Uitspraak
Indien dit betoog niet slaagt, betoogt zij dat van enige strijd met artikel 3, tweede lid, onder h, van het EOP geen sprake kan zijn omdat die bepaling niet van toepassing is. Het beoogde gebouw voldoet namelijk niet aan de definitie van 'flat' zoals opgenomen in artikel 1 van het EOP. Haar bouwaanvraag zag op het verbouwen van bestaande commerciële ruimten tot studio's voor commerciële verhuur aan studerende of werkende jongeren. Het betreft een commercieel pand met twee lagen, waarvan de begane grond voor commercieel gebruik is ingericht. Daarnaast heeft de minister bevestigd dat er geen bouwvergunning voor een woning is teruggevonden, zodat er bij de inwerkingtreding van het EOP op het perceel geen woning stond of mocht worden gebouwd. Ook om die reden is bedoelde bepaling uit het EOP niet van toepassing. Bovendien is het gebouw vóór de inwerkingtreding van het EOP al gebruikt als commercieel pand en als zodanig heeft [appellante] het gekocht. Volgens [appellante] heeft er nooit een woning gestaan.
Indien ook dit betoog niet slaagt, betoogt [appellante] dat de normen in bedoeld bestemmingsvoorschrift over het parkeren en de bebouwingsdichtheid slechts uitgangspunten vormen waarvan kan worden afgeweken. Er is geen goede reden om dat in dit geval niet te doen. Verder is geen sprake van andere stedenbouwkundige beletselen die aan vergunningverlening in de weg staan.
Daarnaast is er naar het oordeel van het Hof ook sprake van een bouwperceel waarop slechts 1 woning staat of mag worden gebouwd. Weliswaar staat op het perceel feitelijk niet slechts 1 woning, maar de minister heeft aannemelijk gemaakt dat daarop slechts 1 woning mag worden gebouwd. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat niet is gebleken van een bouwvergunning voor de bouw van de voormalige videotheek op het perceel, of een bouwvergunning voor de bouw van de dierenwinkel van [appellante]. Volgens de minister is er alleen in de jaren '50 of '60 vergunning verleend voor de bouw van een woning op het perceel, maar het afschrift van deze bouwvergunning is verloren gegaan als gevolg van waterschade in het archief van het ministerie. Wel heeft de minister ambtelijke stukken uit de jaren '80 en '90 ingebracht die verband houden met bouwaanvragen voor de percelen aan de Schout bij Nacht van Staverenweg 2, 7, 10, 25, 41 en de Schout bij Nacht Karel Doormanweg 22. In deze stukken is vermeld dat de percelen van origine een woonfunctie hebben dan wel dat voor die percelen alleen bouwvergunningen voor woningen zijn verleend. Steeds is in de stukken gewezen op de woonfunctie en het woonkarakter van de wijk en de Schout bij Nacht van Staverenweg en de negatieve verkeersaantrekkende werking die het veranderen van de woonfunctie naar een commerciële functie met zich zal brengen. Blijkens de ambtelijke stukken zijn herhaaldelijk bezwaren geuit tegen het vestigen van commerciële bedrijven in de woonstraat Schout bij Nacht van Staverenweg. Dit blijkt ook uit de ambtelijke stukken behorende bij de bouwaanvraag van 13 november 1984 van de voormalige eigenaar van het perceel voor het bouwen van een videotheek. In een naar aanleiding van deze bouwaanvraag opgesteld memo van een ambtenaar is vermeld dat de wijk is opgezet als woonwijk en dat leegstand is ontstaan door veroudering van de woningen waardoor er diverse commerciële vestigingen zijn gerealiseerd. Er bestaan planologische bezwaren tegen een commerciële vestiging in een woonwijk tussen woningen in, aldus het memo. Anders dan [appellante] heeft gesteld, is niet gebleken dat de bouwaanvraag voor de videotheek is ingewilligd. Uit de stukken volgt juist dat de bouwaanvraag moest worden afgewezen in verband met planologische bezwaren. Gelet op de stelling van de minister dat voor het perceel een bouwvergunning voor een woning is verleend, hetgeen strookt met de ingebrachte ambtelijke stukken waarin het woonkarakter en de aanwezigheid van vergunde woningen in de wijk en de Schout bij Nacht van Staverenweg is benadrukt, én bij gebreke aan enige bouwvergunning voor het perceel anders dan voor een woning, moet het er naar het oordeel van het Hof voor worden gehouden dat op het perceel slechts 1 woning mag worden gebouwd als bedoeld in het bestemmingsvoorschrift in artikel 3, tweede lid, onder h, bij het EOP. Daar doet niet aan af dat het woonkarakter van de wijk feitelijk onder druk is komen te staan als gevolg van de realisering van gebouwen voor commerciële activiteiten, zoals ook op het perceel van [appellante] het geval is. Het bouwplan van [appellante] is dan ook terecht aan het bestemmingsvoorschrift in artikel 3, tweede lid, onder h, van het EOP getoetst. Het betoog slaagt niet.