Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Veroordeeltde verdachte tot (…)” en pleegt de strafrechter in de dicta die aan dat dictum voorafgaan, niet te spreken van “veroordeelde”, maar van “verdachte” en in de dicta die op het dictum van de strafoplegging volgen niet langer te spreken van “verdachte”, maar van “veroordeelde”. Vanaf het moment dat de strafrechter de veroordeling tot straf uitspreekt, geldt de verdachte dus als veroordeelde. In dit geval is aan [appellant] geen straf opgelegd. In de terminologie van het Wetboek van Strafvordering en de strafkamer van de Hoge Raad is hij dus niet veroordeeld, ook al is er een bewezenverklaring uitgesproken, is het bewezenverklaarde strafbaar verklaard en is [appellant] (aangeduid als verdachte) daarvoor strafbaar verklaard.