ECLI:NL:OGHACMB:2022:78

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
CUR2021H00186
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging en uitleg van het bestreden vonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap PSB BANK N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 24 mei 2022. PSB verzocht het Gemeenschappelijk Hof van Justitie om de tenuitvoerlegging van dit vonnis te schorsen. Het Gerecht had in het bestreden vonnis beslist dat PSB een conservatoire derdenbeslag op moest heffen, maar PSB betwistte de noodzaak van deze beslissing. De procedure begon met een akte van appel op 13 juni 2022, gevolgd door een verzoekschrift van PSB op 20 juli 2022 waarin de schorsing werd gevorderd. De geïntimeerden, A&N LOTTERY AND ENTERTAINMENT B.V. en [geïntimeerde 1], verzetten zich tegen deze schorsing en vroegen om veroordeling van PSB in de proceskosten.

Het Hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het Gerecht in zijn vonnis niet heeft geoordeeld dat PSB het beslag op moest heffen, maar dat het beslag op het perceel van [geïntimeerde 1] opgeheven moest worden. Het Hof heeft de uitleg van het bestreden vonnis bevestigd en vastgesteld dat er onvoldoende redenen zijn om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen. De vordering van PSB tot schorsing is afgewezen, en PSB is veroordeeld in de kosten van het schorsingsgeding, die zijn begroot op NAf 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde van [geïntimeerde 1].

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR202201026 – CUR2022H00186
Uitspraak: 16 augustus 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing ex art. 272 Rv van:
de naamloze vennootschap
PSB BANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellante,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray, K.A. Doekhi en S. Terpstra,
tegen
1.
[GEÏNTIMEERDE 1],
wonende in Curaçao,
2. de besloten vennootschap
A&N LOTTERY AND ENTERTAINMENT B.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eisers, thans geïntimeerden,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en K. Saleh.
Partijen worden hierna PSB, [geïntimeerde 1] en A&N genoemd. [geïntimeerde 1] en A&N worden gezamenlijk [geïntimeerde 1] c.s. genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 13 juni 2022 ingekomen akte van appel is PSB in hoger beroep gekomen van het tussen partijen in kort geding gewezen en op 24 mei 2022 uitgesproken vonnis (hierna: het bestreden vonnis) van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 20 juli 2022 ingekomen verzoekschrift, met producties, heeft PSB gevorderd dat het Hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis van 24 mei 2022 zal schorsen, kosten rechtens.
1.3
Bij verweerschrift, met producties, hebben [geïntimeerde 1] geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot schorsing, met veroordeling van PSB in de proceskosten.
1.4
Op de daarvoor bepaalde dag hebben partijen schriftelijke pleitnotities ingediend. Aan de pleitnotities van [geïntimeerde 1] c.s. is een productie gehecht.
1.5
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het Hof zal geen acht slaan op de productie die aan de pleitnotities van [geïntimeerde 1] c.s. is gehecht, omdat PSB daarop niet heeft kunnen reageren.
2.2
Met verlof van het Gerecht heeft PSB conservatoire verhaalsbeslagen onder derden doen leggen ten laste van A&N en ten laste van [geïntimeerde 1] en daarnaast conservatoir verhaalsbeslag onder [geïntimeerde 1] zelf op een aan hem toebehorend perceel. Volgens de verklaring derdenbeslag van Banco di Caribe van 13 december 2021 heeft het derdenbeslag ten laste van A&N geen doel getroffen en dat ten laste van [geïntimeerde 1] wel vanwege een creditsaldo van NAf 6.167,43.
2.3 [
geïntimeerde 1] heeft opheffing van de in opdracht van PSB gelegde beslagen gevorderd. In het bestreden vonnis heeft het Gerecht op die vordering van [geïntimeerde 1] c.s. beslist. In het dictum heeft het Gerecht PSB veroordeeld om “het voornoemde conservatoire derdenbeslag ten laste van [geïntimeerde 1]” op te heffen.
2.4
Om de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te kunnen beoordelen, dient het Hof het bestreden vonnis uit te leggen. Het dictum dient te worden uitgelegd met inachtneming van de overwegingen die tot die beslissing hebben geleid.
2.5
Onder 4.26 heeft het Gerecht overwogen dat volgens de verklaringen derdenbeslag, beslag ten laste van A&N uitsluitend rust op een bedrag van NAf 6.167,43 dat Banco di Caribe ten behoeve van haar onder zich heeft. Onder 4.27 heeft het Gerecht overwogen dat het niet aannemelijk acht dat A&N ernstige hinder ondervindt van de gelegde derdenbeslagen, maar wel dat [geïntimeerde 1] ernstige hinder ondervindt van het beslag op zijn perceel. Onder 4.28 heeft het Gerecht overwogen dat de vordering tot opheffing van het beslag ten laste van [geïntimeerde 1] zal worden toegewezen en die ten laste van A&N zal worden afgewezen.
2.6
Bij brief van 10 juni 2022 aan het Gerecht hebben [geïntimeerde 1] c.s. gesteld dat er een incongruentie is tussen de overwegingen 4.27 en 4.28 enerzijds en het dictum anderzijds en hebben zij het Gerecht verzocht deze kennelijke verschrijving in het bestreden vonnis te verbeteren. Bij beslissing van 23 juni 2022 heeft het Gerecht dit verzoek afgewezen. Daarbij heeft het Gerecht overwogen dat [geïntimeerde 1] c.s. kennelijk erop doelen dat in overweging 4.28 wordt gesproken over een vordering tot opheffing, maar in het dictum van een veroordeling tot opheffing.
2.7
Het Hof legt het bestreden vonnis aldus uit dat het Gerecht PSB niet heeft veroordeeld om een derdenbeslag op te heffen, maar om het beslag op het perceel van [geïntimeerde 1] op te heffen. Het Gerecht heeft immers overwogen aannemelijk te achten dat [geïntimeerde 1] van dat beslag ernstige hinder ondervindt. De omstandigheid dat het Gerecht het verzoek om verbetering van een kennelijke fout heeft afgewezen, doet aan deze uitleg niet af. Het Gerecht heeft de in dat verzoek gestelde incongruentie anders opgevat dan die was bedoeld. Het ging niet om het verschil tussen een opheffing en een vordering tot opheffing, maar om de omstandigheid dat het beslag op het perceel geen derdenbeslag is.
2.8
Het Hof komt thans toe aan beoordeling van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het – aldus uitgelegde – vonnis, met verwijzing naar de maatstaven van HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026. Anders dan PSB in haar pleitnotities heeft doen aanvoeren, gelden deze maatstaven niet alleen bij een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar ook bij een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging (zie rov. 5.5.1 van het arrest).
2.9
Zoals uitgangspunt is, geldt ook in dit geval dat de uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Er zijn onvoldoende omstandigheden gesteld om afwijking van dit uitgangspunt te rechtvaardigen. Het – blijkens de hiervoor gegeven uitleg gegeven – bevel tot opheffing van het beslag op het perceel wordt dus niet geschorst. Een bevel tot opheffing van enig derdenbeslag is in het bestreden vonnis – bij de hiervoor gegeven uitleg daarvan – niet gegeven.
2.1
Weliswaar heeft het Gerecht de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak niet uitdrukkelijk gemotiveerd, maar het Gerecht heeft wel een belangenafweging gemaakt (zoals ook hoort bij een vordering tot opheffing van conservatoire beslagen). Daarbij heeft het kennelijk de wederzijdse belangen betrokken die in dit schorsingsgeding opnieuw aan de orde zijn. Gelet hierop zal het Hof in dit schorsingsgeding geen andere belangenafweging maken. Evenmin zijn er kennelijke misslagen of nova gesteld die daartoe aanleiding zouden geven.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst de vordering af;
veroordeelt PSB in de kosten van dit schorsingsgeding, aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. gevallen en tot op heden begroot op NAf 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, E.M. van der Bunt en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 15 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.