ECLI:NL:OGHACMB:2023:138

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
SXM2022H00173
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing premie ziekteverzekering en ongevallenverzekering voor werknemers van St. Maarten Shipping & Stevedoring N.V.

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van St. Maarten Shipping & Stevedoring N.V. (hierna: SSS) tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft de naheffing van premies voor de ziekteverzekering en ongevallenverzekering door het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (USZV) voor de jaren 2012 tot en met 2016. USZV had SSS naheffingsaanslagen opgelegd, die SSS betwistte. Het Hof oordeelde dat de arbeiders die via een tussenpersoon voor SSS werkten, als werknemers van SSS moeten worden aangemerkt, en dat SSS daarom premies voor de ziekteverzekering en ongevallenverzekering verschuldigd is. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van het Gerecht voor zover deze de rechtsgevolgen van de bestreden beschikkingen in stand had gelaten. Het Hof droeg USZV op om binnen drie maanden nieuwe beschikkingen te geven, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd USZV veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan SSS.

Uitspraak

SXM2022H00173
Datum uitspraak: 26 juli 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
St. Maarten Shipping & Stevedoring N.V., gevestigd in Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 28 november 2022 in zaak nr. SXM202200851, in het geding tussen:
appellante,
en
het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (hierna: USZV)
Procesverloop
Bij beschikkingen van 19 september 2019 en 24 september 2019 heeft USZV aan SSS naheffingsaanslagen premie ziekteverzekering en ongevallenverzekering voor de jaren 2012 tot en met 2016 opgelegd.
Bij beschikkingen van 10 maart 2022 heeft USZV de door SSS daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard (hierna: bestreden beschikkingen).
Bij uitspraak van 28 november 2022 (ECLI:NL:OGEAM:2022:109) heeft het Gerecht het door SSS daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beschikkingen vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de bestreden beschikkingen in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft SSS hoger beroep ingesteld voor zover daarbij de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden beschikkingen in stand zijn gelaten.
USZV heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2023. SSS, vertegenwoordigd door mr. M.C. Tervoort, rechtsbijstandverlener, en USZV, vertegenwoordigd door mr. MM. Hofman-Ruigrok, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen

Inleiding

De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
USZV heeft over de jaren 2012 tot en met 2016 een looncontrole gedaan bij SSS ter bepaling van de loonsommen voor de heffing van premie op grond van de Landsverordening ziekteverzekering (hierna: Lzv) en de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: Lov). Daarvan is op 10 augustus 2017 een conceptlooncontrolerapport vastgesteld. Op basis daarvan heeft USZV, om de termijn voor naheffing, bedoeld in artikel 8d van de Lzv en artikel 8c van de Lov, zeker te stellen, bij beschikking van 12 december 2017 voor het jaar 2012 alvast een naheffingsaanslag voor de Lzv en de Lov opgelegd van NA
f92.057,43. Bij beschikking van 17 december 2018 heeft USZV dat ook voor het jaar 2013 gedaan voor een bedrag van NA
f11.573,-.
Vervolgens heeft USZV op 18 september 2019 een definitief looncontrolerapport vastgesteld. Daarin is de schriftelijke reactie van SSS van 23 maart 2018 op het conceptlooncontrolerapport verwerkt. Op basis van het definitieve looncontrolerapport heeft USZV bij de beschikkingen van 19 en 24 september 2019, na bezwaar gehandhaafd bij de bestreden beschikkingen, naheffingsaanslagen voor de Lzv en de Lov opgelegd voor de jaren 2012 tot en met 2016. De naheffingsaanslag voor het jaar 2012 is verlaagd naar NA
f12.752,- De eerder opgelegde naheffingsaanslag voor het jaar 2013 is ongewijzigd gebleven. Verder is voor het jaar 2014 een naheffingsaanslag van NA
f54.606,- opgelegd, voor het jaar 2015 NA
f49.528,- en voor het jaar 2016 NA
f44.879,-.

Aangevallen uitspraak

3. Het Gerecht heeft overwogen dat USZV gelet op de bezwaargronden van SSS niet af heeft kunnen zien van het houden van een hoorzitting. De bestreden beschikkingen kunnen daarom niet in stand blijven. Omdat SSS in beroep haar standpunt naar voren heeft kunnen brengen, heeft het Gerecht de bestreden beschikkingen inhoudelijk beoordeeld. Op grond van die beoordeling heeft het Gerecht de rechtsgevolgen van de bestreden beschikkingen in stand gelaten. Volgens het Gerecht blijkt nergens uit dat er tussen SSS en de werknemers die zijn aangeduid als "Stevedores en [naam tussenpersoon]" een overeenkomst van opdracht bestaat waarbij een opdracht dan wel dienst wordt verleend. Ook is [tussenpersoon] niet bij USZV bekend als werkgever, zodat de arbeiders door wie [tussenpersoon] zich laat bijstaan, te beschouwen zijn als werknemers van SSS. Over hun loon is dus Lzv-premie en Lov-premie verschuldigd, en SSS is voor hen ook cessantia-bijdrage verschuldigd. Wat de betalingen voor extra werkzaamheden betreft, is SSS er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat die betalingen niet onder het loonbegrip vallen en dus geen looncomponent zijn. Ten slotte heeft USZV ook premie mogen heffen voor de werknemers waarvan achteraf na de boekencontrole is gebleken dat zij boven de loongrens vallen. Deze werknemers hebben in die periode immers een verzekering genoten en USZV mag daarvoor premie rekenen. Dat dit achteraf ten onrechte was, maakt dat niet anders, aldus het Gerecht.

Hoger beroep

Zijn de arbeiders die [tussenpersoon] inschakelt werknemers in de zin van de Lzv en de Lov?
4. SSS betoogt dat de arbeiders die via [tussenpersoon] arbeid voor SSS verrichten geen werknemers van SSS zijn, maar van [tussenpersoon]. Deze arbeiders staan niet in een gezagsverhouding tot SSS en SSS heeft met hen ook geen overeenkomst gesloten. SSS heeft alleen een overeenkomst van opdracht met [tussenpersoon] en hij schakelt op zijn beurt de arbeiders in. Dat [tussenpersoon] zich niet heeft geregistreerd als werkgever bij USZV is niet aan SSS te wijten. Indien de arbeiders wel werknemers van SSS zijn, zijn zij geen werknemers in de zin van de Lzv omdat zij 'losse werknemers' zijn. Dat een aantal van hen wel een verzekeringspas had, maakt hen nog geen werknemers in de zin van de Lzv of de Lov.
4.1.
In paragraaf 2.2. van het looncontrolerapport staat onder meer dat wat de werknemers betreft onderscheid is gemaakt tussen de groepen Stevedores en [naam tussenpersoon]. De Stevedores zijn werknemers die persoonlijk en direct door SSS worden benaderd om voor haar te komen werken. Deze personen worden direct door SSS betaald. De [naam tussenpersoon] is een andere groep van werknemers, met [tussenpersoon] als groepsvertegenwoordiger, niet als werkgever. De netto vergoeding voor de werkzaamheden van de [naam tussenpersoon] groep wordt wekelijks aan de heer [tussenpersoon] betaald en hij rekent vervolgens af met de werknemers. De overeenkomst met [tussenpersoon], respectievelijk de groep werknemers onder zijn leiding, is mondeling aangegaan.
In paragraaf 4.2.1 staat dat de Stevedores en [naam tussenpersoon] wel in de loonadministratie zijn opgenomen, maar niet op de verzamelloonlijst staan.
In paragraaf 5.4 staat dat voor de groepen Stevedores en [naam tussenpersoon] geen Lzv-premie is berekend en aangegeven. Volgens SSS zijn deze personen losse werknemers en hierdoor zijn deze werknemers niet verzekerd voor de Lzv. Uit de loonadministratie/urenregistratie kan worden vastgesteld dat deze werknemers losse werknemers zijn. Echter is gebleken dat een aantal van deze werknemers verzekerd was bij USZV door SSS. Voor deze werknemers dient SSS de premie Lzv alsnog af te dragen, aldus het looncontrolerapport.
4.2.
Het Hof volgt SSS gelet op het stelsel van de Lzv en de Lov niet in haar betoog dat de arbeiders die via [tussenpersoon] werkzaamheden verrichten voor SSS, geen werknemers van SSS zijn. Uit de Lzv en de Lov volgt immers dat een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht werknemer is, tenzij degene die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht zelf door USZV als werkgever is aangemerkt. Indien deze persoon zich bij het verrichten van zijn arbeid laat bijstaan door anderen, worden zij ook beschouwd als werknemer van de werkgever. Het is dus van belang of [tussenpersoon] werknemer is van SSS in de zin van de Lzv en de Lov. Vaststaat dat tussen [tussenpersoon] en SSS geen dienstverband bestaat. Naar het oordeel van het Hof is er gelet op de overeenkomst tussen [tussenpersoon] en SSS sprake van het persoonlijk in aangenomen werk verrichten van arbeid. Van het bestaan van een overeenkomst van opdracht tussen [tussenpersoon] en SSS – voor zover dat al relevant is voor de vraag of er sprake is van het persoonlijk in aangenomen werk verrichten van arbeid – is niet gebleken. Aldus is [tussenpersoon] werknemer van SSS, tenzij hij zelf door USZV als werkgever is aangemerkt. Vaststaat dat dit niet het geval is. Dit betekent dat [tussenpersoon] werknemer is van SSS in de zin van de Lzv en de Lov. Nu hij zich bij het verrichten van zijn arbeid laat bijstaan door anderen, zijn ook die anderen in zoverre eveneens werknemers van SSS in de zin van de Lzv en de Lov. Op dit punt slaagt het betoog niet.
Dat SSS van het voorgaande op de hoogte was en daarvan ook uitging, blijkt uit het feit dat die anderen in de loonadministratie van SSS zijn opgenomen en dat SSS voor hen Lov-premie heeft betaald. SSS heeft echter geen Lzv-premie betaald omdat de arbeiders geen twaalf achtereenvolgende dagen in dienst van SSS zijn en daarmee 'losse werknemers' zijn in de zin van artikel 1 van de Lzv. Het Hof stelt vast dat USZV dit standpunt op basis van de loonadministratie en urenregistratie van SSS ook heeft ingenomen in het looncontrolerapport, maar dat desondanks Lzv-premie is nageheven omdat een aantal van de 'losse werknemers' wel verzekerd was voor ziektekosten. Daarover overweegt het Hof dat het feit dat iemand bij USZV verzekerd is voor ziektekosten, nog niet betekent dat diegene ook werknemer is in de zin van de Lzv. Of iemand een werknemer is in de zin van de Lzv wordt immers bepaald door artikel 1 van de Lzv en niet door het al dan niet verzekerd zijn tegen ziektekosten. Derhalve heeft USZV ten onrechte Lzvpremie nageheven voor de personen die 'losse werknemers' zijn in de zin van artikel 1 van de Lzv. Op dit punt slaagt het betoog wel.
Zijn de overige arbeiders werknemers in de zin van de Lov?
5. SSS betoogt dat de in paragraaf 5.7 van het looncontrolerapport genoemde arbeiders geen werknemers zijn van SSS. Deze arbeiders zijn namelijk een overeenkomst van opdracht aangegaan met SSS zodat van het persoonlijk in aangenomen werk verrichten van arbeid geen sprake is. Zij zijn dan ook ten onrechte aangemerkt als werknemers in de zin van de Lov.
5.1.
In paragraaf 5.7 van het looncontrolerapport staat onder meer dat naast de personen die daadwerkelijk in dienst waren van SSS, ook betalingen zijn gedaan aan andere individuen die zijn aangetrokken om persoonlijk aangenomen werk te verrichten. Dit zijn werknemers voor de Lov op grond van artikel 1 van de Lov. Over de betalingen moet SSS Lovpremie afdragen.
5.2.
Zoals in 4.2 is overwogen volgt uit artikel 1 van de Lov of iemand een werknemer is in de zin van de Lov. Vaststaat dat tussen SSS en de in paragraaf 5.7 van het looncontrolerapport bedoelde personen geen dienstverband bestaat. Net zoals bij [tussenpersoon] het geval is, is hier naar het oordeel van het Hof sprake van het persoonlijk in aangenomen werk verrichten van arbeid. Van het bestaan van een overeenkomst van opdracht – voor zover relevant – is niet gebleken. Aldus zijn de overige arbeiders werknemers van SSS, tenzij zij zelf door USZV als werkgever zijn aangemerkt. Vaststaat dat dit niet het geval is. Dit betekent dat de in paragraaf 5.7 van het looncontrolerapport bedoelde personen werknemer zijn van SSS in de zin van de Lov. USZV heeft ten aanzien van hen terecht Lov-premie nageheven. Het betoog slaagt niet.
Zijn de arbeiders van wie het dagloon de loongrens overschrijdt werknemers in de zin van de Lzv en de Lov?
6. SSS betoogt dat USZV ten onrechte premies heeft nageheven ten aanzien van de arbeiders die een dagloon genieten dat boven de loongrens ligt. Deze arbeiders zijn op grond van artikel 1 van de Lzv en de Lov geen werknemers in de zin van de Lzv of de Lov. Dat zij wel een verzekeringspas hadden, maakt dat niet anders.
6.1.
Het Hof overweegt dat uit het verhandelde ter zitting en de dossierstukken is gebleken dat de arbeiders om wie het gaat bij USZV geregistreerd waren tegen een dagloon dat onder de loongrens ligt. Nadien is de hoogte van het geregistreerde dagloon gewijzigd waardoor het dagloon wel boven de loongrens uitkwam. Deze wijziging is echter na de in artikel 1a van de Lzv en de Lov bedoelde peildatum doorgegeven, zodat USZV op goede gronden premies heeft nageheven. Dat de desbetreffende arbeiders vóór de wijziging feitelijk een dagloon genoten dat boven de loongrens lag, kan er gelet op artikel 1a niet toe leiden dat USZV geen premies mocht naheffen. Het registreren van een feitelijk onjuist dagloon komt dan ook voor risico van SSS. Het betoog slaagt niet.
Zijn de uitbetaalde "Christmas Bonus" en "Compensation for extra work" looncomponenten?
7. SSS betoogt dat de betalingen die zijn geregistreerd als "Christmas Bonus" en "Compensation for extra work" buiten het loonbegrip van de Lzv en de Lov vallen. De in 2014 uitbetaalde "Christmas Bonus" is geen kerstbonus, maar een bonus die wordt uitgekeerd voor een bijzondere prestatie. Dit is dus uitgezonderd van het loonbegrip, bedoeld in artikel 1 van de Lzv en de Lov. De uitbetaalde "Compensation voor extra work" betreft een betaling voor het verrichten van werkzaamheden die buiten de taakomschrijving vallen. Dat heeft SSS in haar reactie op het conceptrapport en haar bezwaarschrift aangetoond. Ook deze betalingen zijn gelet op de definitie van loon in artikel 1 van de Lzv en de Lov geen looncomponent.
7.1.
In paragraaf 5.3 van het looncontrolerapport staat dat SSS per abuis niet alle looncomponenten heeft meegenomen, waaronder de in 2014 uitbetaalde "Christmas Bonus" en de betalingen onder de noemer "Compensation for extra work".
7.2.
Over de bonus overweegt het Hof dat deze niet alleen in het jaar 2014 is uitbetaald. Blijkens bijlage 5 bij het looncontrolerapport is in de jaren 2012 tot en met 2016 aan elke persoon die in dat jaar arbeid voor SSS verrichtte een bonusbedrag uitbetaald. Dit betreft dus een structureel uitbetaalde vergoeding en niet een incidentele bonus, zoals SSS stelt. Alleen al daarom is de bonus niet een vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie als bedoeld in artikel 1 van de Lzv en de Lov. Dat dit ondanks het structurele karakter van de vergoeding toch anders zou zijn, heeft SSS niet aannemelijk gemaakt. Bovendien is gebleken dat SSS de bonus die in de overige jaren is uitbetaald wel als looncomponent heeft opgegeven en daarover ook premie heeft betaald. Niet valt in te zien waarom dat voor de in 2014 uitbetaalde "Christmas Bonus" anders zou zijn. Deze betalingen zijn dan ook terecht aangemerkt als looncomponent. Op dit punt slaagt het betoog niet.
7.3.
Over de vergoeding voor extra werkzaamheden overweegt het Hof dat SSS een overzicht heeft verstrekt met daarop de namen van twaalf werknemers en hun functies. Van acht van die werknemers is aangegeven welke werkzaamheden zij tijdelijk hebben verricht die niet tot hun normale arbeid behoren. Het gaat bijvoorbeeld om chauffeurs die in de haven stuwadoorswerkzaamheden hebben verricht, of operationeel havenwerkers die in de garage hebben gewerkt. Naar het oordeel van het Hof heeft SSS voor deze acht werknemers aannemelijk gemaakt dat de aan hen uitbetaalde bedragen voor "Compensation for extra work" vergoedingen zijn boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, bedoeld in artikel 1 van de Lzv en de Lov. Dit geldt niet voor de overige vier werknemers die omschreven zijn als "loose worker outside port". Voor deze vier werknemers is niet aannemelijk gemaakt dat zij tijdelijk andere werkzaamheden hebben verricht. Aldus heeft USZV de betalingen aan deze vier werknemers voor "Compensation for extra work" terecht als looncomponent aangemerkt. De betalingen aan de andere acht werknemers heeft USZV ten onrechte als looncomponent aangemerkt. Op dit punt slaagt het betoog gedeeltelijk.
Is over het jaar 2015 te veel Lov-premie nageheven?
8. Tussen partijen is niet in geschil dat SSS over het jaar 2015 in totaal NA
f5.870,- te veel aan Lov-premie heeft betaald. Dit bedrag is blijkens de bestreden beschikkingen verrekend met de Lzv-premie voor het jaar 2015, maar volgens SSS is de te veel betaalde Lov-premie alsnog nageheven. Het Hof stelt vast dat deze aanname van SSS niet juist is. Blijkens paragraaf 6.1 van het looncontrolerapport bedraagt de na te heffen Lzv-premie voor het jaar 2015 NA
f55.398 en de voor dat jaar te veel betaalde Lov-premie NA
f5.870,-. Blijkens de naheffingsaanslag voor het jaar 2015 is NA
f49.528 (NA
f55.398,- minus NA
f5.870,-) nageheven. Er is geen Lov-premie nageheven. Het te veel betaalde bedrag aan Lov-premie is dus verrekend met het te weinig betaalde bedrag aan Lzv-premie. Het betoog slaagt niet.
Hoe zit het met de cessantia?
9. USZV heeft in paragraaf 6.2 van het looncontrolerapport vastgesteld dat dat er ook nog cessantia-bijdrage moet worden nageheven omdat niet voor alle arbeiders die op grond van de Cessantialandsverordening als werknemers van SSS moeten worden beschouwd, cessantia-bijdrage is betaald.
Ten overvloede overweegt het Hof hierover dat cessantia-bijdrage is verschuldigd voor alle arbeiders die USZV terecht als werknemers in de zin van (ook) artikel 1 van de Cessantialandsverordening heeft beschouwd.

Slotsom

10. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover het Gerecht de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden beschikkingen in stand heeft gelaten. In de plaats daarvan zal het Hof de minister opdragen opnieuw op de door SSS gemaakte bezwaren te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
10. De minister moet (ook) de proceskosten in hoger beroep vergoeden. Het Hof stelt deze vast op een bedrag van NA
f1.400,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 28 november 2022 in zaak nr. SXM202200851 voor zover daarbij de rechtsgevolgen van de beschikkingen van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen van 10 maart 2022 met de kenmerken SZVBWTA-2022-011 (jaar 2012), SZV-BWTA-2022-012 (jaar 2013), SZV-BWTA-2022-013 (jaar 2014), SZV-BWTA-2022-014 (jaar 2015) en SZV-BWTA-2022-015 (jaar 2016) in stand zijn gelaten;
II.
draagthet Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen
opom binnen drie maanden met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen nieuwe beschikkingen te geven;
III.
veroordeelthet Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen tot vergoeding van bij St. Maarten Shipping & Stevedoring N.V. in verband met het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
IV.
gelastdat het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten aan St. Maarten Shipping & Stevedoring N.V. het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van NA
f100,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023.
BIJLAGE

Landsverordening ziekteverzekering

Artikel 1
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
[…]
-Bank: het Land Sint Maarten of een door deze bij landsbesluit aangewezen uitvoeringsorganisatie;
-werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande één of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te lande gevestigd, één of meer werknemers, die eveneens hier te landen gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland;
-werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve:
• voor wat degene betreft die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht: indien hij zelf door de Bank als werkgever is aangemerkt;
• ouders en inwonende kinderen van de werkgever, tenzij van een normaal dienstverband tegen het gebruikelijke loon sprake is;
• huispersoneel en thuiswerkers;
• losse werknemers, waaronder wordt verstaan werknemers die als regel geen 12 achtereenvolgende dagen, niet meegerekend zondagen en feestdagen als bedoeld in de Arbeidsregeling, in dienst van de werkgever zijn;
• degene, die een dagloon geniet hoger dan NA
f217,36 indien voor hem een 6-daagse werkweek geldt, ongeacht of dit loon bij één of meer werkgevers wordt genoten;
• degene, die een dagloon geniet hoger dan NA
f260,83 indien voor hem een 5-daagse werkweek geldt, ongeacht of dit loon bij één of meer werkgevers wordt genoten;
• de kapitein en schepelingen op Sint Maartense zeeschepen;
• degene, die in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam en aan de voor hem geldende rechtspositieregelingen aanspraak op tegemoetkoming bij ziekte kan ontlenen;
Indien de in aangenomen werk arbeidende persoon, die niet zelf door de Bank als werkgever is aangemerkt, zich bij het verrichten van zijn arbeid door anderen laat bijstaan, worden ook die anderen beschouwd als werknemer van de werkgever, van wie het werk is aangenomen. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen personen, die ingevolge het voorgaande niet de hoedanigheid van werknemer hebben, als werknemer worden aangemerkt, eventueel onder nader te stellen voorwaarden;
[…]
loon: elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsook ontvangsten van derden, die van invloed zijn op de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst, behalve:
• vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling;
• de toeslag op het loon ingevolge artikel 58 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en artikel 52 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering;
• de sociale verzekeringspremies die ten laste van de werkgever komen;
• vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is;
• vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
• hetgeen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de Landsverordening op de loonbelasting niet tot het loon wordt gerekend;
• de verplichte bijdragen van de werkgever in spaarfondsen;
• uitkeringen voor opleiding of studie van de kinderen;
• gratificaties bij verjaardagen of ambtsjubilea;
• kwijtscheldingen van leningen verstrekt door de werkgever;
• de financiële voordelen uit geldleningen met een lage rente verstrekt door de werkgever;
[…]
Artikel 1a
1. Voor de vaststelling of een werknemer aangemerkt wordt als werknemer in de zin van artikel 1, wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van het loon, die tijdens de duur van het dienstverband onderscheidenlijk van de verrichting van het aangenomen werk na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.
[…]
Artikel 8d
1. Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven termijn door de werkgever is afgedragen, kan de niet of te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, nageheven worden, zolang niet na het einde van het kalenderjaar, waarin de premieschuld is ontstaan, vijf jaar zijn verstreken. De werkgever is gerechtigd het nageheven bedrag te verhalen op zijn werknemer voor zover het betrekking heeft op van de werknemer ten onrechte niet ingehouden premie.
2. Ten aanzien van eenzelfde tijdvak kunnen meerdere aanslagen worden opgelegd.
[…]

Landsverordening ongevallenverzekering

Artikel 1
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
[…]
-Bank: het Land Sint Maarten of een door deze bij landsbesluit aangewezen uitvoeringsorganisatie;
-werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande één of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te lande gevestigd, één of meer werknemers, die eveneens hier te landen gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland;
-werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve:
• voor wat degene betreft die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht: indien hij zelf door de Bank als werkgever is aangemerkt;
• ouders en inwonende kinderen van de werkgever, tenzij van een normaal dienstverband tegen het gebruikelijke loon sprake is;
• huispersoneel;
• thuiswerkers, met uitzondering van hen, die werken met bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als gevaarlijk aangewezen stoffen;
• de kapitein en schepelingen op Sint Maartense zeeschepen;
• degene, die in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam en aan de voor hem geldende rechtspositieregelingen aanspraak op tegemoetkoming bij ziekte kan ontlenen;
Indien de in aangenomen werk arbeidende persoon, die niet zelf door de Bank als werkgever is aangemerkt, zich bij het verrichten van zijn arbeid door anderen laat bijstaan, worden ook die anderen beschouwd als werknemer van de werkgever, van wie het werk is aangenomen. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen personen, die ingevolge het voorgaande niet de hoedanigheid van werknemer hebben, als werknemer worden aangemerkt, eventueel onder nader te stellen voorwaarden;
[…]
loon: elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsmede ontvangsten van derden, die van invloed zijn op de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst, behalve:
• vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling;
• de toeslag op het loon ingevolge artikel 58 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en artikel 52 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering;
• de sociale verzekeringspremies die ten laste van de werkgever komen;
• vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is;
• vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
[…]
Artikel 1a
1. Voor de vaststelling of een werknemer aangemerkt wordt als werknemer in de zin van artikel 1, wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van het loon, die tijdens de duur van het dienstverband onderscheidenlijk van de verrichting van het aangenomen werk na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.
[…]
Artikel 8c
1. Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven termijn is afgedragen, kan de te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, nageheven worden, zolang niet na het einde van het kalenderjaar, waarin de premieschuld is ontstaan, vijf jaar zijn verstreken.
2. Ten aanzien van eenzelfde tijdvak kunnen meerdere aanslagen worden opgelegd.
[…]

Cessantialandsverordening

[…]
Artikel 1
Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening wordt verstaan onder:
[…]
werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1613a van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek;
werknemer: de arbeider, bedoeld in artikel 1613a van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van een persoon werkzaam bij een publiekrechtelijk lichaam alsmede een beambte of leerkracht bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs;