodeko heeft Wijnmakerij Curaçao en/of [geïntimeerden] meerdere malen aangemaand om de ontstane achterstand te zuiveren. Bij brief van 7 oktober 2016, gericht aan Wijnmakerij Curacao N.V. en/of [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] heeft Korpodeko de kredietrelatie opgezegd en gesommeerd om de openstaande schuld uiterlijk 21 oktober 2016 te voldoen. De brief van 7 oktober 2016 is bij afzonderlijke exploten van 11 oktober 2016 betekend aan Wijnmakerij Curaçao, [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en Neerlands Wijnmakerij.
2.1
In het kader van de sluiting van het bedrijf heeft Wijnmakerij Curaçao een deel van de inventaris c.q. opgeslagen goederen achtergelaten op Hato, een deel daarvan verplaatst naar Aruba en een deel daarvan verkocht.
2.11
Bij brief van 5 april 2018 aan Neerlands Wijnmakerij, ter attentie van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] heeft Korpodeko aanspraak gemaakt op uitkering van de garantie van NAf 100.000,- vermeerderd met (boete)rente en kosten.
2.12
Korpodeko heeft op 15 oktober 2019 ten laste van [geïntimeerden] conservatoir beslag doen leggen op diverse onroerende zaken en banktegoeden van [geïntimeerden].

3.De beoordeling

3.1
Korpodeko heeft in eerste aanleg na eisvermindering gevorderd:
Wijnmakerij Curaçao en [geïntimeerden] op grond van de kredietovereenkomst hoofdelijk te veroordelen tot betaling van NAf 237.422,38, vermeerderd met primair 7% cumulatieve rente per maand, subsidiair de wettelijke rente en daarnaast 20% incassokosten;
Neerlands Wijnmakerij met Wijnmakerij Curaçao en [geïntimeerden] hoofdelijk op grond van de garantieovereenkomst te veroordelen tot betaling van NAf 124.392,12, vermeerderd met primair 7% cumulatieve rente althans subsidiair wettelijke rente;
Geïntimeerden te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht:
Wijnmakerij Curaçao veroordeeld tot betaling van NAf 237.422,38, vermeerderd met 7% cumulatieve rente per maand over voornoemd bedrag vanaf 1 oktober 2020 tot aan de algehele voldoening;
Neerlands Wijnmakerij veroordeeld tot betaling van NAf 124.392,12, vermeerderd met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 20 april 2018 tot aan de algehele voldoening;
Wijnmakerij Curaçao en Neerlands Wijnmakerij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van Korpodeko;
de vordering tegen [geïntimeerden] afgewezen;
Korpodeko veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerden].
3.3
Het hoger beroep van Korpodeko is gericht tegen de afwijzing van haar vordering tegen [geïntimeerden] uit hoofde van de kredietovereenkomst. Korpodeko heeft geen grieven gericht tegen het bestreden vonnis voor zover het Wijnmakerij Curaçao en Neerlands Wijnmakerij betreft. Met grief I betoogt Korpodeko dat het Gerecht de feiten in het vonnis verkeerd althans onvolledig heeft vastgesteld. Korpodeko heeft geen belang bij deze grief, nu het Hof de feiten opnieuw heeft vastgesteld.
3.4
De grieven 2 tot en met 6 zijn gericht tegen de afwijzing van de vordering tegen [geïntimeerden], in het bijzonder tegen de overwegingen van het Gerecht dat uit tekst en opmaak van de kredietovereenkomst niet blijkt dat [geïntimeerden] deze ook als medeschuldenaar hebben ondertekend, dat vast staat dat [geïntimeerden] de kredietovereenkomst in hun hoedanigheid van bestuurder en aandeelhouder van Neerlands Wijnmakerij hebben ondertekend, dat niet is besproken dat Korpodeko het kapitaal slechts zou verstrekken indien [geïntimeerden] zouden worden aangemerkt als medeschuldenaar en dat sommatie- en opzegbrief van Korpodeko daar niet aan afdoen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.5
Korpodeko legt aan haar vordering tegen [geïntimeerden] ten grondslag dat zij zich naast Wijnmakerij Curaçao hoofdelijk hebben verbonden tot nakoming van de kredietovereenkomst en dus als medeschuldenaar moeten worden aangemerkt. [geïntimeerden] hebben dit gemotiveerd betwist, hiertoe stellende dat zij de kredietovereenkomst slechts mede hebben ondertekend als (indirect) bestuurder en aandeelhouder van de borg Neerlands Wijnmakerij en in verband met de door hen persoonlijk verstrekte zekerheidsstelling.
3.6
Gelet op de stellingen van partijen gaat het in deze zaak in de kern om de uitleg van de kredietovereenkomst. Meer specifiek gaat het om de vraag of [geïntimeerden] zich als medeschuldenaar verbonden hebben tot nakoming van de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. Het komt bij de uitleg van de kredietovereenkomst mede aan op de zin die partijen redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bepalend is of partijen in hun onderlinge verhouding hebben beoogd dat [geïntimeerden] een zelfstandige betalingsverplichting op zich namen, dan wel of zij slechts partij waren bij de overeenkomst in verband met de zekerheidsstelling in persoon. Hoewel de bewoordingen van de kredietovereenkomst niet beslissend zijn kunnen tekst en opmaak van de overeenkomst daarvoor wel van belang zijn.
3.7
In de aanhef van de kredietovereenkomst staat onder andere vermeld Wijnmakerij Curaçao. Wijnmakerij Curaçao is opgericht met onder meer als doel het aanleggen van wijngaarden en het maken van wijn. In de tekst van de kredietovereenkomst staat verder vermeld dat het krediet wordt verstrekt ter financiering van de opzet van Curaçao Winery en de exploitatie van de Curaçao Winery Experience inclusief een
bed & Breakfastmet 6 kamer te Landhuis Hato. De brief is gericht aan [naam] in haar hoedanigheid van directeur van Wijnmakerij Curaçao. Zij heeft de kredietovereenkomst namens Wijnmakerij Curaçao ondertekend. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] staan ook in de aanhef van de kredietovereenkomst vermeld. Zij hebben beiden de in de kredietovereenkomst beschreven persoonlijke zekerheden verstrekt. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben de kredietovereenkomst blijkens de letterlijke tekst onderaan de overeenkomst niet namens Wijnmakerij Curaçao ondertekend maar in eigen naam. De kredietovereenkomst maakt geen melding van [geïntimeerden] als medeschuldenaar. Hun namen staan alleen expliciet vermeld onder het kopje Zekerheden voor het onderhavige krediet. In de garantieovereenkomst staat dat een kredietfaciliteit is verstrekt aan Wijnmakerij Curaçao waarvoor Neerlands Wijnmakerij garant staat voor een bedrag van NAf 100.000,-.
3.8
Uit de tekst van de kredietovereenkomst blijkt onvoldoende duidelijk dat [geïntimeerden] als medeschuldenaar van het krediet moeten worden aangemerkt. Dat in de kredietovereenkomst wordt gesproken van kredietnemers en dat [geïntimeerden] staan vermeld voor DEBITEUR als vermeld onder 2.3 van dit vonnis en iedere pagina hebben geparafeerd is tegenover voormelde feiten en omstandigheden van onvoldoende gewicht.
3.9
Korpodeko stelt in het kader van de zin die partijen redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten het volgende. De persoonlijke verbondenheid van [geïntimeerden] aan het project was voor Korpodeko naast de verstrekking van persoonlijke zekerheden van essentieel belang. Wijnmakerij Curaçao was immers niet meer dan een lege huls en de garantie van Neerlands Wijnmakerij bedroeg slechts NAf 100.000,-. Het was onzeker of en wanneer het bedrijf
break-evenzou draaien laat staan lucratief zou zijn. De enige andere Ontwikkelingsbank van Curaçao heeft geweigerd het project te financieren. De persoonlijke verbondenheid van [geïntimeerden] zou worden vormgegeven door hen medeschuldenaar te maken bij de kredietovereenkomst. Met [geïntimeerden] is uitdrukkelijk besproken dat zij als medeschuldenaar zouden worden aangemerkt. In diverse gesprekken voor het aangaan van de kredietovereenkomst is door de heer [Naam Managing Director] en de heer Kenneth [Naam Development Manager] van Korpodeko afgesproken dat ook [geïntimeerden] kredietnemers zijn en dus kunnen worden aangesproken voor het krediet. [geïntimeerden] hebben dat telkens zowel verbaal als non-verbaal beaamd. [geïntimeerden] zijn een professionele partij met meerdere andere ondernemingen en hadden ervaring in het aangaan van financieringen, het verstrekken van zekerheden en het beschermen van hun privévermogen door het gebruik van rechtspersonen. Zij werden bovendien bijgestaan door financiële en juridische adviseurs. De gesprekken nadat de kredietovereenkomst aan [geïntimeerden] is verstrekt zagen op onduidelijkheden waarover partijen nog niet meteen overeenstemming konden vinden. [geïntimeerden] behoorden door de afwijzing door de andere ontwikkelingsbank te weten dat een dergelijk project niet zonder de nodige aanspreekbare financiële vangnetten door een ontwikkelingsbank op Curaçao zou worden gefinancierd. Visscher heeft niet geprotesteerd tegen de opzegging van de kredietovereenkomst van 11 oktober 2016 waarin uitdrukkelijk staat vermeld: ter kennisneming uit hoofde van uw hoofdelijk medeschuldenaarschap.
3.10 [
geïntimeerden] hebben gemotiveerd weersproken dat partijen hebben afgesproken dat zij als medeschuldenaar van de kredietovereenkomst zouden worden aangemerkt. Zij hebben namelijk gesteld dat nimmer door Korpodeko is aangegeven dat [geïntimeerden] naast Wijnmakerij Curaçao ook medeschuldenaar zouden zijn voor de lening noch dat zij hoofdelijk aansprakelijk zouden zijn voor de schuld en betwist dat Korpodeko tijdens besprekingen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst expliciet heeft meegedeeld dat de verstrekking van het kapitaal enkel zou geschieden onder hoofdelijk medeschuldenaarschap van [geïntimeerden] en dat zij daarmee akkoord zijn gegaan.
3.11
Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [geïntimeerden] zal het Hof Korpodeko toelaten tot het door haar aangeboden getuigenbewijs.
3.12
Korpodeko heeft bij memorie van grieven haar eis vermeerderd als weergegeven onder 1.2 onder (ii). Zij legt aan de eisvermeerdering het volgende ten grondslag. Wijnmakerij Curaçao beschikte vanaf december 2016 niet over een (statutair) bestuur omdat [naam] op 27 maart 2020 met terugwerkende kracht tot december 2016 hebben uitgeschreven als bestuurde[geïntimeerde 1] c.s. hebben Wijnmakerij Curaçao vanaf haar oprichting als feitelijke beleidsbepalers bestuurd. Zij hebben het wagenpark, de inventaris en de machines van Wijnmakerij Curaçao verkocht zonder voorafgaande toestemming van Korpodeko en zonder dat de opbrengsten ten goede zijn gekomen van Korpodeko. Dit levert onrechtmatig handelen jegens Korpodeko op.
3.13
Het door [geïntimeerden] tegen de vermeerdering van eis gemaakte bezwaar wordt verworpen. Op grond van art. 109 lid 1 jo. art. 278 lid 1 Rv komt aan Korpodeko de bevoegdheid toe haar eis of de gronden daarvan te wijzigen. De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
3.14
Korpodeko heeft bij memorie van grieven en dus tijdig haar eis vermeerderd. De eisvermeerdering berust niet op nieuwe feiten en omstandigheden die voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Anders dan [geïntimeerden] aanvoert betreft het niet een geheel nieuw geschil. [geïntimeerden] hebben zowel bij memorie van antwoord als pleidooi gelegenheid gehad op de eiswijziging te reageren. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging/vermeerdering.
3.15
Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerden] al dan niet via Wijnmakerij Curaçao N.V. of een andere hem toekomende rechtspersoon met de verkoop van Korpodeko’s fiduciaire eigendom onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade, overweegt het Hof als volgt.
3.16
Korpodeko stelt dat [naam] per eind 2016 als bestuurder van Wijnmakerij Curaçao is ontslagen. [geïntimeerden] hadden feitelijk de touwtjes in handen waardoor zij dienden te worden aangemerkt als feitelijk bestuurder. Zij hebben in strijd met artikel 14 lid 5 van de statuten van Wijnmakerij Curaçao geen (tijdelijk) bestuur benoemd of aangewezen. Tegen deze achtergrond werd het Korpodeko in december 2017 en januari 2018 duidelijk dat Wijnmakerij Curaçao een deel van de fiduciair aan Korpodeko overgedragen bedrijfs- en vervoermiddelen buiten medeweten en zonder toestemming van Korpodeko heeft overgedragen aan derden dan wel verplaatst naar Aruba. De vervreemding heeft niet t plaatsgevonden in “het kader van de normale bedrijfsuitoefening” zoals bedoeld in de akte van fiduciaire eigendomsoverdracht, terwijl verkoop van de pick-up op grond van de akte van fiduciaire eigendomsoverdracht zonder toestemming van Korpodeko niet is toegestaan. Van de koopsom van de pick-up heeft Korpodeko NAf 2.500,00 ontvangen en van de overige genoemde bedrijfsmiddelen heeft Korpodeko niets terug gezien. [geïntimeerden] hebben als feitelijk bestuurder in deze opgetreden en aldus onrechtmatig jegens Korpodeko gehandeld. [geïntimeerden] wisten of hebben redelijkerwijs moeten weten dat de verkoop van het wagenpark, de inventaris en de machines van Wijnmakerij Curaçao zonder toestemming zou leiden tot benadeling van Korpodeko als schuldeiser.
3.17 [
Geïntimeerden] ontkennen dat zij handelingen hebben verricht in strijd met de geldleningsovereenkomst. Zij betwisten dat zij zonder medeweten van Korpodeko goederen uit de fiduciaire zekerheid hebben onttrokken. [geïntimeerden] ontkennen niet dat de pick-up is verkocht maar stellen dat de opbrengst van de pick-up aan Korpodeko is toegekomen. Hetzelfde geldt voor de inventaris van de wijn. Het enige andere bedrijfsgoed dat enige waarde had, namelijk de Loader/Excavator is nog niet door Korpodeko verkocht, aldus [geïntimeerden].
3.18
Vast staat dat Wijnmakerij Curaçao een deel van de fiduciair aan Korpodeko overgedragen bedrijfsmiddelen, te weten de pick-up en de inventaris van de wijn zonder toestemming van Korpodeko heeft verkocht dan wel verplaatst. Als onbetwist staat eveneens vast dat die verkoop niet is geschied in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van Wijnmakerij Curaçao. Korpodeko erkent dat de opbrengst van de pick-up uiteindelijk aan haar is toegekomen, zodat het Hof daarvan uitgaat. Dit neemt echter niet weg dat de pick-up zonder toestemming is verkocht. Dat, zoals [geïntimeerden] stellen, ook de opbrengst van de overige verkochte bedrijfsmiddelen aan Korpodeko is toegekomen, is gelet op de gemotiveerde betwisting door Korpodeko en het uitblijven van een deugdelijke onderbouwing door [geïntimeerden] niet komen vast te staan.
Wijnmakerij Curaçao is toerekenbaar tekortgeschoten jegens Korpodeko door te handelen als voormeld.
3.19
Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid is vereist dat de bestuurder het verwijt kan worden gemaakt dat door zijn onbehoorlijke taakuitoefening de vennootschap in strijd heeft gehandeld met een op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting jegens een derde. Het handelen of nalaten van de bestuurder moet in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig zijn dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit geldt ook voor het handelen van een feitelijk bestuurder.
3.2
Ingevolge artikel 2:138/238 BW wordt hij die, zonder deel uit te maken van het bestuur, voor zekere tijd of onder zekere omstandigheden, al dan niet krachtens een bepaling van de statuten of van dit boek, het beleid van de vennootschap bepaalt of mede bepaalt als ware hij bestuurder, ter zake van dat optreden, wat zijn verplichtingen ten opzichte van de vennootschap en van derden betreft, alsmede voor de toepassing van artikel 2:9 BW als bestuurder aangemerkt.
3.21 [
geïntimeerden] hebben niet betwist dat zij, vanaf het moment dat [naam] eind 2016 door hen als bestuurder van Wijnmakerij Curaçao is ontslagen, bij afwezigheid van een bestuur, zoals Korpodeko stelt ‘feitelijk de touwtjes in handen hadden’. Op de hiertoe aangevoerde stellingen van Korpodeko zoals hiervoor weergegeven onder 3.16 zijn zij niet, althans onvoldoende gemotiveerd ingegaan. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [geïntimeerden] gedurende enige tijd structureel het beleid van Wijnmakerij Curaçao hebben bepaald als waren zij bestuurder. Het Hof gaat er dan ook vanuit dat [geïntimeerden] in de periode vanaf januari 2016 feitelijk Wijnmakerij Curaçao hebben bestuurd.
3.22 [
geïntimeerden] hebben in die hoedanigheid de pick-up, de inventaris en de machines van Wijnmakerij Curaçao zonder toestemming van Korpodeko aan derden verkocht dan wel verplaatst, terwijl door Korpodeko onbestreden is gesteld dat de vervreemding niet heeft plaatsgevonden in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van Wijnmakerij Curaçao. Uit de door Korpodeko als producties 17 en 18 bij inleidend verzoekschrift overgelegde emailcorrespondentie tussen [geïntimeerde 1] en Korpodeko, (waarbij [geïntimeerde 1] zichzelf aanduid als ‘CEO Curaçao Winery N.V.’,) volgt immers dat hij samen met [geïntimeerde 2] na het ontslag van [naam] het beleid van Wijnmakerij Curaçao heeft bepaald, waaronder het nemen van de beslissing tot verkoop en verplaatsing van de onder de fiduciaire eigendom vallende pick-up en bedrijfsmiddelen. [geïntimeerden] hebben ook niet betwist dat zij wisten dat de verkoop zou leiden tot benadeling van Korpodeko als schuldeiser Dit levert onrechtmatig handelen op van [geïntimeerden] jegens Korpodeko en daarvan kan hen persoonlijk een ernstig verwijt gemaakt worden.
3.23
Het Hof heeft ten aanzien van de door Korpodeko gestelde schade behoefte aan nadere inlichtingen en zal ter verkrijging daarvan voorafgaand aan na te melden getuigenverhoor een comparitie van partijen bepalen. Van Korpodeko wordt verwacht dat zij op die zitting haar schade als gevolg van de verkoop van de goederen nader onderbouwt. [geïntimeerden] krijgen de gelegenheid om daarop te reageren. Tevens zal ter zitting een minnelijke regeling worden beproefd. Het staat partijen natuurlijk ook vrij voorafgaand aan de zitting hierover in overleg te treden.
3.24
Het Hof houdt iedere verdere beslissing aan tot na de comparitie van partijen en bewijslevering als bedoeld onder 3.11 en 3.23.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
laat Korpodeko toe te bewijzen dat zij met [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] is overeengekomen dat zij als medeschuldenaar van het aan Wijnmakerij Curaçao verleende krediet zouden worden aangemerkt;
bepaalt dat Korpodeko daartoe getuigen kan voorbrengen aansluitend aan na te melden comparitie van partijen;
bepaalt een comparitie van partijen in Kas di Korte voor mr. E.A. Saleh, lid van het Hof op
donderdag 2 maart 2023 om 14.00 uur, in aanwezigheid van partijen, deugdelijk vertegenwoordigd en bijgestaan door hun gemachtigden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, C.G. ter Veer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curacao uitgesproken op 17 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.