Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
V O N N I S
AUA2017H00156
AUA2017H00157
US discount ratevanaf de dag van opeisbaarheid;
US discount ratevanaf de dag van opeisbaarheid;
US discount ratevanaf de dag van opeisbaarheid;
liquidated damages);
US discount ratevanaf 1 juni 2012, onder compensatie van kosten en met uitvoerbaar verklaring bij voorraad. Het heeft in reconventie de vorderingen van Veolia afgewezen met veroordeling van Veolia in de kosten.
Interim Payment Certificat)IPC-18 ad US$ 559.673,11. Veolia heeft de regelmatigheid van de opschorting en beëindiging van de overeenkomst betwist met een beroep op een verrekenbare tegenvordering van US$ 1.245.004.09 in verband met de aanschaf van constructieve bouwmaterialen voor het mechanische installatiewerk. Zij heeft de materialen begin 2011 zelf aangeschaft omdat zij die ergens naar haar zeggen tegen gunstige voorwaarden kon aanschaffen. Op 1 augustus 2011 heeft zij met
Variation Order(VO)-010 de desbetreffende facturen aan Albo doorbelast. Zij heeft later die VO ingetrokken en vervangen door VO-084 van 27 april 2012 (productie 32.c) met het bedrag van haar tegenvordering van US$ 1.245.004.09. Bij brief van 1 mei 2012 (productie 32.b BW) heeft zij verklaard dat zij haar schuld uit hoofde van IPC-18 verrekent met haar vordering uit hoofde van VO-084.
incorporatedzijn en dus relevant voor de uitleg daarvan (rov. 4.12 eerste tussenvonnis) en voorts dat de offertes van [onderaannemer 1] en [onderaannemer 2] van de offertes van Albo deel uitmaken en dat in de offerte van [onderaannemer 1] staat:
No construction materials included, will be by others(rov. 2.22 tweede tussenvonnis).
in good faith” over deze kostenvoorstellen zouden onderhandelen “
to definitize the costs into fixed price lump sum as soon as practical after the proposals (Albo’s and thet subcontractor’s) are finalized.” Albo heeft gesteld dat Veolia pas begin 2011 – dus na het aangaan van de overeenkomst – ontwerptekeningen van de installatie gereed had en dat daarmee pas duidelijk werd welke materialen en hoeveelheden benodigd waren. Het Hof stelt vast dat Albo in elk geval een nieuwe offerte heeft uitgebracht onder verwijzing naar een aangepaste offerte van [onderaannemer 1] van 28 april 2011, waarin de materialen waar het hier om gaat wederom zijn uitgesloten. Veolia heeft deze offerte met VO-005 van 8 of 9 september 2011 (productie A-105) gaaf en onvoorwaardelijk aanvaard. Dit geeft steun aan het oordeel dat de offertes van belang zijn voor de uitleg van de overeenkomst. De stelling van Veolia dat er geen offerte van Albo van 28 april 2011 bestaat, doet (wat daarvan zij) daaraan niet af.
Responsability Matrixen de
Construction Contractor Scope of Work issued for Contract). Zo heeft Albo tegen de door Volia besproken versie van de
Responsability Matrixingebracht dat kolommen zijn weggelaten, verantwoordelijkheden zijn verschoven en opmerkingen zijn verwijderd. Zij concludeert aan de hand van een aangepaste versie dat uit dat stuk juist volgt dat niet zij maar Veolia de materialen moet aanschaffen en betalen. Verder heeft zij tegen de
Construction Contractor Scope of Work issued for Contract, van 18 oktober 2010 onweersproken ingebracht dat dit een generiek document is, dat niet is bedoeld om de verplichtingen van Albo specifiek vast te leggen. In het licht van deze gemotiveerde betwisting kan het bestaan van de door Veolia gestelde afspraak niet worden aangenomen. Veolia heeft op dit punt ook geen relevant en voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan. Hetzelfde geldt voor de gestelde erkenningen van Albo. Veolia’s uitleg van de daartoe ingeroepen bescheiden van haarzelf (notulen van een bouwvergadering) en Albo (brieven en gedingstukken) spreekt niet vanzelf en/of is uit de context gehaald, is gemotiveerd betwist en weegt los daarvan niet op tegen alles wat tegen de gestelde afspraak pleit.
refurbished) exemplaar. Deze is buiten de elektroruimte geïnstalleerd, opdat de nieuwe switchgear daar te zijner tijd direct in kon worden geïnstalleerd. De nieuwe switchgear is eerst na de beëindiging van de overeenkomst door Albo op Aruba aangekomen. Albo heeft betoogd dat installatie van de switchgear in de elektroruimte onderdeel was van het aan haar opgedragen werk, dat zij dus zonder de switchgear het werk niet voor de datum van opschorting, althans beëindiging van de overeenkomst had kunnen opleveren en dat zij daarom recht heeft op bouwtijdverlenging tot de datum van opschorting, althans beëindiging. Het Gerecht is Albo daarin gevolgd.
het gebouwopgeleverd had kunnen worden met een tijdelijke switchgear. Zij stelt dat zij Albo in een bouwvergadering van 14 december 2011 daarover heeft geïnformeerd. De tijdelijke switchgear is begin maart 2012 geïnstalleerd. De verlate aankomst van de definitieve switchgear heeft dus voor Albo geen vertraging opgeleverd, aldus Veolia.
clarification notesvan 10 december 2010 dat Albo op voorhand ermee bekend was en ermee heeft ingestemd dat zij lamineerwerk moest verrichten en (onder verwijzing naar een rapport van [deskundige 1]) dat het aantal uitgevoerde laminaties niet hoger is dan wat zij redelijkerwijs kon verwachten. Los daarvan verwijt zij Albo, onder verwijzing naar een
final alignementrapport van [onderaannemer 1] van 12 april 2012, “eigen schuld”, omdat uit dat rapport zou blijken dat het door Albo opgetrokken gebouw en de daarin geplaatste apparatuur afwijken van de oorspronkelijke bouwtekeningen en stelt zij dat Albo heeft geweigerd om [onderaannemer 1] bij de installatie actuele
as-builttekeningen te verschaffen. Laminaties die noodzakelijk zijn geworden als gevolg van fouten van Albo of [onderaannemer 1] kan Albo niet als
variationin rekening brengen, aldus Veolia.
clarification noteserop heeft gewezen dat het aantal te verrichten laminaties niet bekend was en later bepaald zou worden en toegevoegd aan de tekeningen:
final alignementrapport van [onderaannemer 1] van 12 april 2012 (productie V-77), dat – zoals Veolia stelt – het uiteindelijk opgetrokken gebouw in relevante mate afweek van het goedgekeurde civiele ontwerp. Albo stelt, onderbouwd met citaten uit dat rapport, dat daaruit juist het tegendeel blijkt. Bovendien heeft zij onder verwijzing naar een rapport van Royal Haskoning betoogd dat Veolia schuld treft van de laminaties. Veolia heeft het mechanisch ontwerp niet afgestemd op het civiele ontwerp. Dat heeft geresulteerd in een hoogteverschil tussen de installatie en het gebouw. Daarmee is bij de productie van het GRP-buizenstelsel geen rekening kunnen houden: de tekeningen op basis waarvan dat stelsel is geproduceerd, dateren van voor maart 2011, terwijl de tekeningen voor het gebouw eerst daarna (26 april 2011) zijn goedgekeurd; Veolia heeft de GRP-buizen dus op basis van een verkeerd referentieniveau laten produceren. Dat is er – aldus Albo – de oorzaak van dat (het merendeel van) de GRP-buizen te kort was en vrijwel elk verticaal buisdeel moest worden verlengd.
approximatelyUS$ 215.725 en daarbij opgemerkt dat naar besparingen op andere onderdelen van het werk kon worden gekeken. Op 27 oktober 2010 (productie V-34.f) heeft zij aan Albo bevestigd dat zij koos voor FRP in plaats van staal zonder dat Albo daar toen een meerprijs voor heeft opgegeven. Bij ondertekening van de overeenkomst op 17 november 2010 is de aanneemsom ongewijzigd gebleven. Albo heeft pas op 16 februari 2011 een prijsverschil van US$ 458.346,95 in rekening gebracht. Veolia concludeert dat zij geen rekening hoefde te houden met een prijsverschil, laat staan met het dubbele van de eerder genoemde prijs. Albo heeft daarmee ook niet voldaan aan haar verplichting om de meerkosten tijdig te claimen (artikel 20.1 FIDIC). Subsidiair bestrijdt Veolia de omvang van de gevorderde meerprijs stellende dat Albo geen inkoopfactuur heeft overgelegd en – onder verwijzing naar haar productie V-65.e – dat in 2010 de prijs voor FRP lager was dan die van staal.
Value Engineering) nog tegoed heeft, niet meer kan vorderen.
pipe racks) en ondersteuningen (
supports) waarop de buizen van de RO-installatie zijn gemonteerd. Het Gerecht heeft de vordering als onvoldoende toegelicht afgewezen (rov. 2.30 van het tweede tussenvonnis).
Employer’s Requirementsvan januari en maart 2011 uiteindelijk 86,8 ton heeft moeten leveren en (86,8 ton + 53,9 ton geleverd door Veolia zelf =) 140,7 ton heeft moeten installeren. Zij vordert (86,8 ton - 54,3 ton =) 32,5 ton x 6,38 p/kg voor de inkoop en 53,9 ton x US$ 3,63 p/kg voor de installatie van extra staal. Dat komt uit op US$ 403.007.
Employer’s Requirementsvan januari en maart 2011 niet weersproken. Haar stelling dat daarin geen sprake was van hier relevante wijzigingen is onvoldoende onderbouwd. De grief slaagt. De vordering zal - als verder niet betwist - tot het bedrag van US$ 403.007 worden toegewezen.
Final Account(producties A-39 en A-77) van US$ 11.666.271,65. Zij wijst daarbij erop dat Veolia zelf in haar
Employer’s Claimvan 7 februari 2013 (productie A-100) de waarde van het door haar (Albo) geleverde werk per 9 mei 2012 op US$ 11.967.000 heeft gewaardeerd.