ECLI:NL:OGHACMB:2022:46

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
AUA2021H00217
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergunning tijdelijk verblijf voor gezinshereniging wegens bigamie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft aangevraagd met als doel gezinshereniging. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie heeft dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn eerste huwelijk niet rechtsgeldig is of dat hij daarvan gescheiden is. De appellant is geboren in de Dominicaanse Republiek en heeft meerdere huwelijken gesloten, waarvan er één onder een valse naam is geregistreerd. De minister heeft de afwijzing van het verzoek gehandhaafd, omdat het huwelijk met de tweede vrouw nog steeds bestaat, wat leidt tot bigamie. Het Gerecht in eerste aanleg heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting heeft de appellant betoogd dat zijn huwelijk met zijn derde vrouw rechtsgeldig is en dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan bigamie. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat zijn huwelijk met de tweede vrouw niet rechtsgeldig is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

AUA2021H00217
Datum uitspraak: 11 mei 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 18 oktober 2021 in zaak nr. AUA201902967, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, thans de minister van Arbeid, Integratie en Energie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 11 maart 2016 heeft de minister het verzoek van [appellant] om aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als doel gezinshereniging, afgewezen.
Bij beschikking van 19 juli 2019 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 oktober 2021 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[Appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2022. [Appellant], vertegenwoordigd door mr. D.G. Illes, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam bij Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [Appellant] is geboren op [geboortedatum] 1968 in de Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Op 31 mei 1991 is hij in de Dominicaanse Republiek gehuwd met [vrouw 1]. Vervolgens is hij op 2 januari 1993 onder de valse naam [valse naam] en met een valse geboorteakte gehuwd met [vrouw 2]. Uit zijn huwelijk met [vrouw 2] zijn ook kinderen geboren. Op 19 juli 2013 zijn [appellant] en [vrouw 1] van elkaar gescheiden. Daarna is hij op 29 juli 2013 gehuwd met [vrouw 3]. Zowel het huwelijk van [appellant] met [vrouw 2] als met [vrouw 3] is ingeschreven in het bevolkingsregister van Aruba.
1.1.
Op 25 september 2015 heeft [appellant] de minister verzocht aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als verblijfsdoel gezinshereniging met zijn echtgenote [vrouw 3]. Dat verzoek is bij de beschikking van 11 maart 2016 afgewezen omdat uit een ambtsbericht van het Openbaar Ministerie volgt dat [appellant] voorkomt in het bestand van de Justitiële documentatie. Bij de beschikking van 19 juli 2019 heeft de minister de afwijzing gehandhaafd omdat is gebleken dat [appellant] in 1993 onder een valse naam met [vrouw 2] is gehuwd. Omdat onduidelijk is of [vrouw 2] en [appellant] inmiddels zijn gescheiden of dat dat huwelijk nietig is verklaard, kan aan [appellant] niet nogmaals een verblijfstitel worden verleend op basis van een huwelijk met [vrouw 3].
1.2.
Het Gerecht heeft [appellant] in de (tussen)uitspraak van 23 november 2020 in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat zijn huwelijk met [vrouw 2] niet rechtsgeldig is, dan wel ontbonden is voordat hij met [vrouw 3] huwde. In de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht overwogen dat uit de stukken die de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (hierna: DBSB) heeft overgelegd, kan worden afgeleid dat het huwelijk van [appellant] met [vrouw 2] nog bestaat en dat de huwelijksakte ingeschreven staat in de registers van de Dominicaanse Republiek. Ook het huwelijk met [vrouw 3] staat in die registers ingeschreven. Dit heeft tot gevolg dat [appellant] zich schuldig maakt aan bigamie, hetgeen ook in Aruba strafbaar is. Daarom heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] door zijn nog bestaande huwelijk met [vrouw 2] niet in aanmerking komt voor een verblijfstitel in het kader van gezinshereniging met [vrouw 3], aldus het Gerecht.
2. In hoger beroep betoogt [appellant] dat zijn huwelijk met [vrouw 3] rechtsgeldig is en dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan bigamie. Hij is immers van [vrouw 1] gescheiden voordat hij met [vrouw 3] huwde. Zijn huwelijk met [vrouw 2] moet als een nietig huwelijk worden beschouwd omdat dat huwelijk is gesloten met de niet bestaande persoon [valse naam].
2.1.
Het Hof acht voor de beoordeling van de geldigheid van het huwelijk met [vrouw 2] niet van doorslaggevend belang dat [appellant] onder een valse naam met [vrouw 2] is gehuwd. Zoals de gemachtigde van de minister ter zitting ook heeft toegelicht, gaat het om de persoon met wie [vrouw 2] op 2 januari 1993 is gehuwd en niet om de naam en geboortedatum die die persoon heeft gebruikt. [Appellant] erkent ook dat hij de persoon is met wie [vrouw 2] op 2 januari 1993 is gehuwd. Omdat er daarmee geen onduidelijkheid is over de persoon met wie [vrouw 2] is gehuwd, kan [appellant] niet gevolgd worden in zijn betoog dat dat huwelijk nietig is om de enkele reden dat hij een valse naam heeft gebruikt. Bovendien staat die stelling haaks op het feit dat het huwelijk tussen [valse naam] (lees: [appellant]) en [vrouw 2] in de Dominicaanse Republiek staat geregistreerd bij de zogeheten "Oficialía del Estado Civil de la Segunda Circunscripción del Distrito Nacional", aktenummer 21, bladnummer 21, huwelijksregisterboek no. 601 van het jaar 1993. Ook staat dit huwelijk bij de DBSB in Aruba geregistreerd. Gelet op het voorgaande heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat zijn huwelijk met [vrouw 2] niet rechtsgeldig is, of dat hij gescheiden is van [vrouw 2]. Derhalve heeft de minister bij de beoordeling van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf terecht betrokken dat hij nog steeds met [vrouw 2] gehuwd is. Het betoog slaagt niet.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022.