ECLI:NL:OGHACMB:2022:98

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
H 75/21
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van hennep in Sint Maarten met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder vrijgesproken van de invoer van 12,5 kilo hennep, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte heeft in de periode van 26 juli 2020 tot en met 27 juli 2020 opzettelijk hennep ingevoerd in Sint Maarten. Het Hof heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder processen-verbaal van douanecontroles en telefoongegevens, in overweging genomen. De verdachte heeft verklaard dat hij pakketten moest ophalen voor onbekende personen en dat hij zich bewust was van de risico's, maar handelde uit financiële noodzaak. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van de hennep en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Zaaknummer : H 75/21
Parketnummer : 100.00371/20
Uitspraak : 30 mei 2022 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 5 mei 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde vrijgesproken. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de voorlopige hechtenis.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.D.M. Roseburg, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2020 tot en met 27 juli 2020 in Sint Maarten, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 12559 gram, in elk geval een hoeveelheid, hennep, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - met eenparigheid van stemmen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
in ofomstreeks de periode van 26 juli 2020 tot en met 27 juli 2020 in Sint Maarten,
al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening
en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 12559 gram
, in elk geval een hoeveelheid,hennep, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.

1.Proces-verbaal bevindingen douane.

“Op 26 juli 2020 waren wij, verbalisanten, belast met een douanecontrole op de haventerminal te Pointe Blanche. Omstreeks 09:30 uur werd container [container] gelost vanuit het containership [containerschip]. Wij hebben de container geopend. Wij zagen in de container -1- pallet met 3 bruine barrels erop. We zagen dat op alle barrels hetzelfde verzendnummer [verzendnummer] stond geschreven. Wij hebben deze barrels uit de container gehaald en geopend.

De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben de pakketten opengemaakt en de inhoud hiervan gewogen en getest, elk pakket werd apart gewogen. Wij zagen de volgende bruto gewichten:
Barrel 1 box 1 Pakket 1A inhoud -524- gram marihuanaPakket 2A inhoud -545- gram marihuanaPakket 3A inhoud -276- gram marihuanaPakket 4A inhoud -542- gram marihuanaPakket 5A inhoud -545- gram marihuana
Barrel 1 box 2 Pakket 1B inhoud -546- gram marihuanaPakket 2B inhoud -539- gram marihuanaPakket 3B inhoud -544- gram marihuanaPakket 4B inhoud -545- gram marihuana
Barrel 2 box 1 Pakket 1A inhoud -520- gram marihuanaPakket 2A inhoud -518- gram marihuanaPakket 3A inhoud -518- gram marihuanaPakket 4A inhoud -523- gram marihuana
Barrel 2 box 2 Pakket 1B inhoud -521- gram marihuanaPakket 2B inhoud -523- gram marihuanaPakket 3B inhoud -518- gram marihuanaPakket 4B inhoud -517- gram marihuanaPakket 5B inhoud -521- gram marihuanaPakket 6B inhoud -518- gram marihuana
Barrel 3 box 1 Pakket 1A inhoud -543- gram marihuanaPakket 2A inhoud -542- gram marihuanaPakket 3A inhoud -544- gram marihuanaPakket 4A inhoud -563- gram marihuana
Barrel 3 tas Pakket 1B inhoud -564- gram marihuana
Totaal gewicht 12559 gram
Het testen werd gedaan door een kleine hoeveelheid van de groen gedroogde toppen met vermoedelijk marihuana te testen met behulp van door ‘s-Rijkswege verstrekte narcotica test kit. Wij zagen dat het testbuisje paars gekleurd werd, wat een positieve indicator is van marihuana.” [2]

2.Een geschrift, te weten de ‘bill of lading’.

“[cargobedrijf]

Shipper/exporter:
[naam schipper]
[adres]
[land]
Consignee (not negotiable unless consigned to order):
[Naam 1]
[Adres]
[Land]
[verzendnummer]
Arriving: [containerschip]. EDA: 7/26/2020.” [3]

3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte.

“Op 26 juli 2020 zijn er in de haven van Point Blanche te Sint Maarten, drie kartonnen vaten aangetroffen. Deze kartonnen vaten waren voorzien van het volgende Shipping nummer: [verzendnummer].

Na controle van deze vaten door medewerkers van de Douane zijn er verdovende middelen
aangetroffen. In overleg met de officier van justitie, M. Boerlage, zijn de verdovende
middelen uit de kartonnen vaten gehaald en in beslag genomen. Verder is in overleg met
de officier van justitie besloten om de vaten weer vrij te geven voor een gecontroleerde
afhaal bij het cargobedrijf [cargobedrijf] gelegen in Point Blanche.
Op 27 juli 2020 omstreeks 14:20 bevonden wij, verbalisanten, ons in burgerkleding ter hoogte van het Cargo bedrijf [cargobedrijf]. Hier werd door medewerkers van het Alpha Team gezien dat de voornoemde kartonnen vaten werden afgehaald door een grijze Toyota, Highlander voorzien van kenteken [kentekennummer].
Wij, verbalisanten, zijn in onopvallende voertuigen achter het voornoemde voertuig
aangereden. Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht zijn wij verbalisanten, uitgestapt. Wij hebben de verdachte direct kenbaar gemaakt dat wij van de politie waren. De verdachte gaf ons op te zijn genaamd:
Naam: [naam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1993
Geboorteplaats: [geboorteplaats].”

4.Proces-verbaal onderzoek telefoon.

“Aan de bij de verdachte [verdachte] in beslag genomen Samsung Galaxy S11 heb ik, verbalisant [verbalisant 3], handmatig onderzoek verricht.

Ik zag dat er op 26 en 27 juli 2020 met deze telefoon naar de trackingpagina van [cargobedrijf] was gesurft.
Ik zag op het startscherm van de telefoon dat er ten tijde van vastleggen van de gegevens op 27 juli 2020 WhatsApp-berichten binnenkwamen.
Ik zag een WhatsApp-conversatie met een contact, gebruikmakend van het telefoonnummer [telefoonnummer].
Today
Afzender: Cargo came in
Ontvanger: Cool it busy up there?
Afzender: no we not busy at all.
Deze berichtgeving vond plaats voordat [verdachte] naar [cargobedrijf] ging alwaar hij de vaten had opgehaald waarin Marihuana was aangetroffen.” [4]

5.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.

“Het ging zo. Ik zat een keer in mijn auto en iemand vroeg mij of ik een job wilde doen, namelijk dat ik pakketten moest ophalen. Ik heb geen naam of telefoonnummer van hem gevraagd, maar hij had wel mijn telefoonnummer. Ik wist dat de pakketten op mijn naam werden verzonden en ik was daarmee akkoord. Ik heb verder geen vragen gesteld, want ik had geld nodig. De personen met wie ik te maken had, waren geen personen om vragen aan te stellen. Ik wist eigenlijk wel dat dit foute zaken waren.

Hij belde mij dan op en vroeg of ik een pakketje kon ophalen. Ik ben, denk ik, twee keer met een huurauto gegaan en de andere keren met mijn eigen auto. Vervolgens reed ik achter iemand aan naar een onbekende, steeds wisselende locaties, waar anderen met mijn auto wegreden en na enige tijd weer terugkwamen. Bij terugkomst was het pakket dan uit mijn auto gehaald. Ik heb 100 tot 200 dollar gekregen iedere keer, 500 is het meest wat ik ooit heb gekregen. Ik heb op 27 juli 2020 getekend voor ontvangst van de vaten en ze vervolgens meegenomen in de auto.” [5]
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft een concrete verklaring afgelegd over de wijze van afhalen en wegbrengen van de ladingen. Daarbij heeft de verdachte weliswaar niet de namen willen geven van de personen voor wie hij de lading ophaalde, maar het Hof acht de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd niettemin geloofwaardig. Daarbij neemt het Hof in ogenschouw dat het vaker voorkomt dat er stromannen worden ingezet bij drugsladingen, dat niet ongebruikelijk is dat verdachten bang zijn de namen te noemen van de mensen voor wie zij de opdracht hebben uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen in het dossier zijn dat de verdachte alle ladingen voor zichzelf heeft gehouden.
Aldus heeft de verdachte met (een) onbekende(n) afspraken gemaakt over het verzenden aan de verdachte van de op 26 juli 2020 in de haven van Sint Maarten gearriveerde zending van 3 vaten, met daarin de door de douane aangetroffen hennep. De verdachte heeft op 26 en 27 juli 2020 de trackingpagina van [cargobedrijf] bekeken en kreeg op 27 juli 2020 op zijn telefoon bericht dat de lading binnen was. Hij is vervolgens naar de haven van Sint Maarten gereden en heeft de desbetreffende vaten in ontvangst genomen met als doel deze op een onbekende locatie af te leveren aan (die) onbekende(n), zoals dit al meerdere keren op dezelfde wijze had plaatsgevonden. De verdachte heeft hierover verklaard dat de reden dat hij deze vaten ophaalde en vervolgens afleverde was dat hij geld wilde verdienen en dat aan de personen met wie hij die afspraken maakte beter geen vragen konden worden gesteld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij wel vermoedde dat er wellicht verboden waar in de pakketten zou kunnen zitten. De verdachte heeft verklaard dat hij er niet teveel over nadacht, geen vragen heeft gesteld, eigenlijk wel wist dat het fout zat maar het wel prima vond omdat hij geld nodig had. Uit dit alles volgt dat de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze zending verboden waar, zoals verdovende middelen als hennep, bevatte. Door aldus te handelen heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op de invoer van deze hennep in Sint Maarten.
Dat de hennep op het moment dat de verdachte de zending in ontvangst nam, reeds uit de vaten was verwijderd, maakt dit oordeel niet anders. Een deel van de handelingen van de verdachte (zoals het maken van afspraken over ontvangst en aflevering van de zending, het opgeven van zijn naam en adres ten behoeve van de ontvangst van de lading, het contact onderhouden met [cargobedrijf] dat de lading binnen was en het rijden naar de haven om de lading op te halen) was immers gericht op de invoer en ontvangst van de lading en reeds verricht voorafgaand aan de inbeslagname van de hennep door de douane, zodat de verwijzing door de raadsvrouw naar de zogenaamde kokosnootjurisprudentie [6] feitelijke grondslag mist.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4, eerste lid, aanhef, onder b en A, van de Opiumlandsverordening 1960 en strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid, aanhef, onder a, van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Opiumlandsverordening 1960.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van 12,5 kilo hennep in Sint Maarten. Met zijn handelen heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de internationale handel in verdovende middelen en de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Het is algemeen bekend dat hennep een voor de volksgezondheid schadelijk en verslavend middel is. Kennelijk heeft de verdachte zich van deze gevolgen geen rekenschap gegeven en slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Daarbij houdt het Hof rekening met de verklaring van de verdachte dat de hennep niet voor hemzelf was bedoeld, maar voor (een) andere(n) en dat hij alleen een (klein) bedrag zou krijgen voor het ontvangen en afleveren van de vaten. Daar staat tegenover dat het Hof er ook rekening mee houdt dat uit de verklaring van de verdachte volgt dat dit niet de eerste keer is geweest dat hij op deze wijze een zending voor (een) onbekende(n) heeft ontvangen.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor invoer van 10 tot 25 kilo hennep als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden gegeven. Het door de verdachte ingevoerde gewicht zit daarbij aan de onderkant van de hiervoor genoemde schaal van 10 tot 25 kilo. Het Hof zal daarmee rekening houden bij de oplegging van de straf.
Het Hof houdt ten slotte rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij is, zo blijkt uit zijn strafkaart, niet eerder veroordeeld voor enig strafbaar feit. Om die reden zal een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:21 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart met eenparigheid van stemmen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
21 (eenentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, W.J. Geurts-de Veld en R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. I.M. Sinon, zittingsgriffier, en op
30 mei 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten d.d. 8 september 2020, geregistreerd onder zaak 32-2020.
2.Proces-verbaal van bevindingen douane d.d. 26 juli 2020.
3.Een geschrift, te weten ‘bill of lading’, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen douane d.d. 26 juli 2020.
4.Proces-verbaal van onderzoek telefoon d.d. 10 augustus 2020.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2022, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
6.Hoge Raad 15 december 1998, NJ 1999/207, ECLI:NL:HR:1998:ZD1300.