Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure
3.De beoordeling
onemonth.
onemonth.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft Banco di Caribe N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de vorderingen van de bank tot betaling van een restschuld na de verkoop van een hypothecair onroerend goed zijn afgewezen. De zaak betreft een hypothecaire lening die in 2008 door de bank aan een cliënte is verstrekt voor de aankoop van een woning. Na de verkoop van de woning bleef er een restschuld van ongeveer NAf 200.000 over. De bank eiste deze restschuld op, maar het Gerecht wees de vorderingen af, onder andere omdat de kredietovereenkomst van 2016 was tenietgegaan.
In het hoger beroep heeft de bank haar eis gewijzigd en vordert zij betaling van een hoger bedrag. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, met bijzondere aandacht voor de zorgplicht van de bank jegens de cliënte, die als consument wordt aangemerkt. Het Hof concludeert dat de bank niet eerder de gehele openstaande schuld heeft opgeëist dan bij het inleidend verzoekschrift en dat de cliënte redelijkerwijs mocht aannemen dat zij voldeed aan de betalingsregeling die met de bank was overeengekomen.
Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en wijst de vorderingen van Banco di Caribe in hoger beroep af, waarbij de bank wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.