ECLI:NL:OGHACMB:2022:81

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
SXM2021H00121
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheidsverklaring huwelijk op basis van bedreiging en dwaling met betrekking tot misbruik van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de nietigheidsverklaring van een huwelijk. De appellant, een man wonende in het Verenigd Koninkrijk, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De vrouw, die in Sint Maarten woont, had primair verzocht om het huwelijk nietig te verklaren en subsidiair om de echtscheiding uit te spreken met uitsluiting van de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk.

De procedure begon met een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg, waarin de man niet was verschenen. Het Gerecht had de nietigverklaring van het huwelijk uitgesproken op basis van de stellingen van de vrouw dat het huwelijk onder bedreiging en dwaling was gesloten. De man had in hoger beroep de stellingen van de vrouw betwist, maar het Hof oordeelde dat de vrouw niet in het bewijs was geslaagd voor haar beroep op bedreiging. Het Hof overwoog dat de man niet had aangetoond dat er geen sprake was van misbruik van omstandigheden, ondanks de betwisting door de vrouw.

Het Hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de echtscheiding uitgesproken, waarbij de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk voor de man werden uitgesloten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de juridische principes rondom de nietigheid van huwelijken en de rol van misbruik van omstandigheden en dwaling in het familierecht.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[Appellant],
wonende in het Verenigd Koninkrijk,
hierna te noemen: de man,
oorspronkelijk verzoeker in zaak SXM202100591 en verweerder in zaak SXM202100710, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende in Sint Maarten,
hierna te noemen: de vrouw,
oorspronkelijk verweerster in zaak SXM202100591 en verzoekster in zaak SXM202100710, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. B. Brooks.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar de tussen partijen gegeven en op 23 augustus 2021 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2.
De man in een beroepschrift, met producties, ingekomen op 1 oktober 2021, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft zij het hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen.
1.3.
Op 11 maart 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De man en zijn gemachtigde hebben per videoverbinding de zitting bijgewoond, de vrouw en haar gemachtigde waren fysiek aanwezig. De gemachtigden hebben conform een pleitnota het woord gevoerd. Het Hof heeft ter zitting aan de vrouw gevraagd het strafvonnis waarop zij zich beroept in te zenden.
1.4.
Op 30 maart 2022 heeft de vrouw een extractstrafvonnis ingezonden.
1.5.
Beschikking is ter zitting bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
Het Gerecht heeft de volgende feiten vastgesteld:
“2.1. [Geïntimeerde] is [geboortedatum] 1948 in de Verenigde Staten van Amerika geboren. [Appellant] is [geboortedatum] 1969 in Groot-Brittannië geboren. [Appellant] heeft de Britse nationaliteit en [geïntimeerde] heeft de Amerikaanse nationaliteit.
2.2.
Partijen zijn op 6 januari 2021 in Antigua & Barbuda gehuwd. Uit dit huwelijk zijn geen thans nog minderjarige kinderen geboren.
2.3. [
Geïntimeerde] woont vanaf 1993 in Sint Maarten.
2.4. [
Appellant] verbleef vanaf 17 augustus 2020 gedurende korte tijd in Sint Maarten. Op of rond 4 mei 2021 is [Appellant] gedeporteerd naar het Verenigd Koninkrijk. Bij ministeriele verwijderingsbeschikking d.d. 4 mei 2021 (dossiernummer: 20210504/02) is [appellant] wegens overtreding van Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU) aangemerkt als ongewenst vreemdeling. Tevens is bij diezelfde beschikking een terugkeerverbod voor de duur van 3 jaren opgelegd.”
3.2.
Op 16 december 2021 is de man strafrechtelijk veroordeeld wegens jegens de vrouw gepleegde mishandeling en veroordeeld tot een geldboete van NAf. 1.250, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis; de vrouw is als benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, waarbij is bepaald dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen (Parketnummer: 100.00020/21).
3.3.
De man heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken en de vrouw te bevelen om tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap over te gaan. De vrouw heeft primair verzocht het huwelijk nietig te verklaren en subsidiair de echtscheiding uit te spreken met uitsluiting, althans beperking, van de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk als bedoeld in artikel 1:152 lid 1 BW.
3.4.
De man is ter zitting in eerste aanleg niet verschenen.
3.5.
Het Gerecht heeft de nietigverklaring van het huwelijk uitgesproken zodat aan de overige verzoeken niet werd toegekomen. Het Gerecht overwoog:
“4.4. Onweersproken zijn de stellingen gelaten dat [appellant] [geïntimeerde] meermaals heeft mishandeld en dat onder bedreiging van lichamelijk geweld en onder bedreiging van brandstichting van de woning van [geïntimeerde] en de onderneming(-en) van [geïntimeerde] partijen met elkaar in Antigua & Barbuda zijn gehuwd. [Appellant] had voorts aspiraties de ondernemingen van [geïntimeerde] over te nemen, althans gelijksoortige ondernemingen als [geïntimeerde] dreef, te beginnen. Van belang is verder nog dat het huwelijk niet in Sint Maarten kon worden gesloten omdat [appellant] niet beschikte over de vereiste papieren maar hij wel langer in Sint Maarten wenste te verblijven vanwege voornoemde motieven.”
3.6.
In hoger beroep zijn de stellingen van de vrouw wel door de man weersproken.
3.7.
Artikel 1:71 BW luidt, voor zover hier van belang:
“1. Een echtgenoot kan de nietigverklaring van zijn huwelijk verzoeken, wanneer dit onder invloed van een onrechtmatige ernstige bedreiging is gesloten.
2. Een gelijk verzoek komt de echtgenoot toe, die bij de huwelijksvoltrekking gedwaald heeft hetzij in de persoon van de andere echtgenoot, hetzij omtrent de betekenis van de door hem afgelegde verklaring.
3. De bevoegdheid van de echtgenoot de nietigverklaring wegens bedreiging of dwaling te verzoeken, vervalt wanneer de echtgenoten zes maanden hebben samengewoond sedert het ophouden van de bedreiging of de ontdekking van de dwaling, zonder dat het verzoek is ingediend.”
3.8.
De in artikel 1:71 lid 1 BW bedoelde
bedreigingmoet onrechtmatig en ernstig zijn (aldus uitdrukkelijk in lid 1 bepaald) en zij moet door de bedreigde niet of slechts door toegeven onder voor hem zeer nadelige gevolgen kunnen worden opgeheven (
Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.Boek 1, Personen- en familierecht, 1962, p. 216).
3.9.
De
bewijslastin deze zaak rust op de
vrouwdie de onrechtmatige ernstige bedreiging inroept. Gelet op de betwisting door de man in hoger beroep, acht het Hof haar niet in het bewijs geslaagd. De man heeft een verklaring van een taxichauffeur in Antigua, die de man en de vrouw begin januari 2021 heeft rondgereden en getuige was bij hun huwelijk, overgelegd. Volgens deze verklaring leken zij ‘really happy to be together’, ‘a extremely happy couple’, ‘a easy chilled out couple’. ‘Pat looked so happy and relaxed’. Het Hof acht het bovendien niet aannemelijk dat de vrouw, die al lang in Sint Maarten woont en aldaar een onderneming uitoefent, zich niet aan de bedreiging, indien die er was, had kunnen onttrekken. De man had maar korte tijd het recht om in Sint Maarten te verblijven.
3.10.
Wat betreft de in artikel 1:71 lid 2 BW bedoelde
dwaling in de persoonmoet worden gedacht aan het oude Bijbelse voorbeeld van Jacobs huwelijk met Lea in plaats van met Rachel (Genesis 29:15-30) en aan het hoogst onwaarschijnlijke geval, dat een blinde niet bemerkt met wie hij huwt. Slechts relevant is de dwaling omtrent de identiteit, niet die omtrent de kwaliteit van de echtgenoot.
3.11.
Wat betreft de tweede in artikel 1:71 lid 2 BW genoemde vorm, te weten
dwaling omtrent de betekenis van de door de echtgenoot afgelegde verklaring, moet gedacht worden aan het geval, dat iemand die de desbetreffende taal niet machtig is, bedrieglijk tot een huwelijksvoltrekking zou worden gebracht.
3.12.
Gelet op het voorgaande is het beroep van de vrouw op dwaling (pleitnota in hoger beroep, p. 6 boven) onvoldoende gemotiveerd.
3.13.
Het hoger beroep van de man slaagt derhalve, maar door de devolutieve werking van het appel komt thans het subsidiaire beroep van de vrouw op misbruik van omstandigheden aan de orde.
3.14.
Artikel 1:152 BW luidt:
“1. Indien de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit dit huwelijk geen kind is geboren, kan een echtgenoot, op de grond dat het huwelijk door misbruik van omstandigheden is gesloten, verzoeken dat de rechter de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk beperkt of uitsluit.
2. Wat betreft de verdeling van de bewijslast is artikel 176 van Boek 7 van overeenkomstige toepassing.”
3.15.
Het in het tweede lid aangehaalde artikel 7:176 BW luidt:
“lndien de schenker feiten stelt waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, rust bij een beroep op vernietigbaarheid de bewijslast van het tegendeel op de begiftigde, tenzij deze verdeling van de bewijslast in de gegeven omstandigheden in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou zijn.”
3.16.
Misbruik van omstandigheden wordt omschreven in artikel 3:44 lid 4 BW, luidende:
“4. Misbruik van omstandigheden is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.”
3.17.
Gelet op voorgaande bepalingen rust de
bewijslast(en het bewijsrisico) op de
manen wel van het tegendeel, te weten dat geen sprake was van misbruik van omstandigheden. Deze bewijslastverdeling ingevolge artikel 1:152 lid 2 BW jo artikel 7:176 BW is in de gegeven omstandigheden niet in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid.
3.18.
De vrouw heeft aan haar stelplicht voldaan. De man is veel jonger dan de vrouw. De man en vrouw begonnen hun contact via een online datingline. De vrouw was kennelijk zeer verliefd en heeft zich onderworpen aan (seksuele) dominantie van de man, waarvan de man stelt dat dit met wederzijdse instemming gebeurde, maar hetgeen door de vrouw wordt betwist. De man had geestelijk overwicht en de vrouw verkeerde in een labiele toestand. De man kwam op kosten van de vrouw naar Sint Maarten en leefde daar overwegend op haar kosten. Het huwelijk werd korte tijd later buiten Sint Maarten gesloten. Volgens de vrouw liet de man na de huwelijkssluiting zijn ware aard zien. De man is strafrechtelijk veroordeeld wegens jegens de vrouw gepleegde mishandeling van na het huwelijk. Volgens de vrouw was de man uit op het afnemen van haar onderneming. De man heeft onbevoegd als bestuurder van de onderneming van de vrouw een nieuwe huurovereenkomst getekend (productie 4 bij inleidend verzoekschrift vrouw). Volgens de vrouw was de man na de huwelijkssluiting uit op onttrekking van vermogen aan haar. De man informeerde bij een advocaat naar zijn financiële positie na echtscheiding (productie 5 van de vrouw in eerste aanleg). De man maakte een plan om op kosten van de vrouw een onderneming te beginnen (productie 6 van de vrouw in eerste aanleg).
3.19.
Huwelijkse voorwaarden werden door partijen niet gemaakt. Partijen gaan kennelijk ervan uit dat, naar ongeschreven regels van Sint Maartens internationaal privaatrecht, het huwelijksvermogensrecht van Sint Maarten (na de huwelijkssluiting hun eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats) van toepassing is. Dat betekent dat er van rechtswege gemeenschap van goederen is (artikel 1:94 lid 1 BW).
3.20.
De man, die zich in hoger beroep (met succes) geconcentreerd heeft op de bedreiging ten tijde van de huwelijkssluiting, is niet geslaagd in het bewijs dat geen sprake was van misbruik van omstandigheden, gelet op wat door de vrouw is aangevoerd en is komen vast te staan. Een bewijsaanbod is door de man niet gedaan, althans niet een bewijsaanbod dat voldoet aan de in hoger beroep daaraan te stellen eisen.
3.21.
Dit betekent dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd. Het door beiden gedane verzoek tot echtscheiding zal worden uitgesproken.
3.22.
Op grond van het vorenoverwogene zal het Hof de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk geheel uitsluiten. Onder ‘de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk’, bedoeld in artikel 1:152 lid 1 BW, valt niet enkel een eventuele aanspraak op een deel van de ontbonden huwelijksgemeenschap of een eventuele aanspraak uit een in huwelijkse voorwaarden opgenomen verrekenbeding, maar ook een eventuele aanspraak op een uitkering tot levensonderhoud.
3.23.
De proceskosten worden, gelet op de aard van de zaak, gecompenseerd.

4.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:
- spreekt de echtscheiding tussen partijen uit;
- sluit uit voor de man, ervan uitgaande dat de echtscheiding binnen vijf jaar na de huwelijkssluiting tot stand komt, de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Th.G. Lautenbach, E.A. Saleh en J. de Boer, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2022 in Sint Maarten in tegenwoordigheid van de griffier.