ECLI:NL:OGHACMB:2022:89

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
AUA2021H00154
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een ober in verband met het onterecht behouden van fooien

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, een ober, die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, een restaurant in Aruba. De werknemer, die in 2015 of 2016 in dienst trad, werd op 14 januari 2020 ontslagen omdat hij $50,- had genomen zonder toestemming. De werkgever stelde dat de werknemer dit bedrag had genomen uit de fooienpot, terwijl de werknemer betoogde dat hij dit bedrag had behouden in afwachting van een eerlijke verdeling van de fooien. De werknemer had eerder in een vergadering aangegeven dat hij alleen bereid was om fooien te delen als er transparantie was over de verdeling. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De werknemer had in zijn hoger beroep drie grieven ingediend en verzocht om kosteloos te mogen procederen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. Het Hof oordeelde dat de werkgever een dringende reden had voor het ontslag, omdat de werknemer in strijd met de instructies van de werkgever handelde door fooien onder zich te houden. Het Hof bevestigde de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg en veroordeelde de werknemer in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 20 september 2022.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Beschikking no.:
Registratienummers: AUA202001683 – AUA2021H00154
Uitspraak: 20 september 2022

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:

[WERKNEMER],

wonende in Aruba,
in eerste aanleg verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[WERKGEVER],
h.o.d.n. [werkgever],
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.E. Barrios.
Partijen worden hierna [werknemer] en [werkgever] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Bij op 30 juli 2021 ingekomen beroepschrift, met producties, is [werknemer] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 22 juni 2021 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft [werknemer] drie grieven tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zijn verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [werkgever] in de proceskosten in beide instanties. Ook heeft [werknemer] verzocht in hoger beroep kosteloos te mogen procederen.
1.2
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 23 augustus 2022 in Aruba. [werknemer] is verschenen met zijn advocaat. Namens [werkgever] zijn verschenen: [directeur], directeur, en [human resources manager], human resources manager, met de advocaat van [werkgever]. Beide advocaten hebben de standpunten van hun cliënt toegelicht aan de hand van een pleitnota, waarvan exemplaren zijn overgelegd.
1.3
Beschikking is aangezegd tegen vandaag.
2. De beoordeling
2.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen van 22 juli 2021 zal het Hof toelaten dat [werknemer] in hoger beroep kosteloos procedeert.
2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten
.
2.1.1
In 2015 en/of 2016 is [werknemer] in loondienst getreden bij [werkgever], die een restaurant exploiteert. Zijn functie was
waiteren zijn loon was Afl. 10,- per uur (afgezien van
service chargeen
tips).
2.1.2
Op 14 januari 2020 heeft [werkgever] [werknemer] op staande voet ontslagen. De ontslagbrief vermeldt onder meer:
“Your dismissal is due to take $50,- without permission.
On Januari 13, 2020 as your last table 7 was leaving, you went to the table to thank them for their visit and took the check. When it was brought over to the cashier section, in front of the Restaurant Manager, you counted the money to see if it is correct. It was a total of $350,- which included the tip. You then took the extra $50,- and when the Manager asked you if you are seriously doing that you answered “Yes I am serious, the man (referring to [directeur]) owes me money and he knows that. If you want you can tell him also.”
(…)
On the last meeting held on December 29, 2019, [directeur] informed that all tips will go in the total amount to be divided with the group working in that night. If a guest decide to give you additional tips in hands, that will go directly to the waiter receiving it in hands.”
2.1.3 [
werknemer] berust in het ontslag.
2.2
In dit geding heeft [werknemer] verzoeken ingediend op grond van zijn standpunt dat [werkgever] geen dringende reden had om hem op staande voet te ontslaan. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [werkgever] daar wel een dringende reden voor had en heeft de verzoeken afgewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht.
2.3
Volgens [werknemer] is er, verkort weergegeven, het volgende gebeurd. In december 2019 heeft de werkgever in een vergadering met de werknemers gezegd dat de tipgelden elke avond verdeeld dienden te worden. [werknemer] heeft op die vergadering gezegd hiertoe slechts bereid te zijn indien er transparantie zou bestaan met betrekking tot de tipgelden. Zo lang die transparantie er niet was, zou [werknemer] tipgelden die gasten hem in handen zouden geven, onder zich houden totdat de tipgelden op adequate wijze zouden worden verdeeld.
Vervolgens heeft [werknemer] op 10 januari 2020 in een
system tips reportvan het systeem
Micros Point of Salegezien dat er USD 7.377,17 te verdelen was, waarvan USD 1.085,17 niet was verdeeld. De werkgever kon dat niet verklaren. [werknemer] was het daar niet mee eens.
Vanaf de aanvang van zijn dienstverband heeft [werknemer] vele malen zijn stem laten horen om onregelmatigheden bij de verdeling van tipgelden aan de orde te stellen.
Om die reden heeft [werknemer] op 13 januari 2020 tipgeld van USD 50,- onder zich gehouden in afwachting van een rechtvaardige en transparante verdeling van de nog onverdeelde tipgelden, aldus [werknemer].
2.4 [
werkgever] heeft deze feitelijke stellingen van [werknemer] in wezen niet betwist. Zij zijn in wezen ook niet in strijd met hetgeen [werkgever] in de ontslagbrief heeft omschreven. Het Hof gaat uit van de juistheid van deze stellingen van [werknemer].
2.5 [
werkgever] heeft gesteld dat de directeur op de vergadering (van 29 december 2019) in reactie op een opmerking van [werknemer] heeft gezegd dat alle tipgelden die in de
check folderworden achtergelaten, in de
tip boxmoeten worden gedeponeerd om te worden verdeeld. Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [werknemer] desgevraagd verklaard dat de werkgever inderdaad op de vergadering heeft laten weten dat [werknemer] volgens de werkgever dergelijke tipgelden niet onder zich mocht houden. [werknemer] was het daar echter niet mee eens.
2.6
Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat ook indien [werknemer]:
- veelvuldig aan de orde heeft gesteld dat hij een transparante en eerlijke wijze van verdeling van tipgelden verlangde,
- in een vergadering heeft aangekondigd tipgelden voorlopig onder zich te zullen houden en
- heeft gezien dat er een niet onaanzienlijk bedrag aan tipgelden (nog) onverdeeld was,
dit niet rechtvaardigt dat [werknemer] in strijd met een instructie van de werkgever tipgelden onder zich houdt om te bevorderen dat tipgelden alsnog eerlijk verdeeld zouden worden. Hij heeft dat wel gedaan. Dat is een voldoende dringende reden voor ontslag op staande voet.
2.7
Het voorgaande geldt ook indien de instructie dat alle tipgelden die in de
check folderworden achtergelaten, in de
tip boxmoeten worden gedeponeerd om te worden verdeeld, niet is terug te vinden in de arbeidsovereenkomst of in een personeelshandboek, en ook indien in aanmerking wordt genomen dat tipgeld dat de werknemer van derden ontvangt, (in beginsel) niet kan worden aangemerkt als bestanddeel van het loon. Niet is gesteld of gebleken dat het personeel onderling een verdeling van tipgelden was overeengekomen die van deze instructie afweek, of dat [werknemer] zich beriep op een dergelijke afwijkende afspraak tussen het personeel.
2.8
Hetgeen in de ontslagbrief staat vermeld, levert dus een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Gelet daarop kan niet worden aangenomen dat dit een valse of voorgewende reden voor het ontslag was (en dus dat [werkgever] in werkelijkheid om een andere reden heeft ontslagen, namelijk omdat zij zijn kritiek op het fooienbeleid hinderlijk vond).
2.9
Het hoger beroep faalt. De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. [werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent [werknemer] toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen;
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [werknemer] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [werkgever] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, E.M. van der Bunt en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 20 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.