ECLI:NL:OGHACMB:2022:285

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
CUR2019H00241 - CUR2021H00326
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opheffing beslag en toereikende volmacht met dwangsom

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap [appellante] tegen de vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft de opheffing van conservatoir en executoriaal beslag dat door [appellante] was gelegd op een onroerende zaak, en de vraag of [appellante] een toereikende volmacht had verstrekt aan de notaris om deze beslagen op te heffen. De procedure begon met een vonnis van 9 augustus 2021, waarin het Gerecht [appellante] veroordeelde om binnen een week een onherroepelijke volmacht aan de notaris te verstrekken. [appellante] ging in hoger beroep, maar het Hof oordeelde dat zij niet tijdig aan deze verplichting had voldaan. De beslagen werden opgeheven, en het Hof bevestigde de eerdere vonnissen, waarbij [appellante] werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte volmachtverlening in juridische procedures.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022
Registratienummers: CUR202102008 – CUR2019H00241
CUR202102484 - CUR2021H00326
Uitspraak: 13 september 2022
VONNIS IN KORT GEDING
in de gevoegde zaken van:
CUR2019H00241:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Nederlands recht
,
[APPELLANTE].,
gevestigd in Venray (Nederland),
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante,
gemachtigde: mr. E. Kleist,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Venray (Nederland),
oorspronkelijk eiser,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.M. Douwes,
en
CUR2021H00326
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Nederlands recht
,
[APPELLANTE].,
gevestigd in Venray (Nederland),
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. E. Kleist,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Venray (Nederland),
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.M. Douwes.
Partijen worden hierna aangeduid als [appellante]. en [geïntimeerde].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht, wordt verwezen naar de in kort geding gewezen vonnissen van 9 augustus 2021 (CUR202102008) en 7 oktober 2021 (CUR202102484). De inhoud van deze vonnissen geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
appellante]. is bij akte van hoger beroep op 30 augustus 2021 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 9 augustus 2021. In een op 20 september 2021 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft zij zes grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan [appellante]. van al hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 augustus 2021, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding in beide instanties.
1.3. [
appellante]. is bij akte van hoger beroep op 27 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 7 oktober 2021. In een op 17 november 2021 ingekomen memorie van grieven met producties heeft zij negen grieven voorgedragen en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het dictum sub 5.1, 5.2 en 5.3 van het bestreden vonnis zal vernietigen, de vorderingen van [appellante]. in conventie alsnog zal toewijzen, de vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie zal afwijzen, [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan [appellante]. van al hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 augustus 2021, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding in beide instanties.
1.4. [
geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord met producties beide appels van [appellante]. bestreden en geconcludeerd dat het Hof de bestreden vonnissen zal bevestigen zo nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden.
1.5.
Op de voor schriftelijk pleidooi bepaalde dag, hebben de gemachtigden van partijen in beide appels pleitaantekeningen met producties overgelegd.
1.6.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1 [
geïntimeerde] en [naam 1] (hierna: [naam 1]) zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2 [
naam 1] is (enig) aandeelhoudster en bestuurster van [appellante].
2.3 [
geïntimeerde] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen te [adres zaak] (hierna: [adres zaak]). Op 16 augustus 2013 heeft [naam 1] ten laste van [geïntimeerde] conservatoir verhaalsbeslag gelegd op [adres zaak]. Op 27 juli 2021 is dit beslag door [naam 1] doorgehaald.
2.4
Op 20 juli 2016 heeft [appellante]. ten laste van [geïntimeerde] conservatoir verhaalsbeslag gelegd op [adres zaak] voor een vordering begroot op € 6.600.000,-.
2.5
Bij vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2021 (ECLI:NL:RBOBR:2021:1318) is [geïntimeerde] onder meer veroordeeld om aan [appellante]. € 5.680.552,02 te betalen. Die veroordeling is tot een bedrag van € 1.000.000,- uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.6
Van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde deel van de veroordeling heeft [appellante]. tot dusver € 134.284,13 op [geïntimeerde] verhaald. Per 26 juli 2021 resteert uitvoerbaar bij voorraad te betalen € 896.192,82.
2.7
Op 28 mei 2021 sloten [geïntimeerde] als verkoper en [naam 2] (hierna: [naam 2]) als koper een koopovereenkomst ten aanzien van [adres zaak]. De koopsom bedraagt € 1.300.000,-, inclusief € 100.000,- voor roerende zaken.
2.8
Op 14 juli 2021 heeft [appellante]. uit kracht van het vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant ten laste van [geïntimeerde] executoriaal beslag gelegd onder [naam 2] voor een bedrag van (na correctie op 19 juli 2021) € 870.000,-. Op diezelfde datum heeft [appellante]. uit kracht van datzelfde vonnis executoriaal beslag doen leggen op [adres zaak] met aanzegging dat bij uitblijven van betaling tot executoriale verkoop zal worden overgegaan.
2.9
Op 30 juli 2021 stond de levering van [adres zaak] aan [naam 2] gepland. De leveringsdatum is een maand aangehouden.
2.1
Het bestreden vonnis van 9 augustus 2021 is bij exploot van 10 augustus 2021 aan [appellante]. betekend met aanzegging om binnen een week na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de notaris een onherroepelijke volmacht aan hem te verstrekken.
2.11
Op 10 augustus 2021 heeft de notaris aan [appellante]. een volmacht ter ondertekening toegezonden. Tussen de advocaten van [appellante]. en [geïntimeerde] heeft e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen 10 augustus 2021 en 16 augustus 2021 over de tekst van de volmacht.
2.12
Bij e-mail van 12 augustus 2021 bericht de Nederlandse advocaat van [appellante]., mr. Bill, de notaris dat de door hem op 10 augustus 2021 verzonden volmacht niet voldoet omdat daarin maar een van de twee voorwaarden wordt genoemd.
2.13
Bij e-mail van 12 augustus 2021 bericht de advocaat van [geïntimeerde], mr. Backx, mr. Bill onder meer dat de notaris niet bereid is om een escrowrekening aan te houden ten behoeve van partijen en dat dit betekent dat op grond van het vonnis partijen gezamenlijk een derde moeten aanwijzen. Mr. Backx doet het voorstel om een aantal professionele partijen in Nederland te benaderen met het verzoek of zij bereid zijn een escrowrekening aan te houden en een offerte op te vragen. Hij geeft verder aan graag te horen of de cliënte van mr. Bill een professionele partij weet en dat het ook zou kunnen via de stichting derdengelden van zijn kantoor, Banning. In dat geval is hij bereid een depotovereenkomst op te stellen.
2.14
Bij e-mail van 13 augustus 2021 bericht mr. Bill mr Backx dat met betrekking tot de door hem voorgestelde optie hij heeft verzocht een escrowovereenkomst toe te zenden. Hij geeft aan het kantoor Banning al meer dan 35 jaar te kennen en gaat ervan uit dat het een solide optie is.
2.15
Bij e-mail van 13 augustus 2021 heeft een andere Nederlandse advocaat van [geïntimeerde], mr. M.W. Steenpoorte, een concept depotovereenkomst naar mr. J.F. Bill gestuurd waarbij is opgenomen dat de Stichting Beheer Derdengelden van Banning (het kantoor van mr. Steenpoorte) het bedrag van € 403.807,28 in depot zal houden ten behoeve van [geïntimeerde] en [appellante]. Nadat de advocaat van [appellante]. mr. Steenpoorte heeft bericht dat het concept niet voldoet aan het vonnis van 9 augustus 2021 en heeft voorgesteld dat [geïntimeerde] vervangende zekerheid stelt heeft mr. Steenpoorte op 29 augustus 2021 een tweede concept gestuurd. Mr. Bill heeft bij e-mail van 2 september 2021 laten weten dat ook het tweede concept niet voldoet.
2.16
Op 17 augustus 2021 om 16.37 uur stuurde de notaris wederom een volmacht naar [appellante]. ter ondertekening. De tekst van deze volmacht luidt, voor zover relevant als volgt:
“VOLMACHT
TOT HET DOEN VAN DE VERKLARING DAT HET BESLAG WAARDELOOS IS
DE ONDERGETEKENDE:
(…) [APPELLANTE]. (…)
VERLEENT HIERBIJ VOLMACHT AAN:
Ieder van de medewerkers verbonden aan het kantoor van mr. Myron F. Hu-A-Ng, notaris ter standplaats Curaçao, of diens opvolger of waarnemer, zowel tezamen als ieder van hen afzonderlijk, om namens [APPELLANTE]. te verklaren dat:
1. het conservatoir beslag, gelegd ten verzoeke van [APPELLANTE]. en ten laste van de heer (…) [GEÏNTIMEERDE], op:
A. een perceel grond (…) te “[naam 3]” (….) met het daarop gebouwde plaatselijk bekend als [adres zaak] (…)
B. (…)
2. Het executoriaal beslag, gelegd ten verzoeke van [APPELLANTE]. en ten laste van de heer (…) [GEÏNTIMEERDE], op:
A. een perceel grond (…) te “[naam 3]” (….) met het daarop gebouwde plaatselijk bekend als [adres zaak] (…)
B. (…)
3. Het executoriaal beslag, gelegd ten verzoeke van [APPELLANTE]. en te laste van de heer (…) onder de heer (…) [NAAM 2] voor een bedrag groot € 870.000,00
waardeloos zijn, en
Om de betreffende verklaring van waardeloosheid op te maken en voor zover nodig ter inschrijving aan te bieden en de Hypotheekbewaarder te machtigden de voormelde inschrijvingen door te halen/op te heffen.
Van de onderhavige volmacht zal uitsluitend gebruik worden gemaakt indien en nadat de aflossing van het bedrag groot € 896.192,82 en storting van € 403.807,18 op een door partijen aan te wijzen derde te houden (escrow)rekening ten behoeve van (…) [GEÏNTIMEERDE] en (…) [APPELLANTE]., conform vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curacao, met zaaknummer CUR202102008, vonnis datum 9 augustus 2021, heeft plaatsgevonden.
2.17
Bij e-mail van 20 augustus 2021 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] aan [appellante]. bericht dat als zij weigerachtig blijft een door de notaris als juist bestempelde volmacht te tekenen en niet akkoord gaat met de depotovereenkomst, zij de door het Gerecht opgelegde dwangsommen zal gaan verbeuren.
2.18
Bij mail van 23 augustus 2021 bericht de Nederlandse gemachtigde van [appellante]. de notaris onder meer dat partijen over de escrowovereenkomst nog geen overeenstemming hebben en dat een derde nog niet is aangewezen. Hij zal de notaris een vereenvoudigde volmacht toesturen zodra de escrowovereenkomst is getekend.
2.19 [
appellante]. heeft op 23 augustus 2021 een volmacht naar de notaris verstuurd met voor zover relevant de volgende inhoud:

Van de onderhavige volmacht zal uitsluitend gebruik worden gemaakt:
A.
Indien en nadat de aflossing van het bedrag groot € 896.192,82 aan [appellante]. conform vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, met zaaknummer CUR 202102008, vonnisdatum 9 augustus 2021, heeft plaatsgevonden;
En voorts cumulatief:
Indien en nadat op een escrowrekening bij een door partijen aangewezen derde een bedrag ad € 403.807,18 is gestort, waarop de escrowovereenkomst tussen een door partijen aangewezen derde, [geïntimeerde] en [appellante]. van toepassing is en die door partijen zal zijn getekend en aan deze volmacht wordt gehecht.
(…)
Zowel [appellante]. als[geïntimeerde] zullen aan de instrumerend notaris, (…) ieder afzonderlijk schriftelijk berichten indien en zodra de storting van het sub B bedoelde bedrag ad € 403.807,18 op de escrowrekening bij de sub B bedoelde derde heeft plaatsgevonden en zij daarvan schriftelijk bewijs van de sub B bedoelde derde hebben ontvangen.
[appellante]. separate post aan (…). notaris (….) doen weten naar welk bankrekeningnummer dit bedrag ad € 896.192,82 ten gunste van [appellante]. dient te worden overgemaakt. [appellante]. zal de ontvangst van de betaling binnen 24 uur op werkdagen schriftelijk bevestigen. Overboeking naar een (kwaliteits-)rekening van de notaris geldt niet als een betaling door (…) [geïntimeerde] aan [appellante]. (….)
Deze volmacht vervalt van rechtswege op 9 september 2021 om 14:00 indien de hierboven sub A bedoelde betaling (…) en/of de hierboven sub B omschreven betaling (…) op bedoelde escrowrekening alsdan niet overeenkomstig het bepaalde in deze volmacht heeft c.q. hebben plaatsgevonden (….)”
2.20 [
appellante]. heeft de door de notaris op 17 augustus 2021 toegestuurde volmacht niet ondertekend. De notaris heeft [appellante]. bericht dat de door haar toegestuurde volmacht niet deugdelijk is.
2.21 [
naam 2] heeft aan de heer [naam 4] het half onverdeeld aandeel in [adres zaak] verkocht hetgeen door [geïntimeerde] is bekrachtigd. Op 29 oktober 2021 heeft de levering door [geïntimeerde] aan [naam 2] en [naam 4] voormeld aan ieder de helft onverdeeld aandeel van [adres zaak] plaatsgevonden.
2.22
De notaris heeft op 4 november 2021 het bedrag van € 896.192,82 aan [appellante]. betaald. Na bevestiging door [appellante]. van ontvangst van voormeld bedrag is het restant van de koopsom ad € 403.699,19 op 5 november overgeboekt naar de derdengeldenrekening van het kantoor Banning in Nederland. Mr. Steenpoorte heeft bij e-mail van 9 november 2021 aan mr. Bill de getekende depotovereenkomst toegestuurd en de ontvangst bevestigd van laatstgenoemd bedrag.
2.23
De beslagen zijn opgeheven.

3.De beoordeling

3.1
In de zaak die leidde tot het bestreden vonnis van 9 augustus 2021 betrof het de vordering van [geïntimeerde] tot opheffing van de door [appellante]. op 20 juli 2016 en 14 juli 2021 gelegde beslagen op [adres zaak].
3.2
Bij het bestreden vonnis van 9 augustus 2021 heeft het Gerecht als volgt beslist:
“5.4 veroordeelt [appellante]. om binnen een week na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de notaris een onherroepelijke volmacht aan de notaris te verstrekken tot opheffing en doorhaling van de op verzoek van [appellante]. gelegde beslagen op [adres zaak] tegen en op voorwaarde van betaling aan [appellante]. van € 896.192,82 en tegen en op voorwaarde van storting van € 403.807,18 op en door de notaris of -indien de notaris daartoe niet bereid is- een door partijen aan te wijzen derde te houden (escrow)rekening ten behoeve van [geïntimeerde] en [appellante]., zulks op straffe van een na betekening van dit vonnis te verbeuren dwangsom van NAf 5.000,= voor ieder dag dat [appellante]. in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van NAf 500.000,=;
5.5
heft op het door [appellante]. op 14 juli onder [naam 2] gelegde executoriaal derdenbeslag tegen en op voorwaarde van betaling aan [appellante]. van het hiervoor onder 5.4 bedoelde bedrag van € 896.192,82;
5.6
veroordeelt [appellante]. in de kosten van dit geding aan de zijde van [geïntimeerde] gerezen, (…)
5.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst af het meer of anders gevorderde;”.
3.3
Over het hiertegen gerichte beroep oordeelt het Hof als volgt. [adres zaak] is inmiddels aan [naam 2] en [naam 4] geleverd, een deel van de koopsom te weten € 896.192,82 is aan [appellante]. betaald en het resterend deel van € 403.807,18 is op de depotrekening van advocatenkantoor Banning in Nederland gestort. De beslagen zijn opgeheven. Bij deze stand van zaken lijkt [appellante]. geen materieel belang te hebben bij het hoger beroep tegen vonnis van 9 augustus 2021. Bij pleidooi geeft zij aan dat haar belang nog enkel is gelegen in het veroordelen van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, alsmede het veroordelen van [geïntimeerde] tot terugbetaling aan [appellante]. van al hetgeen zij ter uitvoering van dat vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan. Het Hof acht de kostenveroordeling in eerste aanleg van onvoldoende belang voor het hoger beroep (artikel 281b Rv). In hetgeen [appellante]. heeft aangevoerd ziet het Hof geen aanleiding hierover anders te oordelen. Ook de vordering tot terugbetaling van al hetgeen [appellante]. ter uitvoering van het vonnis heeft voldaan heeft betrekking op de proceskosten en vormt dus geen voldoende belang voor het hoger beroep. Het Hof zal het hoger beroep tegen het vonnis van 9 augustus 2021 verwerpen en [appellante]. veroordelen in de proceskosten.
3.4
In de zaak die leidde tot het bestreden vonnis van 7 oktober 2021 betrof het in conventie de vorderingen van [appellante]. om:
I. Primair de bepaling met betrekking tot de dwangsom in het dictum van het vonnis van 9 augustus 2021 op te heffen, subsidiair de looptijd op te schorten en de ingangsdatum aan te passen;
II. Subsidiair: [geïntimeerde] op straffe van een dwangsom te verbieden tot inning van dwangsommen op grond van het vonnis van 9 augustus 2021 over te gaan;
III. [naam 2] te bevelen om binnen vier werkdagen na betekening van het vonnis de verklaring van derdenbeslagene op de juiste wijze in te vullen;
IV. [naam 2] te veroordelen om krachtens het executoriaal beslag van 14 juli 2021 aan de deurwaarder te voldoen de bedragen die hij aan [geïntimeerde] ten tijde van de beslaglegging op 14 juli 2021 verschuldigd was;
V. [naam 2] en [geïntimeerde] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten;
VI. [naam 2] te veroordelen tot afgifte van een aantal in het bestreden vonnis van 7 oktober 2021 nader aangeduide stukken;
VII. [geïntimeerde] te veroordelen om te gehengen en gedogen dat [naam 2] de afgifte van de door [appellante]. verzochte stukken tijdig en algeheel uit te voeren;
VIII. [geïntimeerde] te veroordelen om stukken over te leggen waaruit blijkt over welke maanden [naam 2] de huurpenningen voor [adres zaak] aan [geïntimeerde] heeft voldaan, welke nadere afspraken [naam 2] en [geïntimeerde] ter zake van de koop, verkoop en levering van [adres zaak] hebben gemaakt en stukken waaruit blijkt welke afspraken [naam 2] en [geïntimeerde] ter zake van de huur/verhuur van [adres zaak] met elkaar hebben gemaakt.
In reconventie betrof het de vordering van [geïntimeerde] -kort weergegeven- en voor zover van belang :
dat het vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [appellante]. c.q. dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [appellante]. tot:
a. Het verstrekken van een onherroepelijke volmacht aan de notaris overeenkomstig de door de notaris op 17 augustus 2021 toegezonden volmacht ter opheffing en doorhaling van alle door [appellante]. op de woning te [adres zaak] gelegde beslagen;
b. Ondertekening van de op 29 augustus 2021 aan [appellante]. toegezonden depotovereenkomst ter uitvoering van de (escrow) regeling zoals door het Gerecht bij kort gedingvonnis van 9 augustus 2021 is bepaald;
3.5
Bij het bestreden vonnis van 7 oktober 2021 heeft het Gerecht de vorderingen van [appellante]. in conventie afgewezen en de vordering van [geïntimeerde] in reconventie toegewezen.
3.6 [
appellante]. heeft in de akte van appel tegen het vonnis van 7 oktober 2021, gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerde] en [naam 2] als gedaagden, [naam 2] niet als geïntimeerde genoemd. In rechtsoverweging 4.2 van het bestreden vonnis heeft het Gerecht overwogen dat het spoedeisend belang van [appellante]. bij haar vorderingen IV en VI tot en met VIII (zie onder 3.1 van dit vonnis) is gesteld noch gebleken en dat deze vorderingen worden afgewezen. Grief VIII van de memorie van grieven van [appellante]. is gericht tegen voormelde rechtsoverweging 4.2 van het bestreden vonnis voor zover deze betrekking heeft op haar vordering onder VIII tegen [geïntimeerde] (zie onder 3.4). [appellante]. heeft geen grieven gericht tegen de afwijzing van de vorderingen IV, VI en VII die zijn gericht tegen [naam 2]. Ook uit de toelichting op de grieven blijkt niet dat [appellante]. heeft beoogd (de vorderingen tegen) [naam 2] in het hoger beroep te betrekken. Het Hof leidt uit de akte van appel en de memorie van grieven, in hun geheel gelezen en in samenhang beschouwd, af dat [appellante]. de omvang van het hoger beroep in conventie heeft willen beperken tot de afwijzing van de vorderingen tegen [geïntimeerde]. De akte van appel en de memorie van grieven zijn ook niet aan [naam 2] betekend. [appellante]. heeft niet daarover geklaagd. Zij heeft een pleitnota ingediend waarin [naam 2] niet als geïntimeerde wordt genoemd.
3.7
Met grief I betoogt [appellante]. dat de vaststelling van de feiten onvolledig is geweest. De grief wordt verworpen omdat [appellante]. nalaat concreet genoeg aan te geven welke feiten volgens haar ontbreken en waarom die van belang zijn voor een ander oordeel over de vorderingen. De enkele verwijzing naar randnummers in verzoekschrift, pleitnota en nadere producties is niet voldoende.
3.8
De grieven II tot en met V richten zich tegen de rechtsoverwegingen 4.4, 4.5, 4.6 en 4.11 van het bestreden vonnis, welke betrekking hebben op -samengevat- de uitleg van de veroordeling in het vonnis van 9 augustus 2021 en waarin wordt overwogen dat [appellante]. geen onherroepelijke volmacht heeft afgegeven en niet vrijwillig daartoe en tot het tekenen van de depotovereenkomst zal overgaan zodat zij dwangsommen heeft verbeurd. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.9
De vraag of in een bepaald geval dwangsommen zijn verbeurd, moet worden beantwoord door wat ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
3.1
Blijkens rechtsoverweging 4.12 van het vonnis van 9 augustus 2021 strekken de beslissingen van dat vonnis ertoe de overdracht van [adres zaak] aan [naam 2] mogelijk te maken, waarbij de koopsom deels ten goede komt aan [appellante]. en voor het overige als zekerheid dient voor hetgeen zij van [geïntimeerde] te vorderen heeft. Uitgangspunt was dus dat de levering aan [naam 2] mogelijk gemaakt moest worden. Hiertoe was nodig dat de beslagen werden opgeheven zodat de woning vrij van beslagen kon worden geleverd. Om opheffing van de beslagen te realiseren was een naar het oordeel van de notaris geldige volmacht vereist die binnen een week na verzoek van de notaris door [appellante]. moest worden verstrekt. Het Gerecht heeft verder bij de veroordeling rekening gehouden met de belangen van [appellante]. door te bepalen dat de beslagen zouden worden doorgehaald tegen en op voorwaarde van betaling aan [appellante]. van € 896.192,82 en tegen en op voorwaarde van storting van € 403.807,18 op een door de notaris of -indien de notaris daartoe niet bereid is- een door partijen aan te wijzen derde te houden depotrekening ten behoeve van [geïntimeerde] en [appellante].
3.11
De notaris heeft op 10 augustus 2021 een volmacht aan [appellante]. doen toekomen. Na e-mailwisseling over deze volmacht tussen de advocaten van [geïntimeerde] en [appellante]. en de advocaten van [geïntimeerde] en de notaris (zie onder 2.12 tot en met 2.15) heeft de notaris vervolgens op 17 augustus 2021 een aangepaste volmacht naar [appellante]. gestuurd. [appellante]. heeft niet bestreden dat zij deze volmacht heeft ontvangen. Het Hof gaat dus ervan uit dat op 17 augustus 2021 sprake was van de ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de notaris als bedoeld in het vonnis van 9 augustus 2021. De tekst van de volmacht van de notaris is hiervoor weergegeven onder 2.16.
3.12 [
appellante]. stelt dat de volmacht van de notaris niet voldeed aan rechtsoverweging 5.4 van het vonnis van 9 augustus 2021 en dat zij tijdig, te weten op 23 augustus 2021 een door haar opgestelde volmacht die wel voldeed naar de notaris heeft gestuurd. Voor de door haar geuite bezwaren tegen de volmacht van de notaris verwijst [appellante]. naar producties 25 en 28 bij memorie van grieven tegen het vonnis van 7 oktober 2021 (zie onder 2.18). Bedoelde producties betreffen e-mails van 23 en 24 augustus 2021 van mr. Bill aan de notaris. In die e-mails bericht [appellante]. dat partijen over de depotovereenkomst nog geen overeenstemming hebben bereikt en dat zij daarom nog niet in staat is een nieuwe (vereenvoudigde) volmacht over te leggen. Ook wordt gesteld dat de volmacht van de notaris vaag is en onduidelijk omtrent de inrichting en uitvoering van de depotovereenkomst en dat er nog geen concept-depotovereenkomst van Banning is ontvangen. De notaris heeft na de opmerkingen van de advocaten van [geïntimeerde] en [appellante]. de volmacht in die zin aangepast dat daarin beide beslagen staan vermeld alsook de door het Gerecht gestelde voorwaarden, door op te nemen dat van de volmacht uitsluitend gebruik zal worden gemaakt indien aan die voorwaarden is voldaan. De door de notaris op 17 augustus 2021 aan [appellante]. toegestuurde volmacht was aldus in overeenstemming met het vonnis van 9 augustus 2021. Niet in geschil is dat [appellante]. deze volmacht niet ondertekend aan de notaris heeft geretourneerd.
3.13
De door [appellante]. in plaats daarvan op 23 augustus 2021 naar de notaris toegestuurde door haarzelf opgestelde volmacht voldoet niet aan het vonnis van 8 augustus 2021. Met voorgaande uitleg van de veroordeling in dat vonnis strookt voorshands oordelend niet het standpunt van [appellante]. dat het verstrekken van de volmacht, behalve van overeenstemming over de depothouder ook afhankelijk is van overeenstemming over de inhoud van de depotovereenkomst. Evenmin strookt met de uitleg van de veroordeling dat in de volmacht een vervaltermijn wordt opgenomen.
3.14
Gelet op het overwogene onder 3.12 en 3.13 is aannemelijk dat [appellante]. niet uiterlijk binnen een week, op 24 augustus 2021, na verzoek van de notaris een door de notaris goedgekeurde onherroepelijke volmacht heeft verstrekt.
3.15
Dat tussen partijen overeenstemming bestond over de depothouder blijkt voorshands voldoende uit de e-mailwisseling zoals weergegeven onder 2.13 en 2.14. Bij gebreke van concrete aanpassingen en voorstellen tot wijziging van de door Banning opgestelde depotovereenkomst zoals blijkt uit de door [geïntimeerde] als productie 9 bij memorie van antwoord in de zaak CUR2021H00326 overgelegde e-mails van 29 augustus en 3 september 2021 van mr. Steenpoorte, waarin uitdrukkelijk wordt verzocht om concreet aan te geven wat haar bezwaren tegen de concept-depotovereenkomst zijn, is ook in hoger beroep voldoende aannemelijk dat [appellante]. weigerde deze overeenkomst te tekenen, zodat terecht door het Gerecht is bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de op 29 augustus 2021 aan [appellante] toegezonden depotovereenkomst ter uitvoering van de depotregeling zoals bij het vonnis van 9 augustus 2021 bepaald. De grieven II tot en met V falen.
3.16
Grief VI heeft betrekking op de toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] op grond van de artikelen 3:300 e.v. BW. Dit artikel bepaalt dat als iemand jegens een ander gehouden is een rechtshandeling te verrichten, de rechter, tenzij de aard van de rechtshandeling zich hiertegen verzet, op vordering van de gerechtigde kan bepalen dat zijn uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is. De grief, waarmee [appellante]. betoogt dat een dergelijke vordering in kort geding niet toewijsbaar is, faalt. De aard van de procedure verzet zich niet tegen de toewijzing van een dergelijke vordering bij wijze van voorlopige voorziening. Het Gerecht heeft het gelet op het voorgaande terecht aannemelijk geacht dat [appellante]. niet vrijwillig uitvoering zou geven aan het vonnis van 9 augustus 2021. Verder verzet ook de aard van de rechtshandeling zich tegen niet toewijzing.
3.17
Grief VII faalt omdat [appellante]. onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat zij precies met die grief beoogt.
3.18
Met grief VIII komt [appellante]. op tegen rechtsoverweging 4.2 van het vonnis van 7 oktober 2021 waar het Gerecht heeft overwogen dat zij bij de vorderingen onder VIII (zie onder 3.4) geen spoedeisend belang heeft, op grond waarvan het deze vorderingen heeft afgewezen. Voor zover de grief is gericht tegen de afwijzing van het gevorderde onder VIII geldt dat [appellante]. bij de bespreking daarvan geen belang meer heeft nu de levering en de betaling van de koopsom inmiddels hebben plaatsgevonden.
3.19
In de toelichting op Grief VIII stelt [appellante]. dat [geïntimeerde] misbruik van recht maakt door aanspraak te maken op dwangsommen, nu de financiering van de aankoop van [adres zaak] op de vastgestelde en uitgestelde leveringsdata en zelfs niet op de uiteindelijke leveringsdatum van 29 oktober 2021 niet rond was, zodat [geïntimeerde] ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op ondertekening van de volmacht van 17 augustus 2021. Dat de levering op de vastgestelde data telkens werd uitgesteld omdat de financiering van de koop niet rond was, is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het niet tijdig verstrekken van de volmacht onvoldoende aannemelijk. Op grond daarvan lijkt de oorzaak van de vertraging er eerder in gelegen te hebben dat [appellante]. naliet om een volmacht naar de notaris te sturen. Nadat het vonnis van 7 oktober 2021 is gewezen, is vrij snel [adres zaak] alsnog geleverd.
3.2
Grief IX, die betrekking heeft op de proceskostenveroordeling faalt gelet op het voorgaande.
3.21
Het hoger beroep faalt. De bestreden vonnissen worden bevestigd. Ten aanzien van het vonnis van 7 oktober 2021 geldt dat de hoogte van de verbeurde dwangsommen zal worden aangepast in die zin dat de ingangsdatum wordt gesteld op 25 augustus 2021 en de einddatum op 7 oktober 2021, de datum van het vonnis, derhalve totaal NAf 175.000,-. [appellante]. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het Hof:
CUR2019H00241:
bevestigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante]. in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op NAf 354,73 aan verschotten en NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
CUR2021H00326
in conventie en in reconventie:
bevestigt het bestreden vonnis met dien verstande dat (met vernietiging van het dictum onder 5.2) [appellante]. wordt veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van het bedrag van NAf 175.000,- aan verbeurde dwangsommen;
veroordeelt [appellante]. in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op NAf 354,73 aan verschotten en NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curacao uitgesproken op 13 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.