ECLI:NL:OGHACMB:2023:140

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
CUR2022H00145 en CUR2022H00354
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over zorgbudgetten voor Curaçao Medical Center en de rol van de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van HNO Transitie en Exploitatie N.V., handelend onder de naam Curaçao Medical Center (CMC), tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft de vaststelling van zorgbudgetten door de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur voor de jaren 2020 en 2021. CMC stelt dat de vastgestelde budgetten te laag zijn om de werkelijke kosten van verleende zorg aan SVB-verzekerden te dekken. De minister heeft de budgetten vastgesteld op basis van de noodzakelijke, aanvaardbare en doelmatige kosten, maar CMC betwist dat deze kosten adequaat zijn meegenomen.

De minister heeft in eerdere beschikkingen het zorgbudget voor CMC vastgesteld, maar deze zijn door het Gerecht vernietigd, omdat de minister niet voldoende gemotiveerd heeft waarom bepaalde correcties zijn toegepast. CMC heeft in hoger beroep gesteld dat de minister ten onrechte de daadwerkelijke transitie- en opstartkosten niet in het zorgbudget heeft verwerkt en dat de correcties op de budgetten onterecht zijn. Het Hof oordeelt dat de minister inderdaad de transitie- en opstartkosten had moeten meenemen en dat de afschrijvingskosten voor het ziekenhuisgebouw op 2,5% in plaats van 2% moeten worden vastgesteld. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht, maar vernietigt de herstelbeschikkingen van de minister en draagt hem op nieuwe beschikkingen te geven binnen drie maanden.

De uitspraak benadrukt de budgetsystematiek die de minister moet volgen bij het vaststellen van zorgbudgetten en de noodzaak om rekening te houden met de werkelijke kosten die CMC heeft gemaakt. Het Hof concludeert dat de minister niet verplicht is om alle werkelijk gemaakte kosten te vergoeden, maar dat er wel ruimte is voor nacalculatie en het treffen van voorzieningen voor kosten die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het ziekenhuis.

Uitspraak

CUR2022H00145 en CUR2022H00354
Datum uitspraak: 26 juli 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
HNO Transitie en Exploitatie N.V., handelend onder de naam Curaçao Medical Center, gevestigd in Curaçao (hierna: CMC),
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van
11 mei 2022 in zaken nrs. CUR202100822 en CUR202101258, in de gedingen tussen:
appellante
en
de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (hierna: de minister)
Procesverloop
Bij beschikking van 15 november 2019 heeft de minister het budget ter dekking van de kosten van de door CMC te verlenen zorg (hierna: het zorgbudget) voor de periode van 15 november 2019 tot 15 november 2020 vastgesteld op NA
f176.222.190,-.
Bij beschikking van 26 maart 2021 heeft de minister de beschikking van 15 november 2019 ingetrokken en het zorgbudget voor het jaar 2020, althans vanaf de overgang naar CMC vanaf 15 november 2019 tot en met 31 december 2020, vastgesteld op NA
f204.867.214,-.
Bij beschikking van 11 maart 2021 heeft de minister het zorgbudget voor het jaar 2021 vastgesteld op NA
f167.600.000,-.
Bij uitspraak van 11 mei 2022 heeft het Gerecht de door CMC tegen de beschikkingen van 26 maart 2021 en 11 maart 2021 ingestelde beroepen gegrond verklaard, die beschikkingen vernietigd en de minister opgedragen nieuwe beschikkingen te geven met in achtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft CMC hoger beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke beschikkingen van 11 augustus 2022 (hierna: de herstelbeschikkingen) heeft de minister het zorgbudget voor de periode van 15 november 2019 tot en met 31 december 2021 vastgesteld op NA
f206.442.214,- en voor het jaar 2021 op NA
f184.500.000,-.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft CMC een reactie gegeven op de herstelbeschikkingen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 27 maart 2023. CMC werd vertegenwoordigd door mr. E.R. de Vries en mr. P. Blom, beiden advocaat, vergezeld door [naam CEO], CEO van CMC, [naam financieel directeur], financieel directeur bij CMC, [naam secretaris], secretaris van de Raad van Bestuur van CMC en [naam jurist], jurist bij CMC. De minister werd vertegenwoordigd door mr. R.A.P.H. Pols, advocaat, vergezeld door [naam manager], manager cure bij de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB), [naam directeur], Directeur van het Bureau Telecommunicatie en Post en betrokken bij de zorgautoriteit in oprichting, en [naam werknemer], werkzaam bij het ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur.
Overwegingen

Inleiding

Waar gaat deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over de vergoeding van de kosten die CMC heeft gemaakt voor door haar te verlenen zorg aan verzekerden die vallen onder de basisverzekering ziektekosten, bedoeld in de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna: de Lbz). De SVB vergoedt de kosten van deze zorg aan gezondheidszorginstellingen en andere zorgverleners. De hoogte van de te vergoeden kosten stelt de minister vast. De middelen van de SVB bestaan uit premies betaald door SVB-verzekerden en een (aanvullende) bijdrage van het Land. Vanaf 1 oktober 2014 wordt voor de financiering van deze kosten gebruik gemaakt van budgetten, die op grond van artikel 23, eerste lid, van het Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001 (hierna: het LMTSV) door de minister worden vastgesteld. Daartoe wordt eerst door de zorginstelling een budgetvoorstel gedaan aan de minister. Dat voorstel legt de minister voor aan de SVB, die na overleg met de betrokken zorginstelling de minister adviseert over de hoogte van het budget en eventuele correcties daarop. De minister stelt vervolgens het budget met inachtneming van het advies van de SVB vast. De hier van belang zijnde bepalingen van de Lbz en het LMTSV zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Bredere problematiek rondom CMC

2. CMC exploiteert sinds 15 november 2019 het ziekenhuis. CMC bestaat uit twee entiteiten: HNO/CMC Vastgoed en Beheer (hierna: V&B) en HNO/CMC Transitie en Exploitatie (hierna: T&E). T&E is in deze zaak de appellante. V&B is eigenaar van het ziekenhuisgebouw en heeft tot taak het onderhouden van het gebouw en de installaties en de vervanging van vaste medische inrichtingen. V&B heeft de kosten van het gebouw gefinancierd door leningen bij het Land. V&B rekent huur voor het gebouw aan T&E en lost met die huurinkomsten de schuld bij het Land af.
2.1.
Sinds de opening van het ziekenhuis krijgt CMC per jaar een zorgbudget ter dekking van de kosten voor de zorg verleend aan SVB-verzekerden. CMC is van mening dat de vastgestelde zorgbudgetten te laag zijn en dat zij daarmee haar werkelijke kosten niet kan dekken. Daarbij wijst CMC erop dat haar financiering al sinds het begin van de exploitatie grote tekorten vertoont. Volgens haar goedgekeurde jaarverslag over het jaar 2021 bedroeg het financiële tekort van CMC per 31 december 2021 NA
f148 miljoen, waarvan NA
f55 miljoen wordt veroorzaakt door te lage zorgbudgetten voor de jaren 2020 en 2021. Het tekort is eind 2022 nog aanzienlijk opgelopen. Oorzaken zijn volgens CMC onder meer:
  • de kosten van de transitie van het voormalige Sint Elisabeth Hospitaal (hierna: het Sehos) naar CMC;
  • de kosten als gevolg van bouwkostenoverschrijding en de locatiekeuze van het ziekenhuis, die worden vertaald in hogere kosten van afschrijving;
  • de verplichte afname van laboratoriumwerkzaamheden door het externe Analytisch Diagnostisch Centrum (hierna: ADC);
  • de verplichting om het personeel van het Sehos op de bestaande arbeidsvoorwaarden over te nemen;
  • kosten gemaakt voor onverzekerden;
  • extra kosten als gevolg van de COVID-19-pandemie;
  • kosten vanwege de stijging van het aantal SVB-verzekerden.
2.2.
Tussen CMC en de minister vindt veelvuldig overleg plaats over de financiële problematiek van CMC. Ook heeft de minister de Werkgroep (tijdelijk) geïntensiveerd budgetteringscyclus (hierna: de Werkgroep) ingesteld, die onder meer het toetsen van de exploitatiekosten en de geregistreerde zorgproductie van CMC tot taak heeft. Voorts heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: de NZa) op verzoek van de minister op 26 april 2022 een rapport uitgebracht over de financiële problemen van CMC. De NZa heeft daarin ook aanbevelingen gedaan. Op 1 november 2022 is tussen CMC (beide entiteiten V&B en T&E) en het Land een Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord gesloten. Daarin zijn een gezamenlijke strategie en een actieplan opgenomen voor de aanpak van de diverse problemen van de CMC-entiteiten. Onder meer is afgesproken dat de kosten vanwege COVID-19 voor rekening van CMC komen. Ook is afgesproken dat de verplichting om laboratoriumwerkzaamheden van ADC af te nemen voor CMC blijft bestaan en dat voor die werkzaamheden tussen CMC en ADC een service level agreement zal worden gesloten. Voor de onverzekerden komt er een vergoedingsregeling ten laste van het Land. Vooruitlopend op die vergoedingsregeling heeft de regering bekendgemaakt ter dekking van de kosten van onverzekerden liquiditeitssteun ter hoogte van NA
f19,6 miljoen te zullen verstrekken aan CMC.
De zorgbudgetten van CMC
3. De minister heeft op grond van artikel 23 van het LMTSV in twee afzonderlijke beschikkingen (hierna gezamenlijk: de budgetbeschikkingen) het zorgbudget van CMC vastgesteld voor de periode van 15 november 2019 tot en met 31 december 2020 (hierna: het jaar 2020) en voor het jaar 2021. Deze beschikkingen zijn gebaseerd op door CMC ingediende exploitatiebegrotingen, met de daarop door de SVB geadviseerde correcties, die door de minister allemaal zijn overgenomen. Daarbij is gebruik gemaakt van de 4e rapportage van de Werkgroep van 17 december 2020.

Aangevallen uitspraak

4. CMC heeft tegen de budgetbeschikkingen beroep ingesteld omdat de budgetten volgens haar niet toereikend zijn ter dekking van de door haar werkelijk gemaakte kosten aan verleende zorg. Het Gerecht heeft overwogen dat CMC een aantal van de correcties gemotiveerd heeft bestreden, maar dat uit de budgetbeschikkingen niet blijkt waarom de door de SVB geadviseerde correcties één op één door de minister zijn overgenomen. Verder heeft het Gerecht met betrekking tot de budgetbeschikking voor het jaar 2021 geoordeeld dat daarin ten onrechte is bepaald dat CMC 12,5% dient te korten op de arbeidsvoorwaarden van de bij haar in dienst zijnde werknemers. Ook zijn enkele andere voorwaarden in de budgetbeschikkingen onjuist geacht. Het Gerecht heeft daarom de budgetbeschikkingen vernietigd en de minister opgedragen opnieuw te beschikken en daarbij gemotiveerd in te gaan op de toegepaste correcties en de reacties van CMC daarop. Voor het overige heeft het Gerecht de beroepsgronden van CMC verworpen.

Hoger beroep

5. CMC heeft hoger beroep ingesteld omdat zij vindt dat het Gerecht enkele van haar beroepsgronden ten onrechte heeft verworpen. Ter uitvoering van de uitspraak van het Gerecht heeft de minister op 11 augustus 2022 de herstelbeschikkingen genomen en daarbij het zorgbudget voor het jaar 2020 nader vastgesteld op NA
f206.442.214,- en voor het jaar 2021 op NA
f184.500.000,-. In de herstelbeschikkingen zijn de correcties gemotiveerd en voor het overgrote deel gehandhaafd. Op grond van artikel 78c van de Landsverordening administratieve rechtspraak maken deze herstelbeschikkingen onderdeel uit van deze procedure. CMC heeft tegen de herstelbeschikkingen (nieuwe) beroepsgronden aangevoerd.

Welke kosten komen ten laste van de SVB?

6. Het meest vergaande standpunt dat CMC heeft ingenomen is dat alle door haar gemaakte werkelijke kosten waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, in de zorgbudgetten moeten worden opgenomen. Indien achteraf blijkt dat het toegekende zorgbudget niet alle werkelijk gemaakte kosten dekt, moet het zorgbudget gecorrigeerd worden vastgesteld. Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat dit standpunt niet juist is.
6.1.
In de uitspraak van 24 augustus 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:281, heeft het Hof overwogen dat uit de systematiek van de Lbz volgt dat een zorgverlener geen aanspraak heeft op vergoeding van de werkelijke kosten. Artikel 23, eerste lid, van het LMTSV voorziet in de mogelijkheid van vaststelling van een budget door de minister maar geeft geen regels over hoe het budget door de minister moet worden berekend. Uit de tekst van dit artikel blijkt niet dat de minister verplicht is om alle werkelijk gemaakte kosten ten laste van het budget, dat alleen bestemd is voor de kosten gemaakt voor SVB-verzekerden, te brengen. Uit het feit dat in artikel 23, derde lid, van het LMTSV de bevoegdheid is opgenomen om bij ministeriële beschikking met algemene werking regels te stellen voor de gevallen dat de werkelijk door de zorgverlener gemaakte kosten hoger of lager zijn dan het vastgestelde budget, kan worden afgeleid dat een budget dat voor een zorgverlener wordt vastgesteld juist niet de werkelijk kosten hoeft te omvatten. Dat betekent dat de minister beslissingsruimte toekomt bij het vaststellen daarvan. Daarbij mag de minister betekenis toekennen aan een van de doelen van financiering van de zorg, te weten de wens om te komen tot kostenbeheersing. Dat betekent dat de minister de kosten mag beoordelen op aanvaardbaarheid, noodzakelijkheid en doelmatigheid.
6.2.
Voor zover CMC aanvoert dat de budgetbeschikkingen in strijd zijn met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 101 van de Staatsregeling omdat het niet meenemen van alle door CMC daadwerkelijk gemaakte kosten leidt tot een ongerechtvaardigde beperking van het eigendomsrecht van het ziekenhuis, faalt dit betoog. Het niet toekennen van meer financiering voor de kosten van de exploitatie is niet te beschouwen als een ontneming van eigendom. Evenmin vloeit uit het Eerste Protocol bij het EVRM of artikel 101 van de Staatsregeling de verplichting voor het Land voort om alle kosten van het ziekenhuis te vergoeden. Voor zover CMC aanvoert dat wel sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op haar eigendom omdat de kosten voor zorg aan onverzekerden niet in de zorgbudgetten betrokken zijn, wijst het Hof erop dat deze budgetten alleen zijn bedoeld voor kosten voor zorg verleend aan SVB-verzekerden.
6.3.
Bij de budgetbeschikkingen is de minister uitgegaan van de door CMC zelf opgestelde en voorgelegde exploitatiebegrotingen. Deze begrotingen zijn door de minister bij het nemen van de beschikkingen tot uitgangspunt genomen. Deze begrotingen zijn door de SVB gebruikt bij haar advisering aan de minister overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de LMTSV. Vervolgens heeft de minister op de begrotingen een aantal correcties aangebracht alvorens op basis van de exploitatiebegrotingen te komen tot de vaststelling van de zorgbudgetten. Het Hof is van oordeel dat de minister op deze wijze binnen de grenzen die artikel 23, eerste lid, van het LMTSV is gebleven door aan de hand van deze systematiek te komen tot vaststelling van de zorgbudgetten. Of de aangebrachte correcties rechtmatig zijn, zal hierna worden besproken.
6.4.
De minister stelt dat de hoogte van de voorgelegde exploitatiebegrotingen is gebaseerd op een afspraak tussen CMC en hem, waarbij de kosten van het Sehos in het voorafgaande jaar zijn vermeerderd met een bedrag van NA
f59 miljoen. CMC heeft dat bestreden, maar dat neemt niet weg dat de minister de zorgbudgetten heeft vastgesteld op basis van de door CMC zelf ingediende exploitatiebegrotingen en daarvan naar het oordeel van het Hof ook heeft mogen uitgaan.
6.5.
Dat de werkelijke kosten van CMC inmiddels aanmerkelijk hoger zijn gebleken, maakt dat naar het oordeel van het Hof om een aantal redenen niet anders. In de eerste plaats dienen de zorgbudgetten alleen ter dekking van de kosten die CMC ten behoeve van SVB-verzekerden maakt. Bij de door CMC gemaakte kosten gaat het in ieder geval voor een deel om kosten voor zorg aan niet-verzekerden. In het jaarverslag 2021 van CMC wordt dat ook onderkend. In de tweede plaats is inherent aan de budgetsystematiek dat de minister in beginsel niet gehouden is om, wanneer het budget wordt overschreden, de meerkosten te compenseren door verhoging van het zorgbudget. Dat zou in strijd zijn met de bedoeling van de budgetsystematiek, namelijk het komen tot kostenbeheersing. Ook zou het compenseren van meerkosten geen recht doen aan het uitgangspunt dat kosten aanvaardbaar, noodzakelijk en doelmatig moeten zijn.
6.6.
Dat neemt niet weg dat, zoals ter zitting ook met partijen is besproken, er onder omstandigheden aanleiding kan bestaan om toch tot nacalculatie over te gaan en te bezien of en zo ja in welke mate bepaalde overschrijdingen alsnog moeten worden gecompenseerd door het achteraf verhogen van de zorgbudgetten of anderszins. Daarvoor zou naar het oordeel van het Hof aanleiding kunnen bestaan in dit geval, omdat de zorgbudgetten betrekking hebben op de eerste jaren van de exploitatie van het ziekenhuis. Het Hof wijst in dit verband op artikel 23, derde lid, aanhef en onder b van het LMTSV, waarin is bepaald dat bij ministeriële beschikking met algemene werking regels kunnen worden gesteld voor de gevallen dat de werkelijk door de zorginstelling gemaakte kosten hoger of lager zijn dan het vastgestelde budget. Hieruit volgt in ieder geval dat (een vorm van) nacalculatie past in de budgetsystematiek van de Lbz en het LMTSV. Deze problematiek kan, zoals partijen ook hebben uitgesproken, worden meegenomen in de uitvoering van het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord. In hoeverre deze kosten al dan niet terecht door de minister bij de vaststelling van de zorgbudgetten zijn meegenomen komt hierna onder 8 en verder aan de orde.
6.7.
Voor deze zaak betekent dit dat de werkelijk door CMC gemaakte kosten voor zover deze de zorgbudgetten overstijgen, niet via de zorgbudgetten 2020 en 2021 voor vergoeding in aanmerking komen.
Percentage SVB-verzekerden
7. De minister is er bij het vaststellen van de zorgbudgetten van uitgegaan dat de SVB-patiënten 85% van de patiënten van CMC uitmaken. Hij stelt zich op het standpunt dat met CMC als taakstelling een percentage van 85% is afgesproken. CMC stelt dat een percentage van 98,2% moet worden aangehouden. Verder stelt CMC dat het aantal SVB-patiënten van 37.000 in 2019 naar 45.000 in 2022 is gestegen.
7.1.
In het goedgekeurde jaarverslag over het jaar 2021 van CMC staat het volgende overzicht:
7.2.
Wanneer het aantal SVB-verzekerden in de jaren 2020, 2021 en 2022 wordt afgezet tegen het totale aantal in die jaren behandelde patiënten, blijkt dat in elk van die jaren het aantal SVB-verzekerden, afgezet tegen het totaal inclusief de onverzekerden, lager dan 85% is geweest. Onder die omstandigheden mocht de minister ervan uitgaan dat 85% van de patiënten van CMC SVB-verzekerden zijn.
Andere door CMC gemaakte kosten
8. CMC betoogt dat in ieder geval de hiervoor onder 2.1 genoemde door haar gemaakte kosten bij de budgetbeschikkingen hadden moeten worden meegenomen. Daarnaast stelt CMC dat de kosten van accreditatie niet in het zorgbudget zijn opgenomen.
8.1.
Deze (extra) kosten vormen onderwerp van het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord. Voor de kosten van onverzekerden zijn inmiddels concrete afspraken gemaakt, zodat het Hof ervan uitgaat dat daarover geen verschil van mening bestaat. Datzelfde geldt voor COVID-19-kosten, waarvan is afgesproken dat deze binnen het zorgbudget moeten worden opgelost. De kosten voor de bouw en van de locatiekeuze van het ziekenhuis komen hieronder bij de bespreking van de correctie voor de kosten van afschrijving aan de orde (onder 9.1 en 9.2). Datzelfde geldt voor de verplichte afname van ADC (onder 9.5, 9.6 en 9.7).
8.2.
Voor de gestelde meerkosten als gevolg van de verplichte overname van het personeel van het Sehos geldt dat de minister ervan uitgaat dat deze kosten zijn opgenomen in de door CMC overgelegde exploitatiebegrotingen. De minister heeft erop gewezen dat van CMC mag worden verwacht dat inefficiënties door CMC worden weggenomen. Naar het oordeel van het Hof mocht de minister, gegeven de keuze van de wetgever voor een budgetsystematiek en de exploitatiebegrotingen, weigeren om de gestelde meerkosten in de zorgbudgetten op te nemen.
8.3.
De minister bestrijdt niet dat CMC transitiekosten heeft gemaakt. CMC stelt dat die kosten NA
f49,1 miljoen bedragen. In het jaarverslag 2021 van CMC wordt een bedrag van NA
f40 miljoen genoemd. Het Hof is van oordeel dat indien en voor zover door het CMC transitiekosten dan wel opstartkosten zijn gemaakt, die kosten ten onrechte niet in (een van) de zorgbudgetten zijn opgenomen. Niet bestreden is dat het hier om kosten gaat die, indien gemaakt, noodzakelijk waren voor het ziekenhuis om daadwerkelijk op 15 november 2019 van start te kunnen gaan. De aard en de omvang van een ziekenhuis brengen noodzakelijkerwijs mee dat kosten worden gemaakt voordat met de daadwerkelijke exploitatie wordt begonnen. Daarom had de minister die kosten moeten meenemen bij de vaststelling van de zorgbudgetten. Daarbij had de minister moeten bezien of die kosten eenmalig in het zorgbudget voor het jaar 2020 moeten worden verwerkt of op een andere manier ten laste van de zorgbudgetten worden gebracht dan wel dat een andere voorziening moet worden getroffen waardoor vergoeding van die kosten op andere wijze verzekerd is. Door niet te onderzoeken welke transitie- en opstartkosten door CMC daadwerkelijk zijn gemaakt en deze kosten vervolgens in een of meer zorgbudgetten te verwerken dan wel anderszins een voorziening te treffen waardoor deze kosten worden vergoed, heeft de minister in strijd met het zorgvuldigheidbeginsel gehandeld. Het betoog van CMC over de transitiekosten slaagt.
8.4.
Over de kosten van accreditatie heeft de minister ter zitting gezegd dat deze kosten in het zorgbudget kunnen worden opgenomen, maar dit niet is gebeurd omdat deze kosten niet in de exploitatiebegroting waren opgenomen. Het Hof gaat ervan uit dat deze kosten in de naar aanleiding van deze uitspraak te nemen nieuwe herstelbeschikkingen zullen worden meegenomen.
De correcties
9. In de herstelbeschikkingen is de minister ingegaan op de correcties, voor zover deze door CMC zijn bestreden . Deze correcties, voor zover tussen partijen nog in geschil, komen hierna aan de orde.
Afschrijvingskosten voor huisvesting (2020 en 2021)
9.1.
CMC gaat bij de kosten van afschrijving van het ziekenhuisgebouw uit van 2,5% per jaar om het gebouw in 40 jaar te kunnen afschrijven. De minister stelt dat NZa als beleid 2% (corresponderend met een afschrijvingsperiode van 50 jaar) aanhoudt. Daarom zijn de afschrijvingskosten met NA
f2,5 miljoen per jaar gecorrigeerd.
9.2.
Uit de goedgekeurde jaarrekeningen van CMC over de jaren 2020 en 2021 blijkt dat de accountant heeft ingestemd met het hanteren van een afschrijvingspercentage van 2,5%. Rekening houdend met de lokale situatie op Curaçao, die in relevante mate verschilt van die in Nederland, heeft de minister naar het oordeel van het Hof niet van een afschrijvingsduur van 50 jaar mogen uitgaan. Het betoog van CMC over de correctie wegens afschrijvingskosten slaagt. De minister zal alsnog een afschrijvingspercentage van 2,5% moeten hanteren.
Vergoeding voor niet-ingevulde vacatures (2020 en 2021)
9.3.
In de exploitatiebegroting zijn de kosten van personeel inclusief niet ingevulde vacatures opgenomen. De minister heeft die kosten voor niet ingevulde vacatures voor 50% meegenomen bij de vaststelling van de zorgbudgetten en de kosten voor het overige gecorrigeerd. Per saldo gaat het om een correctie van NA
f4,4 miljoen per jaar. CMC stelt dat zij ernaar streeft om deze vacatures te vervullen en dat daarom alle kosten moeten worden meegenomen. De minister stelt dat onzeker is in hoeverre de vacatures zullen worden vervuld.
9.4.
Het Hof is van oordeel dat de minister redelijkerwijs mocht uitgaan van 50% van de loonkosten van de openstaande vacatures. Niet ingevulde vacatures brengen immers geen kosten met zich. Vacatures die in de loop van het jaar worden ingevuld zullen soms in het eerste half jaar en soms in het tweede half jaar worden vervuld. CMC heeft niet aannemelijk gemaakt dat op jaarbasis meer dan 50% van de openstaande vacatures wordt ingevuld. Evenmin heeft CMC aannemelijk gemaakt dat tegenover vacatures relevante hogere kosten staan, die niet anderszins worden vergoed. Het betoog van CMC over de correctie wegens niet-ingevulde vacatures slaagt niet.
Kosten medische middelen en materialen (2020 en 2021)
9.5.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat op de kosten voor medische middelen en materialen voor het jaar 2020 een korting van NA
f0,4 miljoen is toegepast. Ter zitting heeft de minister erkend dat deze korting teruggedraaid had moeten worden, maar dat is bij de herstelbeschikking voor het jaar 2020 niet gebeurd. Het betoog van CMC over deze correctie voor het jaar 2020 slaagt.
9.6.
Voor het jaar 2021 geldt dat de minister een korting heeft toegepast van NA
f5,9 miljoen per jaar. Dit betreft aanvragen voor laboratoriumwerkzaamheden die CMC verplicht is om van ADC af te nemen. CMC heeft daartegen bezwaar omdat zij verplicht is die werkzaamheden van ADC af te nemen en de hoogte van die kosten dus niet kan beïnvloeden. Dat de tarieven van ADC zo hoog zijn valt haar niet te verwijten. De minister stelt zich op het standpunt dat CMC zeer onzorgvuldig is omgegaan met aanvragen voor laboratoriumwerkzaamheden, waardoor uitzonderlijk veel herhaalde en onnodige aanvragen zijn gedaan. De minister baseert zich daarbij op het rapport van de Werkgroep. De minister wijst er verder op dat de kosten van CMC ten opzichte van die van het Sehos zeer aanzienlijk zijn toegenomen, terwijl reeds bij het Sehos sprake was van ondoelmatigheden. De minister wijt dat aan inefficiënties in de bedrijfsvoering van CMC.
9.7.
Het Hof overweegt dat de tarieven van ADC door de minister worden vastgesteld. Die tarieven wijken niet af van de tarieven van andere laboratoria. Gelet op de zeer sterke stijging van de kosten voor laboratoriumwerkzaamheden ten opzichte van het Sehos en het advies van de Werkgroep heeft CMC onvoldoende aannemelijk gemaakt dat anders dan de minister stelt geen sprake is van veel herhaalde en onnodige aanvragen. Daarbij heeft de minister mogen betrekken dat het doel van de budgetsystematiek mede is het wegnemen van inefficiënties. Het betoog van CMC over de correctie op kosten voor medische middelen en materialen voor het jaar 2021 slaagt niet.
Kosten medisch specialisten (2020 en 2021)
9.8.
Tussen partijen staat (inmiddels) vast dat voor de vergoeding van de kosten van medisch specialisten een aparte financieringsregeling geldt en dat die kosten niet via het zorgbudget worden vergoed. Voor zover CMC zich ook in dit kader tegen het uitgangspunt van de minister verzet dat gelet op het aandeel SVB-patiënten 85% van de kosten voor vergoeding via het zorgbudget in aanmerking komen, faalt dit betoog gelet op wat hiervoor onder 7.2 is overwogen.
Kosten huisvesting (2021)
9.9.
De in de exploitatiebegroting 2021 opgenomen kosten voor huisvesting van NA
f46,2 miljoen zijn door CMC met NA
f5,9 miljoen verhoogd. De minister heeft deze verhoging niet geaccepteerd en het bedrag gecorrigeerd.
9.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de huurprijs die CMC (entiteit T&E) aan V&B moet betalen NA
f46,2 miljoen bedraagt. Het gecorrigeerde bedrag bestaat voor NA
f3,6 miljoen aan rentelasten en NA
f 2,7miljoen aan omzetbelasting. Dat CMC in de relatie tot V&B niet tot betaling van omzetbelasting verplicht is, is niet in geschil. CMC heeft gesteld dat de rentelasten onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst die zij voor het gebruik van het ziekenhuisgebouw heeft gesloten en dat de rentelasten op jaarbasis NA
f3,6 miljoen bedragen. De minister heeft dat onvoldoende bestreden. Dat betekent dat de minister de verhoging van de huurkosten voor zover het gaat om de rentelasten ten onrechte heeft gecorrigeerd.
Overige correcties (2020 en 2021)
9.11.
De overige door de minister aangebrachte correcties op de exploitatiebegroting van CMC zijn door CMC niet of niet voldoende gemotiveerd bestreden.

Slotoverwegingen

Samenvatting van deze uitspraak
10. Uit de systematiek van het Lbz en het LMTSV vloeit voort dat de hoogte van het budget mag worden vastgesteld op basis van de noodzakelijke, aanvaardbare en doelmatige kosten. Daarbij is de minister terecht uitgegaan van de door CMC ingediende exploitatiebegrotingen en heeft hij deze beoordeeld aan de hand van de door de SVB voorgestelde correcties. De minister was niet gehouden om uit te gaan van de werkelijk gemaakte kosten omdat dit in strijd zou zijn met de budgetsystematiek. Evenmin was de minister gehouden de tekorten van CMC voor zover die voortvloeien uit andere oorzaken in de zorgbudgetten te verwerken. Dat neemt niet weg dat, zoals ook tijdens de behandeling ter zitting is onderkend, er aanleiding kan bestaan om, in ieder geval voor de eerste jaren van de exploitatie van het ziekenhuis, te bezien of bij relevante verschillen tussen de in de exploitatiebegroting opgenomen kosten en de daadwerkelijk gemaakte kosten aangewezen is om nadere zorgbudgetten vast te stellen of anderszins daarvoor een voorziening te treffen.
10.1.
Bij de berekening van de zorgbudgetten heeft de minister terecht tot uitgangspunt genomen dat de zorgbudgetten alleen zijn bestemd ter dekking van de kosten van aan SVB-verzekerden verleende zorg. Daarbij heeft de minister ervan mogen uitgaan dat de SVB-verzekerden 85% van het totaal aantal patiënten uitmaken.
10.2.
De minister heeft ten onrechte de daadwerkelijke transitie- en opstartkosten niet in het zorgbudget verwerkt dan wel nagelaten daarvoor anderszins een voorziening te treffen. Daarover moet de minister nadere (herstel)beschikkingen geven. Daarin moet de minister ook de kosten van accreditatie meenemen. Daarnaast moet de minister bij de nadere vaststelling van het zorgbudget uitgaan van een afschrijving op het ziekenhuisgebouw van 2,5% in plaats van 2%. Verder moet de minister een bedrag van NA
f3,6 miljoen aan rentelasten in de zorgbudgetten opnemen. In het zorgbudget voor het jaar 2020 is ten onrechte een korting voor medische middelen en materialen ter grootte van NA
f0,4 miljoen opgenomen die moet worden gecorrigeerd.
Conclusie
11. Het hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht is ongegrond. Deze uitspraak moet worden bevestigd, voor zover deze door CMC in hoger beroep is aangevallen.
11. De van rechtswege ontstane beroepen tegen de herstelbeschikkingen zijn gegrond. Het Hof zal daarom de herstelbeschikkingen vernietigen en de minister opdragen binnen drie maanden met inachtneming van deze uitspraak nieuwe budgetbeschikkingen te geven.
Proceskostenvergoeding
13. De minister moet de proceskosten in hoger beroep vergoeden voor zover het de van rechtswege ontstane beroepen tegen de herstelbeschikkingen betreft. Het Hof stelt die vast op een bedrag van NA
f1.400,- (1 punt voor het indienen van een reactie op de herstelbeschikkingen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting.)
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
bevestigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 11 mei 2022 in zaken nrs. CUR202100822 en CUR202101258, voor zover aangevallen;
II.
verklaartde beroepen tegen de beschikkingen van de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur van 11 augustus 2022, met kenmerk no. 2022/27814, en met kenmerk no. 2022/27953,
gegronden
vernietigtdie beschikkingen;
III.
draagtde minister van Gezondheid, Milieu en Natuur
opom met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen binnen drie maanden nieuwe beschikkingen te geven;
IV.
veroordeeltde minister van Gezondheid, Milieu en Natuur tot vergoeding van bij HNO Transitie en Exploitatie N.V. in verband met het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. T.G.M. Simons, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Simons
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023.
BIJLAGE

Landsverordening basisverzekering ziektekosten

Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001