ECLI:NL:OGHACMB:2022:76

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
AUA2021H00182
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugvordering loonsubsidie door de minister van Financiën en Cultuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De minister had eerder de loonsubsidie voor de naamloze vennootschap Wonders Bed & Breakfast N.V. lager vastgesteld en een te veel betaald bedrag teruggevorderd. Wonders had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Gerecht verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de bestreden beschikkingen. De minister ging in hoger beroep.

De minister betoogde dat Wonders niet voldeed aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de Landsverordening belasting over bedrijfsomzetten en additionele voorzieningen PPS-projecten, omdat de vrijgestelde omzet niet was vermeld op de belastingaangifte. Het Gerecht had echter overwogen dat de vrijgestelde omzet wel degelijk onderdeel uitmaakt van de bedrijfsomzet en dat Wonders niet bewust foutief aangifte had gedaan. Het Hof oordeelde dat de minister de loonsubsidie voor mei en juni 2020 moest vaststellen op basis van de werkelijke omzetdaling van respectievelijk 90,8% en 78,68%.

Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van het Gerecht voor zover deze de loonsubsidie had vastgesteld op Afl. 6.650,66 en stelde de loonsubsidie vast op Afl. 6.709,78 voor mei 2020 en Afl. 5.814,14 voor juni 2020. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van Wonders in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 13 juli 2022.

Uitspraak

AUA2021H00182
Datum uitspraak: 13 juli 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, thans de minister van Financiën en Cultuur (hierna: de minister)
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 23 augustus 2021 in zaken nrs. AUA202100110 en AUA202100111, in het geding tussen:
de naamloze vennootschap Wonders Bed & Breakfast N.V., gevestigd in Aruba,
en
appellant

Procesverloop

Bij beschikking van 4 december 2020 heeft de minister de aan Wonders verleende subsidie als tegemoetkoming in de loonkosten en overige werkgeverslasten voor mei 2020 lager vastgesteld op Afl. 3.355,89 en het te veel betaalde bedrag van Afl. 3.094,77 van Wonders teruggevorderd.
Bij beschikking van 10 december 2020 heeft de minister de aan Wonders verleende subsidie als tegemoetkoming in de loonkosten en overige werkgeverslasten voor juni 2020 lager vastgesteld op nihil en het te veel betaalde bedrag van Afl. 6.650,66 van Wonders teruggevorderd.
Bij beschikkingen van 28 respectievelijk 29 december 2020 heeft de minister de door Wonders daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard (hierna: de bestreden beschikkingen).
Bij uitspraak van 23 augustus 2021 (ECLI:NL:OGEAA:2021:385) heeft het Gerecht de door Wonders daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beschikkingen vernietigd en de subsidie voor mei 2020 en juni 2020 vastgesteld op telkens Afl. 6.650,66.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Wonders heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft het Hof een zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Inleiding
1. Bij Ministeriële Beschikking van 13 mei 2020 (hierna: de MB) heeft de minister besloten om aan een werkgever die door de coronapandemie is geraakt en daardoor een daling van zijn bedrijfsomzet van ten minste 25% verwacht, een loonsubsidie toe te kennen voor de gedeeltelijke dekking van ten hoogste 60% van de loonsom van zijn werknemers, indien wordt voldaan aan de onder punt 6 van de MB gestelde voorwaarden en verplichtingen.
1.1.
Aan de beschikkingen van 4 respectievelijk 10 december 2020, in bezwaar gehandhaafd bij de bestreden beschikkingen, heeft de minister ten grondslag gelegd dat de daadwerkelijke daling van de bedrijfsomzet van Wonders blijkens de belastingaangiften kleiner is dan verwacht, namelijk 48,12% in mei 2020 en 0% in juni 2020.
1.2.
Het Gerecht heeft overwogen dat de minister bij de berekening van de hoogte van de bedrijfsomzet niet alleen mocht uitgaan van de belastingaangifte BBO/BAVP/BAZV over het jaar 2019 in vergelijking met die van 2020. Bij de bedrijfsomzet behoort ook de van belasting vrijgestelde omzet zodat de aangifte over de toeristenheffing meegenomen moet worden bij de berekening van de bedrijfsomzet. In de MB is niet bepaald dat de in de toeristenheffing begrepen omzet buiten beschouwing moet blijven. Daarnaast volgt het Gerecht de minister niet in zijn het standpunt dat Wonders niet aan de wettelijke verplichtingen van de Landsverordening belasting over bedrijfsomzetten en additionele voorzieningen PPS-projecten (hierna: de Lbbo) heeft voldaan omdat de vrijgestelde omzet niet in de belastingaangiften is opgenomen. Wonders heeft immers de belaste omzet volledig aangegeven en daarover belasting betaald, aldus het Gerecht.
Het hoger beroep
2. De minister betoogt primair dat Wonders geen aanspraak maakt op loonsubsidie omdat Wonders niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de Lbbo en artikel 6, vierde lid, van de Algemene Landsverordening Belastingen (hierna: de ALV). Wonders heeft namelijk nagelaten om op de aangifte BBO/BAVP/BAZV de volledige bedrijfsomzet te vermelden, dus zowel de vrijgestelde omzet als de belaste omzet BBO/BAVP/BAZV.
Als dit betoog niet slaagt, betoogt de minister dat het Gerecht de loonsubsidie verkeerd heeft vastgesteld. Het gestelde omzetverlies in mei 2020 is 90,8% zodat de loonsubsidie voor die maand Afl. 6.709,78 zou moeten bedragen. Het gestelde omzetverlies in juni 2020 is 78,68% zodat de loonsubsidie voor die maand Afl. 5.814,14 zou moeten bedragen.
2.1.
Het Hof overweegt dat in de MB voor de definitie van bedrijfsomzet is aangesloten bij artikel 1, eerste lid, van de Lbbo. Die bepaling verstaat onder bedrijfsomzet: het totaal van de vergoedingen dat een ondernemer ontvangt voor leveringen van goederen en diensten die in het kader van zijn onderneming worden verricht. Gelet hierop is het Hof met het Gerecht van oordeel dat de bedrijfsomzet van Wonders bestaat uit de belaste omzet en de vrijgestelde omzet. Bij de berekening van de daling van de bedrijfsomzet diende de minister dus uit te gaan van de aangiften BBO/BAZV/BAVP en de aangiften van de toeristenheffing. Het Hof stelt vast dat Wonders op basis van die aangiften in mei 2020 een daling van de bedrijfsomzet heeft gehad van 90,8% en in juni 2020 een daling van 78,68%. Omdat die percentages meer zijn dan 25% maakt Wonders op zichzelf aanspraak op een loonsubsidie als bedoeld in de MB. Daarvoor is dan wel vereist dat is voldaan aan de voorwaarden onder punt 6 van de MB.
2.2.
Onder punt 6 van de MB is bepaald welke voorwaarden en verplichtingen van toepassing zijn voor de toekenning van de loonsubsidie. Onder k is opgenomen:
De werkgever voldoet aan zijn wettelijke verplichtingen voortvloeiende uit de volgende Landsverordeningen (hierna: Lv):
1°. Lv algemene ouderdomsverzekering (AB 1990, no. GT 33;
2°. Lv algemene weduwe- en wezenverzekering (AB 1996, no. GT 30);
3°. Lv ziekteverzekering (AB 1993, no. GT 24);
4°. Lv ongevallenverzekering (AB 1996, no. GT 24);
5°. Lv algemene ziektekostenverzekering (AB 1992, no. 18);
6°. Lv loonbelasting (AB 1991, no. GT 63);
7°. Lbbo (AB 2006, no. 83);
8°. Lv bestemmingsheffing AZV (AB 2014, no. 59);
waarbij de werkgever de aangifte en afdracht van de hierboven genoemde belastingen en premies volksverzekeringen binnen 15 dagen na afloop van het tijdvak waarin de toekenning van de loonsubsidie heeft plaatsgevonden afdraagt.
2.3.
Gelet op punt 6, onder k, van de MB komt Wonders pas in aanmerking voor toekenning van een loonsubsidie indien zij voldoet aan haar wettelijke verplichtingen die onder meer voortvloeien uit de Lbbo. Vaststaat dat Wonders in haar aangiften BBO/BAVP/BAZV en toeristenheffing de juiste omzetbedragen heeft aangegeven. Zij heeft echter nagelaten om op het aangifteformulier BBO/BAVP/BAZV de hoogte van de vrijgestelde omzet, zijnde het bedrag waarover de toeristenheffing wordt geheven, aan te geven. Daarmee heeft Wonders niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de Lbbo, in samenhang gelezen met artikel 6, vierde lid, van de ALV. Op grond van die bepalingen is Wonders immers verplicht om de op het aangifteformulier gevraagde gegevens, zoals ook op het aangifteformulier is vermeld, duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen. Naar het oordeel van het Hof brengt een redelijke toepassing van de MB echter met zich dat het niet vermelden van de vrijgestelde omzet aan Wonders niet wordt tegengeworpen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat het doel van de MB is om werkgevers tijdens de coronapandemie financiële steun te bieden voor het doorbetalen van een gedeelte van het loon, zodat de werkgelegenheid zoveel mogelijk behouden wordt. Tussen partijen is niet in geschil dat Wonders bedrijfsomzet heeft gederfd als gevolg van de coronapandemie en de loonkosten heeft doorbetaald. Daarom valt Wonders onder het hiervoor weergegeven doel van de MB. Daarnaast acht het Hof van belang dat Wonders niet bewust foutief aangifte heeft gedaan door bijvoorbeeld een te laag bedrag als belaste omzet aan te geven, maar alleen heeft nagelaten om de vrijgestelde omzet aan te geven. Zij heeft dus niet te weinig belasting betaald, zoals ook het Gerecht heeft overwogen. Het primaire betoog van de minister slaagt dus niet.
2.4.
Uit 2.1 en 2.3 volgt dat Wonders op grond van de MB een loonsubsidie voor de maanden mei en juni 2020 moet ontvangen voor een omzetderving van 90,80% respectievelijk 78,68%. De minister heeft terecht aangevoerd, en Wonders betwist dit ook niet, dat die percentages leiden tot een loonsubsidie van Afl. 6.709,78 voor mei 2020 en van Afl. 5.814,14 voor juni 2020. Gelet hierop heeft het Gerecht de hoogte van de loonsubsidie ten onrechte definitief vastgesteld op Afl. 6.650,66 voor elk van beide maanden. Het Hof zal dit corrigeren.
Slotoverwegingen
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover het Gerecht de loonsubsidie zelf voorziend heeft vastgesteld op telkens Afl. 6.650,66 voor de maanden mei en juni 2020. Het Hof zal de loonsubsidie vaststellen zoals vermeld onder 2.4.
4. Het Hof zal de minister te veroordelen in de proceskosten van Wonders in hoger beroep. Het Hof stelt de proceskosten vast op een bedrag van Afl. 700,- (1 punt voor het indienen van een verweerschrift).

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 23 augustus 2021 in zaken nrs. AUA202100110 en AUA202100111, voor zover het Gerecht de loonsubsidie voor de maanden mei en juni 2020 heeft vastgesteld op telkens Afl. 6.650,66, en
bevestigtde uitspraak voor het overige;
II.
steltde aan de naamloze vennootschap Wonders Bed & Breakfast N.V. verleende loonsubsidie voor de maand mei 2020
vastop Afl. 6.709,78 en voor de maand juni 2020 op Afl. 5.814,14;
III.
veroordeeltde minister van Financiën en Cultuur tot vergoeding van bij de naamloze vennootschap Wonders Bed & Breakfast N.V. in verband met het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 700,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
IV.
gelastdat het Land Aruba aan de minister van Financiën en Cultuur het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van Afl. 75,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2022.