ECLI:NL:OGHACMB:2022:97

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
H 75/21 ONT
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepimport

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, ingesteld tegen een veroordeelde die in een eerdere strafzaak was vrijgesproken. De procureur-generaal vorderde dat het Hof de beslissing van het Gerecht zou vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van $836.200,00, subsidiair $6.000,00, met de verplichting tot betaling aan het land Sint Maarten, bij gebreke waarvan vervangende hechtenis zou worden toegepast.

Het Hof heeft de beslissing van het Gerecht vernietigd en vastgesteld dat de veroordeelde ten minste $2.300,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de invoer van hennep. De veroordeelde had verklaard dat hij meerdere zendingen had ontvangen en dat hij voor elke zending een bedrag tussen de $100 en $200 ontving. Het Hof heeft de bewijsmiddelen uit de strafzaak gebruikt om tot deze schatting te komen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van het vastgestelde bedrag aan het land Sint Maarten, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier tijdens een openbare terechtzitting in Sint Maarten.

Uitspraak

Zaaknummer: H 75/21

Parketnummer: 190.00008/20
Uitspraak : 30 mei 2022 Tegenspraak

Beslissing

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 5 mei 2021 op de vordering ex artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen de veroordeelde:

[Veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen gelet op de vrijspraak in de strafzaak.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.D.M. Roseburg, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof de beslissing waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de schatting van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel primair zal vaststellen op een bedrag van $836.200,00, subsidiair op een bedrag van $6.000,00, en aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling van dat bedrag aan het land Sint Maarten en bij gebreke daarvan dat vervangende hechtenis voor de duur van 2 jaren zal worden toegepast.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering tot ontneming zal worden afgewezen.
Beslissing waarvan beroep
De beslissing waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het Hof tot een ander oordeel komt.
Grondslag ontnemingsvordering
Bij vonnis van heden is de veroordeelde in de aan deze ontnemingszaak ten grondslag liggende strafzaak (geregistreerd onder het parketnummer 100.00371/20 en met zaaknummer H 75/21) veroordeeld voor – kort gezegd – de invoer van 12,5 kilo hennep omstreeks de periode van 26 tot en met 27 juli 2020.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde feit of andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
Bewijsmiddelen
Het Hof legt de bewijsmiddelen die in de strafzaak voor het bewijs zijn gebezigd, ook ten grondslag aan zijn ontnemingsbeslissing. Omwille van de leesbaarheid zijn deze bewijsmiddelen als een aanvulling op deze beslissing opgenomen. Opgemerkt wordt dat waar over de verdachte wordt gesproken, de veroordeelde moet worden gelezen.
Vaststelling van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De hennep die de verdachte op 26/27 juli 2020 heeft ingevoerd, was verstopt in een aan de verdachte geadresseerde zending. De verdachte heeft verklaard dat hij niet slechts eenmaal zo’n zending heeft ontvangen, maar vaker. Hij heeft voorts verklaard dat hij de zendingen afleverde aan (een) ander(en) en dat hij voor iedere zending ongeveer $100 à $200 ontving, en één keer $500.
Het Hof acht voldoende aanwijzingen aanwezig dat hij ten minste 13 van dit soort zendingen heeft ontvangen en afgeleverd die hennep bevatten en waaraan hij geld heeft verdiend. [1] Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat de modus operandi bij al die zendingen gelijk was. Op basis van de verklaring van de verdachte gaat het Hof bij 1 zending uit van een opbrengst voor de verdachte van $500 en voor de overige 12 zendingen van een gemiddelde bedrag van $150 per zending.
Uit de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier kan aldus worden afgeleid dat door de veroordeelde uit het bewezen verklaarde feit en andere strafbare feiten ten minste een netto-opbrengst van $500 + 12 x $150 = $2.300 is genoten.
Het Hof gaat voorbij aan de berekening in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel omdat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte een groter financieel voordeel heeft behaald, door bijvoorbeeld (mede) aanspraak te kunnen maken op de eventuele winst bij verkoop van de hennep.
Op te leggen betalingsverplichting
Het Hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van het hiervoor vastgestelde bedrag aan het land Sint Maarten ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij heeft het Hof rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt de beslissing van het Gerecht en doet opnieuw recht als volgt;
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
$2.300 (drieëntwintighonderd Amerikaanse dollar);
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het land Sint Maarten, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, van een bedrag van
$2.300 (drieëntwintighonderd Amerikaanse dollar);
bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 82 (tweeëntachtig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, W.J. Geurts-de Veld en R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. I.M. Sinon, zittingsgriffier, en op 30 mei 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal bevindingen [naam NV] NV d.d. 13 augustus 2020.