ECLI:NL:OGHACMB:2022:286

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
CUR20000511 – CUR2020H00392
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tot vereenzelviging van rechtspersonen en ontbindingsvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar vorderingen tegen Dutch Market c.s. zijn afgewezen. [appellante] was als verkoopster in dienst bij Cheese-Stand (Airport) N.V., waarvan de arbeidsovereenkomst op 7 maart 2019 is ontbonden. Bij deze ontbinding is aan [appellante] een ontbindingsvergoeding van NAf 21.000,- bruto toegekend. Tevens is Cheese-Stand veroordeeld tot betaling van het salaris over de vakantiedagen in 2018. [geïntimeerde], de statutair directeur van Cheese-Stand, heeft na de ontbinding Dutch Market opgericht, wat [appellante] als een poging beschouwt om haar verhaal te bemoeilijken. In eerste aanleg heeft [appellante] gevorderd dat het Hof haar toestemming verleent om kosteloos te procederen en dat Dutch Market c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de ontbindingsvergoeding en het salaris over de vakantiedagen. Het Gerecht heeft deze vorderingen afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat Dutch Market c.s. misbruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen de rechtspersonen. Het Hof heeft in hoger beroep de overwegingen van het Gerecht bevestigd en geoordeeld dat er geen bewijs is dat [geïntimeerde] de volledige zeggenschap had over beide rechtspersonen. Het Hof verleent [appellante] toestemming om kosteloos te procederen, bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022
Registratienummer: CUR20000511 – CUR2020H00392
Uitspraak: 11 oktober 2022
VONNIS
In de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
tegen

1. de besloten vennootschap DUTCH MARKET B.V.,

gevestigd in Curaçao,

2. [GEÏNTIMEERDE],

wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagden,
thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman.
De partijen worden hierna [appellante], Dutch Market en [geïntimeerde] (gezamenlijk in enkelvoud Dutch Market c.s.) genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor het procesverloop in eerste aanleg wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen en op 26 oktober 2020 (aangevuld op 20 november 2020) uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht). Bij akte van hoger beroep, ingediend ter griffie bij e-mail van 7 december 2020 (en in hardcopy op 8 december 2020) is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 26 oktober 2020.
1.2
Op 15 januari 2021 heeft [appellante] een memorie van grieven met producties ingediend waarbij vier grieven zijn voorgedragen en toegelicht. [appellante] heeft in de memorie geconcludeerd dat het Hof bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis in eerste aanleg zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [appellante] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Dutch Market c.s. in de proceskosten.
1.3
Bij op 21 april 2021 via e-mail ingediende memorie van antwoord, (op 7 mei 2021 in hardcopy), heeft Dutch Market c.s. de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen en [appellante] zal veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
1.4
Op de nader voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen een pleitnota ingediend.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2 [
appellante] is als verkoopster in dienst geweest bij Cheese-Stand (Airport) N.V., Sky Delicatessen (hierna: Cheese-Stand). De arbeidsovereenkomst is per 7 maart 2019 ontbonden. In de beschikking van het Gerecht van 14 februari 2019 is aan [appellante] een ontbindingsvergoeding toegekend van NAf 21.000,- bruto. Daarnaast is Cheese-Stand onder meer veroordeeld tot betaling van het salaris over de vakantiedagen in het jaar 2018, verhoogd met de vertragingsrente van 10% en de wettelijke rente.
2.3 [
geïntimeerde] was statutair directeur van Cheese-Stand. Cheese-Stand verkocht delicatessen op airport Hato. Het betrof een familiebedrijf, waarbij [geïntimeerde] 25% van de aandelen bezat en haar ouders en broer respectievelijk 50% en 25%.
2.4
Op 7 maart 2017 is Dutch Market opgericht. [geïntimeerde] was tot 22 maart 2021 de statutair directeur. Thans is [naam directeur] statutair directeur. Zij bezit 25% van de aandelen. De overige 75% van de aandelen is in handen van twee andere aandeelhouders. Dutch Market is eveneens gevestigd op airport Hato. Dutch Market verkoopt naast delicatessen ook andere producten.
2.5
Namens Cheese-Stand is op 22 maart 2019 aan (de gemachtigde van) [appellante] bericht dat zij financieel niet in staat is om betalingen te doen. Bij executie van de beschikking van 14 februari 2019 is gebleken dat er geen verhaal mogelijk was op de bankrekening van Cheese-Stand. De bedrijfsauto van Cheese-Stand is bij de belastingdienst overgeschreven op naam van Dutch Market.

3.De beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft [appellante] gevorderd: i. haar toestemming te verlenen om kosteloos te procederen; ii. Dutch Market c.s., althans Dutch Market hoofdelijk te veroordelen om, binnen vijf (5) dagen na betekening van het te wijzen vonnis de bruto vergoeding van NAf 21.000,- aan [appellante] te voldoen; iii Dutch Market c.s., althans Dutch Market hoofdelijk te veroordelen om, binnen vijf (5) dagen na betekening van het te wijzen vonnis, het salaris van [appellante] over de vakantiedagen in haar 2018, verhoogd met vertragingsrente van 10% en de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen; iv Dutch Market c.s., althans Dutch Market, hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten. [appellante] heeft aan haar vorderingen vereenzelviging van de rechtspersonen Dutch Market en Cheese-Stand ten grondslag gelegd.
3.2
Het Gerecht heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en hiertoe onder meer het volgende overwogen:
“4.1 Door degen die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, kan misbruik worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen. In de regel wordt dit misbruik aangemerkt als onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die aan derden wordt toegebracht. Die plicht is er dan voor zowel de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersoon tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, als ook voor de rechtspersoon zelf. In sommige uitzonderlijke gevallen kan vereenzelviging van rechtspersonen de meest aangewezen vorm van redres zijn. Ook als sprake is van verzelviging, betekent dit nog niet dat de schade zonder meer gelijk is aan de oorspronkelijke vordering (vergelijk HR 13 oktober 2000, NJ 2000, 698).
4.2
Gelet op de het feit dat Dutch Market is opgericht op de dag van ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [appellante], is (minst genomen bij [appellante]) de indruk gewekt dat bewust is geprobeerd haar verhaal te bemoeilijk, zo niet onmogelijk te maken. Het is begrijpelijk dat dit voor [appellante] voelt als een tegen haar gerichte actie. Uit het verhandelde ter zitting is echter naar voren gekomen dat het oprichten van de nieuwe vennootschap noodzakelijk was om uit de financiële problemen van Cheese-Stand te raken. Met de oprichting van de nieuwe vennootschap is [geïntimeerde] (voor zover zij dat al had) bovendien haar overwegende zeggenschap kwijtgeraakt. Er zijn nieuwe investeerders aangetrokken die het, mede gezien de meerderheid van aandelen, voor het zeggen hebben in Dutch Market. Onbetwist is gesteld dat Cheese-Stand onvoldoende middelen had om de vorderingen van [appellante] te voldoen. Dit betekent dat het verhaal van [appellante] in zoverre niet extra is bemoeilijk door de oprichting van de nieuwe vennootschap. Immers, ook als Dutch Market niet was opgericht, had [appellante] vermoedelijk haar vorderingen niet betaald gekregen.
4.3
Het voorgaande betekent dat niet is komen vast te staan dat Dutch Market c.s. misbruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen de twee rechtspersonen. [geïntimeerde] had al niet de overwegende zeggenschap in Cheese-Stand, maar heeft dit in ieder geval niet in Dutch Market en ook in het geval Dutch Market niet was opgericht had [appellante] moeilijk verhaal kunnen halen. Er is dus geen sprake van onrechtmatig handelen aan de zijde van Dutch Market c.s., reden waarom de vorderingen van [appellante] worden afgewezen. De overige verweren hebben geen bespreking meer nodig.”
3.3 [
appellante] heeft bij pleidooi toestemming verzocht om in hoger beroep kosteloos te procederen. Nu genoegzaam is gebleken van het onvermogen van [appellante] om de proceskosten te dragen zal haar die toestemming worden verleend.
3.4
Het Hof sluit zich aan bij de overwegingen en beslissingen van het Gerecht en maakt deze tot de zijne. Het Hof voegt hier het volgende aan toe. Ook in hoger beroep is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] de volledige of overheersende zeggenschap had over Cheese-Stand en Dutch Market. Tegenover de stellingen van Dutch Market en als vaststaand aangenomen feiten dat i) [geïntimeerde] samen met haar moeder was aangesteld als bestuurder van Cheese-Stand en feitelijk leiding gaf aan de werknemers, ii) [geïntimeerde] slechts 25% van de aandelen in Cheese-Stand hield tegenover 50% en 25% van respectievelijk haar ouders en broer, iii) [geïntimeerde] 25 % van de aandelen in Dutch Market heeft en iv) [geïntimeerde] sinds 22 maart 2021 bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van Cheese-Stand door de andere twee aandeelhouders is ontslagen als statutair directeur van Dutch Market, heeft [appellante] niet voldoende ingebracht om wel volledige zeggenschap aan te nemen. Dat [geïntimeerde] de onderhandelingen met Curaçao Airport Partners heeft gevoerd voor de oprichting van Dutch Market leidt, in het licht van het voorgaande, niet tot de conclusie dat zij de volledige of overheersende zeggenschap had over Cheese-Stand en Dutch Market. Voorts geldt dat zelfs indien [geïntimeerde] wel de volledige zeggenschap had, dit enkele feit onvoldoende is om vereenzelviging aan te nemen. Ook in hoger beroep zijn geen aanvullende feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die moeten leiden tot de conclusie dat Dutch Market c.s. misbruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen de twee rechtspersonen. De door [appellante] opgeworpen mogelijkheid dat sprake was van onttrekking van gelden uit Cheese-stand heeft zij niet nader onderbouwd. Dutch Market c.s. heeft genoegzaam onderbouwd dat Cheese-Stand in financiële problemen verkeerde. Dat Cheese-Stand omzet draaide en vermogen bezat duidt niet zonder meer op het tegendeel. [appellante] heeft ten slotte niet betwist dat het een keuze van de investeerders zelf is geweest om niet meer in Cheese-Stand te investeren maar een nieuwe vennootschap op te richten met een nieuw concept en deels vergelijkbare verkoopactiviteiten.
3.4 [
appellante] heeft geen bewijs aangeboden van voldoende gemotiveerde stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Aan haar bewijsaanbod wordt daarom voorbijgegaan.
3.5
Het bestreden vonnis zal worden bevestigd. [appellante] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
Verleent [appellante] toestemming om kosteloos te procederen;
bevestigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van Dutch Market c.s. gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op NAf 353,73 aan verschotten en NAf 4.500,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en S. Verheijen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curacao uitgesproken op 11 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.