ECLI:NL:OGHACMB:2023:11

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
BON2022H00024
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het kadaster om vergoedingen in rekening te brengen en de verbindendheid van het Tarievenbesluit openbare registers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschappen Notarispraktijk mr. A.H. Schouten B.V. en 't Wageler Invest III B.V. tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een factuur van de Stichting Kadaster & Hypotheekwezen Bonaire voor een inschrijving in de openbare registers, die door de appellanten als een beschikking in de zin van de Wet administratieve rechtspraak BES (WAR) wordt betwist. De factuur van 4 mei 2020, ter waarde van USD 10.900,-, werd door de Stichting kadaster in rekening gebracht voor de inschrijving van een feit in de openbare registers. Het Gerecht verklaarde zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, maar het Hof oordeelt dat de factuur wel degelijk een beschikking is, omdat deze een rechtsgevolg met zich meebrengt. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de Stichting kadaster bevoegd was om kosten in rekening te brengen, maar dat de hoogte van de vergoedingen in het Tarievenbesluit openbare registers niet in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. Het Hof stelt de vergoeding voor de dienst 'C Transactie: Transport' vast op USD 250,- en veroordeelt de Stichting kadaster tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten.

Uitspraak

BON2022H00024
Datum uitspraak: 16 januari 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de besloten vennootschap Notarispraktijk mr. A.H. Schouten B.V.,
2. de besloten vennootschap 't Wageler Invest III B.V.,
beide gevestigd op Bonaire (hierna gezamenlijk: Schouten),
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Gerecht) van 20 april 2022 in zaak nr. BON202000271, in het geding tussen:
appellanten,
en
de Stichting Kadaster & Hypotheekwezen Bonaire (hierna: de Stichting kadaster)
Procesverloop
Bij factuur van 4 mei 2020 heeft de Stichting kadaster aan Schouten USD 10.900,- in rekening gebracht voor een inschrijving in de openbare registers.
Bij uitspraak van 20 april 2022 heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het door Schouten daartegen ingestelde beroep.
Tegen deze uitspraak heeft Schouten hoger beroep ingesteld.
De Stichting kadaster heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2022. Schouten werd vertegenwoordigd door mr. T.L.H. Peeters, advocaat, vergezeld door mr. J.R. Kos, fiscaal adviseur. De Stichting kadaster werd vertegenwoordigd door mr. S.C. Larmonie, advocaat, die via een videoverbinding heeft deelgenomen, en [directeur], directeur van de Stichting kadaster.
Overwegingen

Inleiding

De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
De Stichting kadaster heeft op verzoek van Schouten een overschrijving verricht van een inschrijving in de openbare registers. Voor het verrichten van deze dienst heeft de Stichting kadaster bij de factuur van 4 mei 2020 een bedrag van USD 10.765,- aan Schouten in rekening gebracht. Daarnaast is USD 120,- berekend voor "inzage: telefonische raadpleging" en USD 15,- voor "inzage: narecherche". Schouten kan zich niet met de hoogte van de factuur verenigen en heeft daarom op grond van de Wet administratieve rechtspraak BES (hierna: War) daartegen beroep ingesteld.

Aangevallen uitspraak

3. Het Gerecht heeft ambtshalve overwogen dat het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire de hoogte van de vergoedingen voor verrichtingen van de Stichting kadaster in het Eilandsbesluit tarieven openbare registers Bonaire van 16 februari 2018 heeft vastgesteld en dat de Stichting kadaster de factuur met inachtneming van dit eilandsbesluit heeft vastgesteld. De factuur is slechts een weergave van een aantal in het eilandsbesluit vastgestelde bedragen. Er is dus geen sprake geweest van enige beoordeling door de Stichting kadaster. Gelet hierop is er geen sprake van enig rechtsgevolg en is de factuur geen beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de War. Het Gerecht heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het beroep van Schouten kennis te nemen.

Beoordeling van het hoger beroep

Is de factuur van 4 februari 2020 een beschikking?
4. Schouten betoogt dat het Gerecht zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard. De beslissing van de Stichting kadaster om bij de factuur van 4 mei 2020 kosten in rekening te brengen is een op rechtsgevolg gerichte handeling omdat daardoor kosten verschuldigd worden voor verrichte diensten.
4.1.
In het Eilandsbesluit kadaster tarieven Bonaire 2018 van 16 februari 2018 (hierna: Tarievenbesluit kadaster) heeft het bestuurscollege de tarieven vastgesteld voor verrichtingen die de Stichting kadaster krachtens de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES (hierna: Wkr) verricht. Het bestuurscollege ontleent de bevoegdheid voor het vaststellen van de tarieven aan artikel 3 van de Wkr.
In het Eilandsbesluit tarieven openbare registers Bonaire 2018 van 16 februari 2018 (hierna: Tarievenbesluit openbare registers) heeft het bestuurscollege de hoogte van de vergoedingen vastgesteld voor diensten die de Stichting kadaster krachtens de Wet openbare registers BES (hierna: Wor) verricht. Het bestuurscollege ontleent de bevoegdheid voor het vaststellen van de vergoedingen aan artikel 117 van de Wor.
Per 1 januari 2021 zijn de Organisatiewet Kadaster en de Kadasterwet BES in werking getreden. Als gevolg daarvan is de Stichting kadaster opgegaan in het Kadaster Nederland. Op grond van artikel 95 van de Kadasterwet BES zijn de Wkr en de Wor per 1 januari 2021 ingetrokken. Op grond van artikel 91 van de Kadasterwet BES blijven de tarieven en vergoedingen die in het Tarievenbesluit kadaster en het Tarievenbesluit openbare registers zijn vastgesteld van kracht totdat op grond van de Kadasterwet BES nieuwe tarieven en vergoedingen zijn vastgesteld.
4.2.
Het Hof stelt vast dat de factuur van 4 mei 2020 dateert van vóór de inwerkingtreding van de nieuwe kadasterwetten. Met de factuur heeft de Stichting kadaster een vergoeding in rekening gebracht voor het inschrijven van een feit in de openbare registers, in dit geval een overschrijving in het register van inschrijving (Register C). Het Hof stelt verder vast dat dat een dienst is die krachtens de Wor is verricht en waarvoor in artikel 4 van het Tarievenbesluit openbare registers vergoedingen zijn vastgesteld. De Stichting kadaster heeft op basis daarvan beoordeeld welke vergoedingen in rekening moeten worden gebracht voor de verrichte dienst. De factuur is door deze beoordeling meer dan de enkele weergave van in het Tarievenbesluit openbare registers vastgestelde vergoedingen. Dat de verschuldigde vergoeding uit dat eilandsbesluit volgt, maakt niet dat er geen sprake is van enig rechtsgevolg. Pas met de factuur is een individuele en concrete betalingsverplichting in het leven geroepen, zodat de factuur op enig in het publiekrecht geregeld rechtsgevolg is gericht. Dat de Stichting kadaster volgens Schouten mogelijk niet bevoegd is om die publiekrechtelijke rechtshandeling te verrichten, kan daar niet aan afdoen. Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan wordt geacht op publiekrechtelijk rechtsgevolg te zijn gericht indien het bestuursorgaan, hoewel niet bevoegd het rechtsgevolg tot stand te brengen, dit wel heeft beoogd in het kader van de uitoefening van een gepretendeerde publiekrechtelijke bevoegdheid. Omdat daarvan in dit geval sprake is, moet de factuur van de Stichting kadaster worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de War. Dat de Stichting kadaster niet langer als bestuursorgaan kan worden aangemerkt omdat zij als gevolg van de nieuwe kadasterwetten is opgegaan in het Kadaster Nederland, doet aan het voorgaande niet af omdat die wetten ten tijde van het uitbrengen van de factuur nog niet in werking waren getreden. Het betoog slaagt.
4.3.
Hieruit volgt dat het Gerecht zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om van het beroep van Schouten kennis te nemen. De aangevallen uitspraak moet daarom worden vernietigd. Het Hof laat, met toestemming van partijen, terugverwijzing naar het Gerecht achterwege en zal aansluitend de door het Gerecht onbesproken gelaten beroepsgronden bespreken.
Was de Stichting kadaster bevoegd om kosten in rekening te brengen?
5. Schouten betoogt dat de Stichting kadaster niet bevoegd lijkt om een vergoeding in rekening te brengen, waardoor de beschikking van 4 mei 2020 moet worden vernietigd. Daarvoor wijst zij op een brief van de voorzitter van het College financieel toezicht BES van 19 maart 2013. In die brief is aan het bestuurscollege goedkeuring gegeven voor het oprichten van de stichting Kadaster en Openbare Registers Bonaire (hierna: Kador).
5.1.
Het Hof stelt voorop dat Schouten uitsluitend de bevoegdheid van de Stichting kadaster betwist om vergoedingen voor krachtens de Wor verrichte diensten in rekening te brengen. Schouten betwist uitdrukkelijk niet de bevoegdheid van de Stichting kadaster om die diensten te verrichten. Omdat niet in geschil is dat de Stichting kadaster bevoegd was de door Schouten verzochte overschrijving in de openbare registers te verrichten, bestaat geen grond voor het oordeel dat de Stichting kadaster daarvoor geen vergoeding in rekening mocht brengen. Ook anderszins is daarvoor geen grond. De Stichting kadaster is sinds haar oprichting op 8 maart 2010 belast geweest met de uitvoering van de taken op grond van de oude kadastrale regelingen. Sinds de inwerkingtreding van de Wkr en de Wor op 10 oktober 2010 tot de inwerkingtreding van de Organisatiewet Kadaster en de Kadasterwet BES op 1 januari 2021, is de Stichting kadaster feitelijk belast geweest met de uitvoering van de taken op grond van de Wkr en de Wor. De handelingen die de Stichting kadaster in dat kader heeft verricht, moeten op grond van artikel 92 van de Kadasterwet BES geacht worden rechtsgeldig te zijn. Gelet hierop is de enkele omstandigheid dat de Stichting kadaster niet overeenkomstig artikel 1 van de Wor in samenhang gelezen met artikel 1 van de Wkr is opgericht door het bestuurscollege, onvoldoende voor het oordeel dat de Stichting kadaster in de periode van 10 oktober 2010 tot 1 januari 2021 niet het Kadaster was in de zin van artikel 1 van de Wor en de Wkr. De brief van 19 maart 2013 geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Weliswaar is door middel van die brief aan het bestuurscollege toestemming gegeven voor de oprichting van Kador en is er daarmee dus een door het bestuurscollege opgerichte stichting, maar Kador heeft de taken van de Stichting kadaster feitelijk nooit overgenomen. Omdat de Stichting kadaster steeds de stichting is geweest die feitelijk belast was met de uitvoering van de taken op grond van de Wkr en de Wor, en haar handelingen rechtsgeldig moeten worden geacht, moet de Stichting kadaster ook bevoegd worden geacht om voor het verrichten van die handelingen vergoedingen in rekening te brengen. Het betoog slaagt niet.
Is het Tarievenbesluit openbare registers onverbindend?
6. Schouten betoogt dat het Tarievenbesluit openbare registers, specifiek artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, onverbindend is omdat het in strijd met artikel 117 van de Wor is vastgesteld. Daarover voert zij aan dat een vergoeding voor het verrichten van een kadastrale dienst niet het karakter van een belastingheffing heeft, zodat op grond van het systeem van kostentoedeling alleen de kosten van de verrichte diensten mogen worden doorberekend in de vastgestelde vergoedingen. Dat systeem is ook tot uitdrukking gebracht in artikel 3 van de Wkr. De in het Tarievenbesluit openbare registers vastgestelde vergoedingen kunnen niet gebaseerd zijn op de werkelijke kosten, omdat er jaarlijks een winst van USD 250.000,- wordt gemaakt. Die winstmarge is dusdanig hoog dat er geen sprake (meer) is van een kostendekkend systeem zoals bedoeld in artikel 117 van de Wor en artikel 3 van de Wkr. De vergoedingen hebben daarmee het karakter van een belastingheffing gekregen. Bovendien staan de vastgestelde vergoedingen niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden, omdat Schouten voor een eenvoudige verrichting die slechts tien minuten heeft geduurd, meer dan USD 10.000,- heeft moeten betalen.
6.1.
Op grond van artikel 117 van de Wor stelt het bestuurscollege de hoogte van de vergoedingen vast voor diensten die krachtens die wet worden verricht. In deze bepaling ontbreekt een nadere toedeling van de kosten zoals die wordt gemaakt in artikel 3 van de Wkr, waarin sprake is van een toedeling van de kosten voor inrichting van het kadaster aan het openbaar lichaam en de kosten voor verrichtingen aan de aanvrager. Dit verschil in bewoordingen maakt naar het oordeel van het Hof echter niet dat de op basis van artikel 117 van de Wor vastgestelde vergoedingen niet behoeven te worden gebaseerd op de kosten van op grond van de Wor verrichte diensten. Reeds uit de tekst van artikel 117 van de Wor volgt immers dat er sprake moet zijn van een verband tussen de vergoeding voor en de kosten van de verrichte dienst. Dit past bovendien in de geest van de Wet financiën openbare lichamen BES (hierna: Wfol). Zo worden op grond van de artikelen 62 en 64 van de Wfol tarieven voor rechten ter zake van het genot van door of vanwege het openbaar lichaam verstrekte diensten zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. Vergoedingen die het bestuurscollege op basis van artikel 117 van de Wor vaststelt, moeten dan ook evenredig zijn aan de kosten van de op grond van de Wor verrichte diensten.
6.2.
Het Hof stelt vast dat in artikel 4 van het Tarievenbesluit openbare registers de basisvergoeding voor het overschrijven van een inschrijving ingeval de hoofdsom USD 75.000,- of minder bedraagt ten opzichte van het vorige tarievenbesluit openbare registers van 2017 is verhoogd van USD 56,- naar USD 250,-. Ingeval de hoofdsom meer dan USD 75.000,- bedraagt wordt de basisvergoeding van USD 250,- verhoogd met USD 5,- bij elke USD 1.000,-. Daaraan is geen maximum verbonden. Het betoog van Schouten richt zich niet tegen de vastgestelde basisvergoeding van USD 250,-, maar tegen de manier waarop de basisvergoeding van USD 250,- steeds met USD 5,- wordt verhoogd. Volgens Schouten is die niet evenredig aan de werkelijke kosten.
6.3.
De Stichting kadaster stelt zich op het standpunt dat er wel sprake is van evenredigheid, waarbij gewezen wordt op het in 2017 verrichte tarievenonderzoek. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in twee rapporten van 2 mei 2017 onderscheidenlijk 7 november 2017.
In het eerste rapport staat dat de genormaliseerde kosten van de Stichting kadaster jaarlijks USD 800.000,- bedragen tegenover een genormaliseerde opbrengst van USD 640.000,-. Er is dus een jaarlijks genormaliseerd verlies van USD 160.000,-. Dit leidt eind 2018 tot een daling van het eigen vermogen van de Stichting kadaster tot onder de USD 1.000.000,-. Dat is lager dan 40% van het balanstotaal. Een dergelijk laag eigen vermogen moet worden voorkomen omdat dat een continuïteitsrisico oplevert voor de uitvoering van de taken van de Wkr en de Wor. Gelet op een gewenst nettowinstmarge van 5% moet de genormaliseerde opbrengst worden verhoogd naar USD 840.000,-. Om dat te bereiken wordt aanbevolen om de vergoedingen met gemiddeld 30% te indexeren, aldus het eerste rapport.
In het tweede rapport staat dat alleen indexering van de vergoedingen te eenzijdig is, met name voor de openbare registers. Er moet onder meer worden gekozen voor indexering van vergoedingen voor voldoende gedefinieerde producten, tariefdifferentiatie voor geherdefinieerde producten, definiëring van nieuwe producten, en het in brede zin hanteren van het draagkrachtbeginsel. Op basis hiervan zijn concept tarievenbesluiten opgesteld. De meerjarige liquiditeitsbegroting van 2018 tot en met 2022 laat zien dat daarmee een gemiddeld jaarlijks positief resultaat van USD 250.000,- kan worden behaald. Hierdoor kan het eigen vermogen herstellen en verbetert ook de liquiditeit. Daarmee wordt ook geborgd dat een normaal eigen vermogen van minimaal USD 1.000.000,- wordt bereikt en behouden. Indien het eigen vermogen hoger wordt dan het streefbedrag, kan het overschot aan het openbaar lichaam worden uitgekeerd, aldus het tweede rapport.
6.4.
Volgens de Stichting kadaster blijkt uit het tarievenonderzoek dat de tarieven de integrale kosten dekken. Ook is voorzien in een aanvaardbare reservering in verband met de slechte financiële positie ten tijde van de totstandkoming van het Tarievenbesluit openbare registers. De opbrengst van de tarieven staat volgens de Stichting kadaster aldus in verband met de kosten. Dit betekent naar het oordeel van het Hof echter nog niet dat de in het Tarievenbesluit openbare registers vastgelegde vergoedingen ook evenredig zijn aan de kosten van de diensten waarvoor zij worden vastgesteld. Schouten heeft er terecht op gewezen dat de in de beschikking van 4 mei 2020 vastgestelde vergoeding louter als gevolg van de hoge hoofdsom de werkelijke kosten van de verleende dienst, met name de inschrijving, ver te boven gaat. Zoals uit de toelichting bij het Tarievenbesluit openbare registers blijkt, is bij de vaststelling van de tarieven het draagkrachtprincipe toegepast, zodat brede schouders relatief meer lasten dragen. Zoals onder 6.2 is overwogen, is gekozen voor een stelsel waarin de basisvergoeding steeds wordt verhoogd, zonder dat daarvoor een maximale vergoeding is vastgesteld. Niet alleen gelet op de toelichting bij het Tarievenbesluit openbare registers, waaruit blijkt dat verdeling naar draagkracht bij vaststelling van de tarieven een rol heeft gespeeld, maar ook gelet op het ontbreken van een vastgestelde maximale vergoeding kan niet worden gezegd dat evenredigheid aan de kosten van de verleende dienst het uitgangspunt heeft gevormd bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding. Daarmee is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van het Tarievenbesluit openbare registers in strijd met artikel 117 van de Wor. Hoewel gelet op de hoogte van het inkomen van vele bewoners van Bonaire en de grote inkomensverschillen het streven om de tarieven voor transacties met een lage hoofdsom laag te houden begrijpelijk is, ontbreekt de wettelijke basis om dat te doen op de wijze zoals in het Tarievenbesluit openbare registers is voorzien. Deze bepaling is daarom onverbindend, zodat zij geen toepassing kan vinden. Het betoog slaagt.
6.5.
Gelet op wat in 6.4 is overwogen zal het Hof, doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, het beroep gegrond verklaren en de beschikking van 4 mei 2020, voor zover daarbij voor de dienst "C Transactie: Transport" USD 10.765,- in rekening is gebracht, vernietigen omdat daarvoor geen wettelijke grondslag is. Het Hof zal zelf in de zaak voorzien en het bedrag voor die dienst vaststellen op USD 250,-.

Proceskosten en griffierecht

7. De Stichting kadaster moet de proceskosten van Schouten in beroep en in hoger beroep vergoeden. Het Hof stelt de proceskosten in beroep vast op een bedrag van USD 977,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek) en in hoger beroep op USD 782,- (1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 20 april 2022 in zaak nr. BON202000271;
II.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
III.
vernietigtde beschikking van de Stichting Kadaster & Hypotheekwezen Bonaire van 4 mei 2020, kenmerk 6161, voor zover voor de dienst "C Transactie: Transport" USD 10.765,- in rekening is gebracht;
IV.
bepaaltdat de vergoeding voor de dienst "C Transactie: Transport" USD 250,- bedraagt;
V.
veroordeeltde stichting Kadaster & Hypotheekwezen Bonaire tot vergoeding van bij Notarispraktijk mr. A.H. Schouten B.V. en 't Wageler Invest III B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van USD 1.759,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.
gelastdat de stichting Kadaster & Hypotheekwezen Bonaire aan Notarispraktijk mr. A.H. Schouten B.V. en 't Wageler Invest III B.V. het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van USD 252,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2023.
BIJLAGE

Wet administratieve rechtspraak BES

[…]
Artikel 3
1. Een beschikking is een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
[…]

Organisatiewet Kadaster

Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
Dienst: Dienst voor het kadaster en openbare registers als bedoeld in artikel 2;
[…]
Artikel 2
1. Er is een Dienst voor het kadaster en de openbare registers. De Dienst is werkzaam in het Europese deel van Nederland en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Hij bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Apeldoorn.
2. De Dienst is belast met de hem bij of krachtens de
Kadasterwet (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0004541&g=2022-10-05&z=2022-10-05), de
Kadasterwet BES (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0043565&g=2022-10-05&z=2022-10-05)of andere wetten opgedragen taken.

Kadasterwet BES

Artikel 1
Deze wet is van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Artikel 2
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
Dienst: Dienst voor het kadaster en openbare registers als bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;
Kadasters: onderdelen van de Dienst als bedoeld in artikel 3;
Artikel 3
In ieder van de openbare lichamen is een onderdeel van de Dienst aanwezig, belast met de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 7. Deze onderdelen ressorteren onder het bestuur van de Dienst.
[…]
Artikel 82
1. Betrokkenen zijn aan de Kadasters wegens het krachtens deze wet verrichten van diensten door de bewaarder of de Kadasters vergoedingen verschuldigd overeenkomstig de door het bestuur van de Dienst vastgestelde regels.
[…]
Artikel 88
De kadastrale registratie omvat mede het kadaster, bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, voor zover zij betrekking heeft op gebouwde en ongebouwde eigendommen in het betreffende openbaar lichaam.
[…]
Artikel 91
De tarieven, bedoeld in artikel 3 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES en artikel 117 van de Wet openbare registers BES, zoals die luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van kracht tot het tijdstip waarop de vergoedingen, bedoeld in artikel 82, overeenkomstig artikel 83 zijn vastgesteld.
Artikel 92
De handelingen van het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, met betrekking tot het verrichten van de taken, bedoeld in artikel 2 van die wet, en de handelingen van de bewaarder, bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare registers BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, met betrekking tot het inschrijven van stukken in de openbare registers op grond van artikel 8 van die wet, die hebben plaatsgevonden tussen 10 oktober 2010 en het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, worden geacht rechtsgeldig verricht te zijn indien het niet rechtsgeldig zijn van deze handelingen gelegen is in het enkele feit dat deze handelingen zijn verricht door personen die niet werkzaam waren voor het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, maar wel belast waren met de taken, bedoeld in artikel 2 van die wet of artikel 8 van de Wet openbare registers BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
[…]
Artikel 95
De Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES en de Wet openbare registers BES worden ingetrokken.
[…]

Wet financiën openbare lichamen BES

[…]
Artikel 62
1. Rechten kunnen worden geheven ter zake van:
a. het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van het openbaar lichaam of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij het openbaar lichaam in beheer of in onderhoud zijn;
b. het genot van door of vanwege het openbaar lichaam verstrekte diensten.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de in het eerste lid bedoelde rechten aangemerkt als eilandbelastingen.
Artikel 63
De rechten, bedoeld in artikel 62, kunnen worden geheven door het openbaar lichaam dat het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen toestaat of de diensten verleent, ongeacht of het belastbare feit zich binnen of buiten het grondgebied van het openbaar lichaam voordoet.
Artikel 64
1. In belastingverordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 62 worden geheven, worden de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
2. Onder de in het eerste lid bedoelde lasten worden mede verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa.
Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES (vervallen)
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Kadaster:door het bestuurscollege opgerichte stichting belast met de taken, bedoeld in artikel 2;
kadaster:kadastrale registratie;
[…]
Artikel 2
1. De metingen en andere werkzaamheden, nodig voor het inrichten en instandhouden van het kadaster, worden door de ambtenaren van het Kadaster verricht.
[…]
Artikel 3
De kosten van verrichtingen, welke ten behoeve van de inrichting van het kadaster geschieden komen voor rekening van het betrokken openbaar lichaam, terwijl die, welke op aanvraag van belanghebbenden geschieden, voor rekening komen van de aanvragers, volgens een nader, bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen tarief.
[…]

Wet openbare registers BES (vervallen)

Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bewaarder:het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES
Kadaster:Kadaster als bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES
[…]
Artikel 117
1. Het bestuurscollege stelt bij regeling de hoogte van de vergoedingen vast voor diensten die door bewaarder of het Kadaster krachtens deze wet worden verricht.
2. Het Kadaster stelt regelen vast omtrent de wijze waarop een vergoeding wordt voldaan of verrekend.

Eilandsbesluit tarieven openbare registers Bonaire 2018

[…]
Artikel 4
1. Voor de overschrijving in het register van inschrijving (Register C), voor boeking van aangeboden stukken in het register, het inbewaringnemen van het afschrift van het stuk, alsmede voor de boeking van een stuk in een register van voorlopige aantekeningen, is, behoudens het bepaalde in het tweede lid, verschuldigd:
a. ingeval de hoofdsom USD 75.000,00 of minder bedraagt: USD 250,00;
b. ingeval de hoofdsom meer dan USD 75.000,00 bedraagt: USD 250,00, vermeerderd met USD 5,00 voor elk USD 1.000,00 of gedeelte daarvan, waarmee de hoofdsom waarvoor inschrijving wordt verzocht het bedrag van USD 75.000,00 te boven gaat.
2. Voor de inschrijving van een stuk als bedoeld in het eerste lid, dat betrekking heeft op (onder)splitsing van appartementsrechten is verschuldigd: USD 250,00, vermeerderd met USD 50,00 voor elk appartement.
[…]

Eilandsbesluit tarieven openbare registers Bonaire 2017

[…]
Artikel 5
Voor de overschrijving in het register van inschrijving door boeking van aangeboden stukken in het register en het in bewaring nemen van het afschrift van het stuk zonder vervolgblad is verschuldigd: USD 56,00, vermeerderd met USD 15,00 voor elk vervolgblad.
[…]